Kapitein Nero is niet dood - hij leeft
Lcovo.'in} LA.il
i2 Mila He'jmeriks
'Leeuwarden is het grootste dorp van Ne
derland', zei Fenno Schoustra, oprichter van
't Kleine Krantsje ooit. En in dat grote dorp
maakt Douwe Andries Bjlsma nog steeds
deel uit van het collectieve geheugen van
de oudere inwoners. Ze delen hun herin
nering aan de keren dat ze aan de hand van
hun moeder tijdens de wekelijkse bood
schappen naar zijn kunsten keken. In die
dagen staat een bezoek aan de markt gelijk
aan het bewonderen van het optreden van
Douwe op zijn kleedje.
Douwe Bijlsma is geboren en geto
gen in Leeuwarden, op een paar
avontuurlijke jaren in het circus
na. Een markante verschijning met
zijn gitzwarte haar en geverfde wenkbrauwen;
menig kind kruipt weg achter de rokken van
zijn moeder.
Hoe is het zover gekomen dat een onwettig
kind van eenvoudige komaf het heeft ge
schopt tot een bekende 'Liwwadder' wiens graf
niet geruimd mag worden wegens de histori
sche waarde en van wie de bijnaam tot op de
dag van vandaag voortleeft in de herinnering
en de spreektaal in de stad Leeuwarden?
Hoe het begon
Douwe Andries Bijlsma wordt op 23 augustus
1896 te Leeuwarden geboren. Zijn moeder is
Anna Maria Bijlsma, ongehuwde dochter van
een meubelmaker, die als breister de kost ver
dient. Douwe komt niet alleen als onwettig
kind van Anna Maria Bijlsma ter wereld, ook
neemt niemand de moeite om hem überhaupt
te erkennen na zijn geboorte.
De eerste tien jaar van zijn leven gaan onge
merkt voorbij, alleen wordt er rond zijn ver
jaardag in 1906 een foto gemaakt door een
onbekende fotograaf, waar Douwe in zijn zon
dagse kleding poseert. In 1907 wordt er voor
het eerst melding gemaakt van Douwe Bijl-
sma: hij is weggelopen van huis naar Harlin-
gen om zich aan te sluiten bij de worsteltent
van Zuidema uit Franeker op de kermis. Het
avontuur lijkt van korte duur te zijn: de politie
zorgt ervoor dat hij terug naar zijn moeder in
Leeuwarden wordt gebracht.
De timing van de kleine Douwe is interes
sant. In juli 1907 wordt het tweede kind, Sie-
brigje, van Anna Maria geboren uit haar relatie
met Hille Molenaar. Ze krijgen samen nog
Douwe Andries Bijlsma rond zijn tiende verjaar
dag in 1906
zeven kinderen, maar zullen nooit trouwen.
Hille is in 1896 al getrouwd met de vijftien jaar
oudere Sytske Reinhart en dat huwelijk blijft
kinderloos. Saillant detail: Anna Maria en
Hille liggen samen begraven in één graf op de
Noorderbegraafplaats te Leeuwarden.
Douwe is echter niet voor één gat te vangen
en haalt zijn moeder over hem terug te laten
gaan naar de kermis in Harlingen. Dat lukt en
hij treedt bij de Zuidema's in dienst. Zoals hij
zelf zegt op een bewaarde geluidsband met
daarop zijn laatste interview uit 1967: 'Sü-
dema, de krachtpatser, wadde een fijne wer
ker, hoar. Ik hew noch noait een sien dy't hem
overtrof. Dat waren kerels fan izer en staal,
daar binne se teunswoardich papkerels bij.'
Douwe Bijlsma krijgt al gauw een eigen tent
en reist mee met kermissen en circussen. Hij
geniet van het vrije leven en doet steeds meer
ervaring op. Zoals hij zelf zegt: 'As ik talent
hadde om te skrieven, dan hadde ik boeken
make kannen...' Deze uitspraak, die eveneens
te beluisteren is op de eerder genoemde ge
luidsband, toont aan dat hij een boeiend leven
heeft, dat de moeite van het beschrijven meer
dan waard is.
Op de kermis in Leeuwarden komt hij
Trijntje Robijn tegen, een mooi meisje uit Gro
ningen. Van het een komt het ander en de vrij
buiter is opeens een ongetrouwde vader in
spé. Zelf heeft hij daar geen problemen mee,
maar Trijntje peinst er niet over om een on
wettig kind op de wereld te zetten. Getrouwd
moet er, en een beetje vlug graag. Beiden zijn
minderjarig, en zo komt het dat Douwe op 27
oktober 1915 alsnog door zijn moeder wordt
erkend en het huwelijk door kan gaan.
Huisje, boompje, beestje?
Douwe en Trijntje vestigen zich in Leeuwar
den met hun dochter Geertje. Het is armoe
troef en Douwe neemt baantjes aan als sjou
wer, als pakhuisknecht en in een steenhouwe-