Een geldig ontvangbewijs
Radiodistributie
RADIO-REGLEMENT 1930 ARTIKEL 66
ONTVANGBEWIJS
/C^Di yffarzm,
LcOVAp^la.^:
kende VARA-toestel kon bouwen. Zo kostte
een 4-lamps luxe ontvanger slechts 80 gulden
in plaats van de winkelprijs van 200 gulden.
Zelfs 'Grijsaards bouwden op onze cursus hun
eigen ontvanger!' vermeldde de advertentie.
Cursusleider was de in de Paardestraat wo
nende radiospecialist Kalverboer.
Weliswaar groeide het aantal radiobezitters
gestaag, maar de prijs van een 3- of 4-lamps
toestel bleef betrekkelijk hoog en daalde
slechts langzaam. Bovendien gaf het bezit van
een radio-ontvanger niet altijd het verwachte
luistergenot, want het bleek niet gemakkelijk
de antenne zodanig te richten dat er van een
duidelijke en ongestoorde ontvangst sprake
was. Berucht was het jankende geluid dat als
'de Mexicaanse hond' bekend stond en niet al
leen de eigen ontvangst verstoorde maar ook,
door interferentie, op toestellen in de buurt
werkte. Storingen kwamen wel zo frequent
voor, dat er zelfs een staatscommissie werd
ingesteld om het probleem te onderzoeken.
Vanzelfsprekend vonden tegenstanders van
het nieuwe medium, dat al die antennes op de
daken 'in de vorm van stokken en latten' het
straatbeeld ontsierden en was er al snel een
pleidooi voor centrale masten of palen waar
uit elke radio-amateur tegen vergoeding zijn
eigen verbinding kon afleiden. Anderen klaag
den al gauw over harde muziek en burenge
rucht.
Eigenaren van een radio-ontvanger moesten
vanaf 1930 - volgens het radio-reglement -
aangifte daarvan doen op het postkantoor en
kregen daarvoor een ontvangbewijs. Zonder
zo'n bewijs was het gebruik van een radio ver
boden en bij controle moest het document
worden getoond.
Natuurlijk stonden ontwikkelingen niet stil
en werd er een nieuwe technische mogelijk
heid gevonden waardoor mensen toch de uit
gezonden programma's konden beluisteren
zonder er een volledige ontvanginstallatie met
antenne voor aan te schaffen. In 1926 had de
PTT al proeven genomen met zogenaamde 'ra
diodistributie', waarbij voortaan zou kunnen
worden volstaan met een luidspreker met één
of twee stopcontacten. Zo kon men één of
twee Nederlandse zenders (Hilversum en Hui
zen) gemakkelijk en goed ontvangen zonder
hinderlijke storingen. De distributie vond
plaats vanuit een stelsel van radiocentrales dat
via boven- of ondergrondse kabels voor het
transport en de aansluitingen zorgde. Wie zich
abonneerde hoefde verder alleen maar over
een luidspreker te beschikken om de uitzen
dingen te kunnen volgen en had dus geen last
van dure aanschaf- en onderhoudskosten.
De radiodistributie werd in de meeste ge
meenten overgelaten aan particuliere bedrij
ven die daarvoor een vergunning konden
krijgen van B&W, zodat zij geleidingen of
palen mochten hebben op voor de openbare
diensten bestemde gemeentegrond. Radiodis
tributie bleek al snel flink rendabel te zijn
voor de exploitanten, zodat er ook gemeenten
waren, zoals Arnhem, die zelf de distributie
ter hand namen. De Leeuwarder gemeenteraad
voelde er in het najaar van 1929 niet veel voor,
maar toen ook hier de centrales aardig ver
dienden kwamen er in december 1931 weer
vragen in de raad om tot gemeentelijke distri
butie over te gaan. In de concessies stond ech
ter dat het bedrijf niet aan derden mocht
worden overgedaan.
In Leeuwarden ging de Centrale Centrum op
9 september 1929 als eerste van start en had
den alleen de abonnees binnen de grote stads
grachten ontvangst. De Centrale was gevestigd
in de zaak Dajos Bela van Hielkema op de Kel
ders. De eenmalige aansluitkosten bedroegen
30 gulden - met inbegrip van een luidspreker -
en een abonnement kostte gewoonlijk 40 of
50 cent per week, waarbij twee zenders kon
den worden ontvangen. Wie liever radio wilde
kon bij Dajos Bela ook een toestel huren en
'heeft u alle stations (zoals Daventry, Radio
Paris en Radio Hamburg) voor één gulden per
week... meer keuze dus'. Het aantal huurders
was echter in 1928 nog maar klein.
VERKREGEN NA AANGIFTE VAN EEN RADIO-ONTVANGINRICHTING, ALS
BEDOELD IN ART. 62 RADIO-REGLEMENT 1930.
OnDERÓETEEICFNSJE, JMRECfEUR VAÏÏ" HET (P.) T. T. KANTOOR TE
<yl/VCvTp,i~c4±4> verklaart te hebben ontvangen van
AL 'J
te /Mü)svt-t
een Ifngevuld formulier tot aangifte van een radio-ontvanginrichtin®1 welke zich
bevindt
DE AANDACHT V^N DEN HOUDER WORDT IK HET BIJZONDER OP ONDERSTAANDE BEPALINGEN GEVESTIGD:
Art 66 Radio-Reglement 1U30; I* Zonder bot ontvang
bewijs. bedoeld in het vijfde lid van dit artikel, is het
ten getrnike gereed aanwezig hebben ol het gebruiken
van een ontvanginriohling verboden. 5. liij de in
levering van het formulier wordt door den directeur van
het betrokken Rijkstelegraaf- en telefoonkantoor een ont
vangbewijs uitgereikt. Dit ontvangbewijs moet to allen
tijde ter plaatse, waar de inrichting zich bevindt, kunnen
worden vertoond. 6. Dc houder ts verplicht onverwijld
aangifte te doen van elke verandering van woonplaats,
adres of plaats, waar de inrichting zich bevindt of
wanneer dc inrichting wordt opgeruimd.
Een ontvangbewijs - zoals dit uit 1932 - was verplicht voor iedereen die een radio had en moest bij
controle worden getoond. Collectie Aldert Toornstra
vervolg na middenkatern