1
LeoVdir^LA.a
Het arbeidsbureau aan de Willemskade noordzijde 10a tussen 1925 en 1935
de Duitsers. Dit maakte de zaak nog extra
spannend, al hebben ze er achteraf bezien be
trekkelijk weinig last van gehad; het leek zelfs
alsof er nu minder huiszoekingen in de straat
gedaan werden.
De onderduikers sliepen op de zolder. Wan
neer er gevaar dreigde, verstopten ze zich in
een schuilplaats, waar ze ook konden slapen:
achter het schot op de slaapkamer van mijn
moeder, onder het schuine dak. Opa had de
smalle, lage ruimte wat geïsoleerd, zodat het
niet al te erg tochtte. Om er te komen moest je
een paar plankjes van het schot weghalen. Als
camouflage stonden voor de toegang de pop
penwagen en het poppenwiegje van mijn
moeder. De onderduikers lagen op matrassen
en hadden gewatteerde dekens. Ze kregen een
po mee en in de winter een kruik.
Opa zelf sliep meestal gewoon naast oma.
Soms overnachtte hij bij kennissen. Wanneer
er onraad was, verstopte hij zich in de kast
onder de zoldertrap, waar oma kleren voor
mijn moeder naar boer Krikke, net voor
Warga. Ook hier kreeg ze twee flessen melk,
maar dan voor 20 cent per fles. Zelf kreeg ze
een kroes melk van de boerin, omdat ze al een
hele tocht erop had zitten.
Om de dag reed ze dan nog naar een boer
vlakbij Hempens en kreeg daar eveneens twee
flessen. Tegen het einde van de oorlog kwam
ze hier op een morgen in de stal, en zag nog
net dat in alle haast zendapparatuur werd op
getakeld en dat verscheidene onderduikers
een schuilplaats zochten. In het dorp stonden
overvalauto's - het bleek dat er mensen wer
den gezocht. Mijn moeder werd in de keuken
door de boerin opgevangen tot het weer veilig
was en kreeg een stukje brood en wat drinken.
Daarna mocht ze op deze boerderij niet meer
komen.
Boer Van de Witte, die zijn bedrijf aan de
Goutumerweg had, verbouwde aardappels.
Wanneer mijn moeder onderweg hoorde dat
hij aardappels te koop had, nam ze die meteen
mee en ging lopend met haar vracht naar huis.
Soms werd er gecontroleerd bij de 'Mauer-
muur' tussen Huizum en Goutum. Als ze ont
dekten dat je melk bij je had, werd die in de
sloot gegooid. Vanaf de Goutumerweg kon je
al zien dat er oponthoud was, maar meestal
stond er wel iemand aan het begin van de weg
om te waarschuwen. Mijn moeder liep dan
langs een landwegje en ging via de Hempen-
serweg terug naar Huizum (het Van Harinx-
makanaal was er destijds nog niet).
Bang voor haar man, de burgemeester
Behalve opa waren er dus meestal nog andere
onderduikers in huis. Vaak bleven ze maar een
nacht of een paar nachten. Daarna bracht opa
ze, als het donker was, door de stegen achter
de huizen naar andere mensen uit het verzet,
die zorgden dat ze bij een volgend onderduik
adres kwamen. Achter de huizen van de Pau-
lus Potterstraat zat een dubbele steeg, een voor
de bewoners van de Paulus Potterstraat en een
voor die van de Govert Flinckstraat. Ertussen
stond een schutting. Op een aantal plaatsen
waren planken losgemaakt, die er gemakkelijk
uit te halen en terug te plaatsen waren, waar
door opa snel en ongezien van de ene in de
andere straat kon komen. In de loop van de
oorlog werd de Ferdinand Bolschool (school
23), recht tegenover hun huis, gevorderd door
Paulus Potterstraat 32, waarin in de oorlogsjaren
de kruidenierswinkel van De Vries was geves
tigd. In 1963 zat in het pand een sigarenwinkel