r=*-■* Wel werd hij in sneltreinvaart langs negen gene raties in rechte mannelijke lijn (vader Dirk Arend Lubach (1948), grootvader Arend Lubach (1921-1988), overgrootvader Dirk Lubach (1897 1980), betovergrootvader Jan Johannes Lubach (1873-1907), oudvader Dirk Lubach (1849-1928), oudgrootvader Johannes Lubach (1818-1888) en oudovergrootvader Dirk Lubach (1782-1854) in de tijd teruggevoerd naar het laatste kwart van de 18de eeuw, toen zijn oudbetovergrootvader Bernardus Lubach (1759-1829) in 1778 in het hu welijk trad met zijn oudbetovergrootmoeder Anna de Vries. Vanaf dit moment werd de draad weer opge pakt en werden we aan de hand van een trouw en doopregister van de Nederduits Gerefor meerde Gemeente gewaar dat Bernardus in laatstgenoemd jaar in de Westerkerk was ge trouwd en in 1759 in de Jacobijnerkerk gedoopt als zoon van Johannes Pieters en Grietje Bernar- dus, waarbij zowel de familienaam van de vader als die van de moeder nog niet werden vermeld. Pas in 1762 duikt de naam Lubach voor het eerst op, wanneer Wijbren, het jongere broertje van Bernardus, ten doop wordt gehouden. Daarnaast vermeldde de trouwinschrijving dat Bernardus ten tijde van zijn huwelijk als soldaat diende bij het korps Friesche Gardes, ook wel aangeduid als 'Guarde du Corps' of 'Garde van Zijne Genade de Stadhouder', zon der dat daar door de programmamakers verder op werd ingegaan. Uit één van de schaarse bronnen - een zogenaamde rangeerlijst uit 1781- welke bij het Nationaal Archief in Den Haag wordt bewaard, blijkt dat naast Bernar dus (21 jaar), ook diens vader Johannes (46 jaar), oudere broer Pieter (25 jaar) en zijn jon gere broers Wijbren (20 jaar), Rinse (16 jaar) en Doede (10 jaar) bij het illustere korps dienden, waarvan de laatste twee respectievelijk als kla- rinetist en pijper (fluitist). Het korps moet destijds, behalve het bewa ken van het Stadhouderlijk paleis, louter nog een ceremoniële functie hebben gehad. In i eder geval had het voetvolk van het korps er geen dagtaak aan. Veelal werd naast het op wacht staan en het meelopen in parades ter gelegenheid van bezoeken van de stadhouder nog een vast beroep uitgeoefend. Zo ook door vader Johannes, wiens handwerk antieksnij der of beeldhouwer was. Antieksnijders waren beeldhouwers die hun beelden uit hout of uit zacht steen sneden. Meestal gebeurde dit beeldsnijden naar voorbeelden uit de klas sieke oudheid, doch zal ook als houtsnijwerk zijn toegepast door kastmakers, een ambacht waarmee latere generaties van de familie Lu bach eveneens niet onbekend waren. Daar naast vervulde Johannes Lubach nog de functie van wijkmeester op Haakmaburen (dit was de oostzijde van de toen nog niet ge dempte Gedempte Keizersgracht) en in het verlengde daarvan het in 1845 ter gelegenheid van de volledige omgrachting van het gevan geniscomplex gesloopte buurtje de Dienaar strans - ook wel kortweg aangeduid als 'de Trans' - in de zuidoosthoek van het stadsbol- werk. Op deze plek hebben de vroegste genera ties Lubach vele jaren gesleten. Het ambacht antiekwerker werd in de uit zending wel even aangehaald, toen Johannes Lubach met zijn zonen Pieter en Bernardus op 21 mei 1795 als getuigen a charge optraden in het proces tegen ene Joris Hendriks, die zijn Oranjegezindheid bepaald niet onder stoelen of banken had gestoken door te beweren dat binnen een paar weken weer oranje mocht worden gedragen. Men zou kunnen stellen dat hij er door de patriottistisch ingestelde wijk meester Lubach cum suis bij was gelapt. Wat l m j>h Liov&rdt-A. De zuidoosthoek van de oude binnenstad in 1974, waar in 1845 het buurtje de Dienaarstrans moest wijken ten behoeve van het afgraven van de vestingwerken en de daarop volgende uit breiding van de Rijks Strafgevangenis 7" Detail van een gravure van het Hofplein uit 1790, naar een tekening van Jan Bulthuis met de Hoofdwacht, het onderkomen van de Friesche Gardes

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2017 | | pagina 11