LeoVdlr^ LA.il
zinnen in 23 woningen. In dit laatste geval
moet wel worden bedacht dat hierbij ook het
Stadsarmenhuis (nu Haniahof) met zijn 158
bewoners is meegeteld. Hiernaast bestond de
steeg uit 22 huizen met 133 bewoners.
Officieel waren er in het Harmoniekwartier
58 woningen, maar in werkelijkheid telde
de buurt mogelijk wel 80 of meer 'woon
eenheden'. In een gemiddeld huis woonden
namelijk 1,4 huishoudens. Een mogelijke
verklaring hiervoor is dat eigenaren hun
panden per verdieping of kamer verhuurden.
Verschillende huishoudens moesten dan wel
de voordeur delen en waarschijnlijk gold het
zelfde voor de waterkelder en de poepton.
Families woonden kortom als haringen in
een ton. Ze mochten al blij zijn als er een
piepklein 'plaatsje' achter hun huis lag en
hun leven zal zich voor een belangrijk deel
buiten hebben afgespeeld. Ongezond was het
zeker en de sterfte was in Leeuwarden dan
ook groter dan het aantal geboorten. De be
volkingsgroei was dus sterk affiankelijk van
dorpelingen die naar Leeuwarden verhuis-
Graffiti en onkruid bepaalden lange tijd het
straatbeeld in dit verpauperde deel van de
Leeuwarder binnenstad. De foto is gemaakt in
de in 1984 aan het openbaar verkeer onttrok
ken Messemakerssteeg tussen Nieuwestad 26
en 20a
Foto: Erwin Boers, Leeuwarder Courant
den. Deze migranten waren er altijd vol
doende: ze kwamen voor werk, maar soms
ook omdat zij uit hun dorpen verstoten
waren. Dit waren bijvoorbeeld zwangere
ongetrouwde vrouwen en mannen met een
crimineel verleden.
Stinkende smeerboel
Historicus Auke van der Woud legde in 2010
de vergeten wereld van i9e-eeuwse stegen
bloot. In zijn boek Koninkrijk vol sloppen
schetst hij een ronduit schokkend beeld:
vrijwel alle Nederlandse steden telden een
netwerk van verborgen steegjes waarin
armen in onmenselijke omstandigheden
leefden. Ook de Leeuwarder achterbuurten
komen hierin vaak ter sprake. Leeuwarden
telde in 1857 nog 105 bewoonde stegen en
gangen die smaller waren dan 1,5 meter,
schrijft Van der Woud. Een vuilophaaldienst
kwam daar niet, de poeptondienst ontbrak
nog en van riolering was uiteraard al hele
maal geen sprake. Mensenpoep was nog in
perkjes, donkere hoekjes en soms zelfs op de
stoepen te vinden. Waarschijnlijk dumpten
veel huishoudens hun uitwerpselen in de
omringende grachten. Verder werden in de
stegen paarden en koeien gehouden, die heel
wat mest opleverden. In de buurt zwierf ook
veel ander vuil rond, bijvoorbeeld afval van
de slacht- en leerindustrie, die berucht was
om haar walgelijke lijkenlucht. Achter
Nieuwestad 26 moet bijvoorbeeld een leer
looierij en blauwververij gevestigd zijn ge
weest. In 1906 bevond zich achter
Nieuwestad 16 en 34 nog een slachterij.
Bij de archeologische opgraving van 2014 is
een fors aantal waterkelders onder de huisjes
aangetroffen. In oude beschrijvingen worden
deze voorzieningen vaak 'regenkelders' ge
noemd: ze dienden als opvang voor relatief
schoon regenwater uit de dakgoten. Ook el
ders in de stad zijn zulke kelders bekend: ze
zijn vaak in de negentiende eeuw gemetseld
van Friese geeltjes of andere goedkope bak
steen. Het grondwater in Leeuwarden was ui
termate smerig, zo blijkt uit een studie van
dokter Kooperberg uit de jaren tachtig van de
19e eeuw. Van alle waterputten in de stad
leverde die in de Wolvesteeg het slechtste
drinkwater op. Kooperberg noemt dit water
troebel, geel en stinkend, terwijl de smaak
walgelijk was. Geen wonder dus dat de huis
jes van waterkelders werden voorzien.
Zelfs in het begin van de 20e eeuw bestond
nog 49 procent van alle Leeuwarder huizen
uit een eenkamerwoning. Van der Woud
citeert een i9e-eeuwse beschrijving: 'Ze lie
ten weinig daglicht toe en muntten niet uit
in zindelijkheid. Ze bestaan in den regel uit
eene algemeene kamer die, uit hygiënisch
oogpunt, als woonkamer volkomen onge
schikt is. Overdag wordt hier door ieder der
bewoners verblijf gehouden, worden er
kleine beroepsbezigheden verricht, wordt er
gekookt, gegeten, gerookt, enzovoorts.'
's Nachts lagen alle familieleden - van jong
tot oud - naast elkaar in diezelfde ruimte te
slapen, meestal op oude zakken stro of ander
vulsel. Luizen en ander ongedierte hadden
hier vrij spel. Leeuwarden nam in de tweede
helft van de 19e eeuw verschillende initiatie
ven om het leven in de stegen te verbeteren.
Hiertoe behoorde de verwijdering van afval,
invoering van een poeptonophaaldienst en
keuring van de woningen. Het onbewoonbaar
verklaren van huisjes werd pas echt zinvol
toen de gemeente in de 20e eeuw grootscha
lige nieuwbouw van arbeiderswoningen bui
ten de stadsgrachten begon te stimuleren.
Wie de stegen verliet, maakte nu kans op een
groter en geriefelijker huis. Deze aanpak
leidde tot een sterke afname van de bevol
king in het Harmoniekwartier. Voor zover
mensen niet uit zichzelf vertrokken, werden
zij wel gedwongen door de gemeente.
Dieven en soldaten
De opeenhoping van arme gezinnen leidde
tot allerlei problemen. Ruzies wilden nog wel
eens uitdraaien op een handgemeen en be
woners konden de verleiding van diefstal of
andere criminele activiteiten niet altijd weer
staan. De stegen zijn dan ook veelvuldig terug
te vinden in verslagen van justitie. Neem bij
voorbeeld Grijtie Freriks, echtgenote van een
soldaat in de Molensteeg. Zij getuigde in i790
dat ene Sijger Feenenburg schoenen had