Pionieren met vet
Lcovo.'in} LA.il
6
Martin Hendriksma
Van kleine vetsmelterj tot multinational.
Dit is het verhaal van Benninga's Friesche
Margarinefabrieken te Leeuwarden. De
Joodse familie Benninga deelde er tot 1953
tachtigjaar lang de lakens uit. Wie is er niet
opgegroeid met Bebogeen?
Op het balkon van een Amsterdams
appartement aan de Amstel staat
een koe met een kalfje. Bewoon
ster Hansje de Vries Robles (67)
kreeg de twee uit steen gehouwen dieren aan
geboden toen de door haar overgrootvader be
gonnen fabriek ruim dertig jaar geleden tegen
de vlakte ging. 'Natuurlijk wilde ik ze graag
hebben', vertelt ze. De dieren staan voor haar
symbool voor de geschiedenis van een Joods
familiebedrijf dat vermaard was in het hele
noorden: Benninga's Friesche Margarine-
fabrieken te Leeuwarden. 'BFM' voor intimi.
Twee stenen vol herinnering. Zij weet nog
precies waar ze vroeger zaten: ze waren inge
metseld aan weerszijden van de hoofdingang
van de fabriek, daar waar zich in de jaren vijf
tig haar Friese jeugd afspeelde. Wanneer ze als
kleuter haar vader Frans de Vries Robles op
zocht, bijvoorbeeld, die als bedrijfsleider kan
toor hield boven de productiehal van marga
rine. 'Doodeng! Dan moest ik over de spek
gladde vloer vlak langs die enorme bakken
met hete blubber lopen.'
Twee stenen met elk een eigen jaartal. Bij
de koe is dat 1872: het jaar dat Benjamin Ben-
ninga in Lemmer zijn koosjere vetsmelterij
begon, de basis van de latere fabriek. Bij het
kalf staat nu alleen nog 193, het laatste cijfer
mist. Aan het silhouet op de steen is te zien
dat het een '2' moet zijn geweest. 1932 was het
jaar dat Benninga's Friesche Margarinefabrie-
ken, inmiddels naar Leeuwarden verhuisd,
officieel van start gingen. Hoe groot en voor
naam het bedrijf in de jaren nadien werd,
blijkt uit een reeks opgedoken foto's van de
ruim honderd werknemers die in hun nette
pak in een Leeuwarder feestzaal of voor de
nieuwe fabriek poseerden. Of in 1939 op
Schiphol staan opgesteld met op de achter
grond het spandoek: 'Friesche gezondheid en
kracht, door Benninga's producten gebracht.'
Benninga
Wie zich in de geschiedenis van het Joodse
bedrijf verdiept, verbaast zich over de pio
nierszin, de vindingrijkheid en de overle
vingsdrang. Dat begon al meteen met
oprichter Benjamin, een in 1853 geboren
slagerszoon uit het Groningse Eenrum.
Door de veepest en de armoede van het plat
teland werd het voor hem steeds moeilijker
als slager te overleven.
Veel plattelanders trokken eind negen
tiende eeuw naar de steden. Benjamin ver
huisde naar het Zuid-Friese havenplaatsje
Lemmer, om daar een handel in vetten te
beginnen. Zijn grondstof, rauw rundervet,
importeerde hij uit België, om het vervolgens
in Friesland te smelten en in bekers te verhan
delen.
Zijn zoon Izaak zou er later in een interview
met de Heerenveensche Koerier trots op terug
blikken: 'Het smelten deden we dan ook niet
op de manier zoals moeder de vrouw dat in
een vetpannetje doet. Nee, we namen dubbel
wandige ketels, waarin 't vet fijn van smaak
bleef.' Op een landbouwtentoonstelling in
Joure, inmiddels 1915, wordt het door Ben-
ninga gesmolten rundvet met de eerste prijs
bekroond. Izaak Benninga in datzelfde inter
view: 'Als een olievlek breidde onze zaak zich
uit. Eerst bedienden we mensen in de naaste
omtrek, later in Friesland en geleidelijk aan
werd het debiet [afzetgebied] tot geheel Ne
derland uitgebreid.'
Lemmer wordt al snel te klein. In 1918 ves-
Het fabriekscomplex van Benninga's Friesche Margarinefabrieken B.V aan de Harlingertrekweg, 1951