1
Xeeuwarden. "t l 9 O O
LcoVdUn)L<*>
38
hierover: 'Op het eind van de oorlog was er
sprake van grote brandstofschaarste. De men
sen verzonnen van alles om aan brandstof te
komen. Een slim iemand van de CCF bedacht
dat er steenkool moest liggen in het kanaal. Op
een vaste plaats werden namelijk boten met
steenkool uit Harlingen gelost. Met kruiwa
gens werd de steenkool over een loopplank
naar het ketelhuis gebracht. Dit gebeurde al
sinds 1914. Door de jaren heen moesten er heel
wat kolen naast de loopplank zijn gevallen,
soms zelfs de hele inhoud van een kruiwagen.
Na intern overleg gaf de directie toestemming
aan het personeel om naar die kolen te zoeken.
Er werd een schema gemaakt en het personeel
mocht vervolgens in groepjes van twee een be
paalde tijd naar steenkool vissen. Samen met
de heer Van der Meer van het kantoor kreeg ik
de beschikking over een praam. Met behulp
van een zelfgemaakte hark visten we elk onge
veer twee zakken steenkool op. Dat was een
heel bezit in die dagen. Later heb ik samen met
de heer Wesseling de zakken op een ladder
door de sneeuw naar huis getrokken. Zo zijn
we dus met hulp van de CCF de winter en ook
de oorlog goed doorgekomen.'
Ad Dost, Leeuwarden
Eebuurt 12
In Leovardia van september 2017 las ik een
prachtig artikel over de Eebuurt. Daarin wordt
een aantal huisnummers genoemd. Alleen het
huisnummer 12 ontbrak. Hier zijn mijn groot
ouders Klaas van der Haag en Wentje van der
Haag-Molenaar voor de Tweede Wereldoorlog
komen wonen. Volgens mijn broer is in dit
pand, voordat mijn grootouders daar zijn
komen wonen, een café gevestigd geweest. Op
een oude foto van de Eebuurt zou nog aan
beide zijkanten van de kajuit op de panelen de
tekst 'volledige vergunning' onduidelijk te
lezen zijn.
Mijn grootouders hadden vier dochters en
een zoon, Harke van der Haag. Deze was een
echte 'bootjesman' en hij wilde naar zee. Mijn
grootmoeder wilde dit niet want de zee was wel
erg groot en daar kon van alles gebeuren. Erg
triest is het te vermelden dat Harke op 4 de
cember 1943 op 21-jarige leeftijd is omgekomen
in Harlingen door koolmonoxidevergiftiging
op de Stanfries, waarop hij voer.
Mijn grootvader was pakhuisknecht maar
handelde ook in tweedehandsspullen en hij
had zijn pakhuizen op de Pottebakkersplaats.
's Zaterdags was er markt op de Nieuweburen.
Wij gingen daar dan heen en moesten vaak
even in het pakhuis kijken wat voor 'moois'
opa weer had opgescharreld voor de meisjes,
mijn zus en ik. Wij waren als kleindochters
niet erg onder de indruk van de tweedehands
spullen. Nog als ik langs de Pottebakkersplaats
loop ruik ik de stank van de urine van de
marktkooplui die in de opgang naar de Potte-
bakkersplaats plasten.
Nadat mijn beppe overleden was op 4 fe
bruari 1955 zijn mijn oom en tante met hun
kinderen bij mijn grootvader ingetrokken op
de Eebuurt. Ik heb daar een aantal malen gelo
geerd. Achter het huis was een tuin waarin je
vanuit de keuken kon komen. Achter in de tuin
was een ouderwetse plee met een ton. Buiten
de plee hing aan een spijker, keurig uitgeknipt
door mijn grootmoeder, 'toiletpapier' van kran
tenpapier. In de keuken zat een raam met tra
lies en uitzicht op de tuin. Daar speelden wij
winkeltje.
Een zoon van mijn oom en tante, Klaas Mossel
man, is overleden op 9 augustus 1955 op
twaalfjarige leeftijd, nadat hij langs de Prinsen
tuin ter hoogte van de Butterhoek meevoer in
een roeiboot en jongens vanaf de kant een kluit
modder naar hem gooiden. Daardoor heeft hij
een bloedvergiftiging opgelopen waaraan hij in
Groningen is overleden. Hij lag opgebaard in
de voorkamer aan de Eebuurt met een pleister
op zijn wang. Ik was toen zes jaar oud.
Het huis aan de Eebuurt is geen woonhuis
meer. Het is nu een garage. We zijn wel be
nieuwd naar wat de geschiedenis van het huis
is geweest.
IJda Annema, Leeuwarden
De Eebuurt rond de vorige eeuwwisseling; het tweede pand van links is nummer 12