LeoVdlr^ LA.il rij. Zijn temperament helpt niet echt mee, hij kan zich moeilijk schikken naar de wensen van anderen en bevelen opvolgen ligt hem al helemaal niet. Al gauw laat hij kaartjes maken om terug te keren naar het artiestenvak en hij gaat vanaf dat moment door het leven als de Friese Fakir en Kapitein Nero. Onder beroep wordt op de gezinskaarten vanaf dat moment steevast 'straatartiest' vermeld en zijn reper toire breidt zich bijna net zo snel uit als zijn familie. Douwe heeft grote moeite om de eindjes aan elkaar te knopen en de familie leeft onder erbarmelijke omstandigheden in een piep klein arbeidershuisje. Op zolder twee grote matrassen, gescheiden door een gordijntje met de jongens in het ene en de meisjes in het andere bed. Beneden in de bedstee in de keu ken wordt al die bedvulling verwekt en gebo ren. De keuken is tevens de woonruimte voor het hele gezin, zonder stromend water of elek triciteit. Achter op het plaatsje de 'plee', die met meerdere gezinnen wordt gedeeld en 's ochtends weten ze niet of ze 's avonds te eten hebben. Douwe wordt een bullebak, die zijn vrijheid mist en niet goed kan aarden in zijn rol van heer des huizes. Steeds maar weer de zorgen om brood op de plank te krijgen is een zware last voor hem om te dragen. Zijn vrouw Trijntje draagt hij op handen maar voor zijn kinderen haalt hij met grote regelmaat de kar wats van de muur om ze er flink van langs te geven. Douwe is echter ook een harde werker, die zijn leven lang ploetert om alle monden te kunnen voeden en is een opvallende, mar kante verschijning. Een rasechte 'Liwwadder', die met krachtige taal sappige verhalen kan vertellen over zijn leven als straatacrobaat, boeienkoning, vuurvreter en goochelaar. Tot op de dag van vandaag staat hij te boek als de oudste acrobaat van Nederland. De felbegeerde vergunning Douwe besluit, dat de enige manier waarop hij geld kan verdienen, op straat is. Hij verkrijgt door eindeloos te oefenen vaardigheden die een ander hem niet na kan doen, zodat hij zich niet steeds in de boeien hoeft te laten slaan, waar hij eigenlijk een hekel aan heeft. 'Ik hadde tien kienders en ik must 't op straat ferdiene. Nou falle der guldens en kwartsjes Douwe Andries B'jlsma en Trijntje Robijn met drie van hun kinderen Collectie Mila Heijmeriks Douwe Andries B'jlsma als Kapitein Nero Collectie Mila Heijmeriks en dubbeltsjes, froeger waren 't allenich mar senten. Met guldens en kwartsjes slingert het an.' Wanneer het weer het toelaat, gooit Douwe zijn kleedje ergens neer en als er voldoende bijdragen op het tapijtje liggen kunnen de werkzaamheden beginnen. Tenzij de politie nog even langskomt, want hij heeft geen ver gunning om op straat zijn kunsten te verto nen. In het interview uit april 1967 doet hij op smakelijke wijze uit de doeken hoe hij rond 1925 toch aan een vergunning wist te komen: 'Ik kreeg noait een poat an 'e gront, want daar waren altyd weer dy plysjes en ik hadde gyn fergunning. 'Bijlsma, fergunning?' 'Nee meneer.' Dy kerel, dy Wesser, gaf my noait een fergunning. Je musten earst spektakel make. Op een goeie dag sei ik teugen de frou, 'Kleed de kynders mar an.' Ik hadde doe fijf of ses kynders, ik sei: 'Jimm' gaan met fader nae de kermis.' De oudste wadde 'n jaar of tien, elf, de jongste lag in 'e kynderwagen. Ik goai myn kleed ut op 't plein en meteen een paar plysjes. 'Fergunning?' 'Nee.' 'Ogenblikkelijk ophouwe!

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2016 | | pagina 15