Lcovo-'in} LA.il
lijk werd gemaakt. Hij verzocht het Hof de
opposanten te verordonneren hem onge
stoord zijn functie te laten vervullen en
de betaling van het traktement, die kennelijk
gestaakt was, te hervatten.
Op 30 juli 1748 vaardigde het Hof een be
schikking, een 'poenale ordonnantie', uit. De
opposanten werden gemaand de rabbijn zijn
werk vredig en ongemoeid te laten uitvoeren
en zich zowel in als buiten de synagoge vre
dig en rustig te gedragen. De sanctie bedroeg
een boete van 50 gouden Friese rijders. Hier
mee was de zaak echter absoluut niet opge
lost, want Isaak Levij bleef zich verzetten
tegen de aanstelling van rabbijn Nachman.
Het Hof grijpt in
Het Hof van Friesland liet niet met zich spot
ten. Als men in de Kanselarij merkte dat be
velen openlijk werden genegeerd, was dat
een uitdaging die men niet over zijn kant liet
gaan. Op 18 september 1748 kreeg de Procu
reur-Generaal opdracht om Isaak Levij en
Levij Isaaks proces te maken. Dat betekende
dat er een gerechtelijk onderzoek werd
gestart.
En zo kon het gebeuren dat opnieuw een
bode van het Hof poolshoogte kwam nemen
in de synagoge. Hij werd op zijn wenken be
diend. Zittend in een hoekje zag hij dat er een
geweldig tumult ontstond. Toen de rabbijn
werd omsingeld schoot de bode hem te hulp.
Achttiende-eeuws inkijkje in de Grote Hoogstraat met de in 1884 gesloopte Nieuwe Toren, gezien
vanaf de Brol. Hier woonde in 1747 de joodse hoedenmaker en koopman Isaak Lev'j
Schilderij van P.C. la Farque
Daarna was er rumoer op de kraak waar de
zitplaatsen van de vrouwen zijn. De vrouw
van de rabbijn werd geslagen door de vrouw
van de 'paruijkenmaker Levij Hartog die zeer
gramstorig was'. Nadat de bode Isaak Levij en
zijn aanhang had gesommeerd de synagoge
te verlaten verliep de dienst verder rustig.
Hierop volgden meerdere rechtzaken. De
eerste werden betrekkelijk snel en eenvoudig
afgehandeld. Op 2 en 6 december 1748 wer
den Jacob Levij en Lena Levij veroordeeld tot
8 dagen water en brood vanwege door hen be
gane excessen. Over de inhoud van die exces
sen vinden we meer informatie in de dossiers
die bij deze vonnissen horen.
Jacob Levij was koster van de synagoge.
Hem werd verweten dat hij op 1 november
1748 de voorlezer had verhinderd zijn taak
tijdens de diensten uit te voeren en dat hij
hem zelfs had gedreigd voor het altaar weg te
schoppen, als hij weer zou proberen als voor
lezer op te treden. Hij verklaarde in eerste
instantie dat hij dit had gedaan in opdracht
van de diakenen, waaronder zijn broer Isaak
Levij. Later verklaarde hij dat hij dit op eigen
gezag had gedaan.
Lena Levij was de huisvrouw van Levij Har-
tog, pruikenmaker te Leeuwarden. Haar werd
verweten dat ze de rabbijn had uitgescholden
en dat ze op de kraak de vrouw van de rabbijn
had uitgescholden en geslagen. Buiten de sy
nagoge had ze zich volgens getuigen ge
plaatst voor de deur van het huis van de
rabbijn om daar te wateren.
De verwijzing naar Isaak Levij is opmerke
lijk. Het Hof zag hem kennelijk als de echte
aanstichter van de conflicten. Tegen hem en
zijn zoon Levij Isaaks werd een civiele proce
dure gestart waarbij de Procureur-Generaal
de eiser was, maar de gedaagde als beklaagde
werd aangeduid. Dit lijkt een mengvorm van
een civiele en een criminele procedure.
Zowel de vader als de zoon werden bijgestaan
door de advocaat Sixtus Acronius.
In de processtukken werden alle gebeurte
nissen, van de benoeming van de rabbijn tot
de opstootjes in de synagoge minutieus be
schreven en weerlegd. De Procureur-Generaal
ontleedde de zaak in de aanklacht in 57 arti-