Honden, die tot hun eigen braaksel terugkeren
2 Paul Bron
Uit. Ik zet het boek terug in de kast, Het ge
heim van Appeltern waarin Hel la Haasse
aan de hand van authentieke tijdsdocu
menten een beeld schetst van de politiek
in de tweede helft van de achttiende eeuw.
Ook is het een speurtocht naar de persoon
Joan Derk, baron Van der Capellen tot den
Pol en diens karakter vol tegenstrijdighe
den. Hij noemt zichzelf 'De tribuun der bur
gerij'. In 1783 heeft hij een uitvoerige
briefwisseling met de Fries Coert Lamber-
tus van Bejma. Een goede aanleiding om
eens te kijken hoe er in Friesland en met
name in Leeuwarden werd gereageerd op
Van der Capellens Brief aan het volk van
Nederland en in welke context we dit
moeten plaatsen.
Het was de tijd van de regenten, de
Republiek der Verenigde Neder
landen werd gekenmerkt door
oligarchisch, aristocratisch be
stuur. Stadhouder Willem V, die zichzelf Wil
lem Batavus noemde, trad, onder invloed van
zijn voogd en adviseur de hertog van Bruns-
wijk Wolfenbüttel, op als absoluut monarch.
Het rommelde daardoor weliswaar onder de
burgerij, maar dat nam bij lange na niet zulke
vormen aan als in Frankrijk en Amerika. Van
der Capellen correspondeerde met 'nieuwlich
ters' in andere landen en geestverwanten in
eigen land. Hij verzette zich steeds meer tegen
machtsmisbruik en de behandeling van de
burger als onmondige.
Brief aan het volk van Nederland
De vierde Engelse oorlog luidde in 1780 de pa
triottentijd in. Een Engelse zeeblokkade, waar
tegen onze vloot geen vuist kon maken, leidde
tot het instorten van de economie en in dat
klimaat van malaise verscheen in 1781 een
hartstochtelijk pamflet van Van der Capellen
tegen Willem V en zijn raadgevers, de bekende
Brief aan het volk van Nederland. Hij deed dit
zonder zich bekend te maken, slechts enkele
ingewijden waren op de hoogte. Vandaar dat
het de geschiedenis in ging als 'het geheim
van Appeltern' (genoemd naar zijn kasteel
Huize Appeltern). Het pamflet was een oproep
aan de natie om oude vrijheden en rechten te
verdedigen. Exemplaren werden in de nacht
van 25 op 26 september 1781 in een aantal be
langrijke Hollandse steden, waaronder Leeu
warden, hier en daar op straat neergelegd,
voor de eerlijke vinder en goed verstaander.
Al binnen een etmaal waren overal plakka
ten opgehangen die het lezen, kopen en verko
pen, verspreiden, nadrukken, op straffe van
hoge boetes, verboden. Beloningen werden
uitgeloofd voor een ieder die nadere inlichtin
gen kon verstrekken over de auteur(s). Dat kon
niet verhinderen dat de tekst bij hoog en laag
van hand tot hand ging en uitzinnige geest
drift en even uitzinnige woede en verontwaar
diging wekte.
De inhoud getuigde dan ook van grote fel
heid, zoals blijkt uit enkele passages: 'Het is,
mijn waarde medeburgers, niet sinds gisteren
of eergisteren dat men u bedriegt en mishan
delt; neen, gij zijt nu sedert bijna twee eeuwen
de speelbal geweest van allerlei heerszuchtige
lieden, die, onder de schijn van voor Uw be
langen en vrijheden te zorgen, niets, ja vol
strekt niets anders hebben beoogd dan een
erfelijk juk op uw vrije halzen te drukkenO,
Landgenoten! Nog eens, wapent u allen teza
men, en draagt zorg voor de zaken van het
hele land, dat is voor uw eigen zaken. Het land
behoort U allen met elkaar, en niet aan de
Prins met zijn groten alleen, die u, die ons
allen, behandelen als hun erfelijk eigendom,
als hun ossen en schapen, welke zij naar goed
dunken óf scheren, óf slachten kunnen en
mogen. Het volk dat in een land woont, de in
gezetenen, de burgers en boeren, armen en rij-
ken, groten en kleinen- allen bijeen- zijn de
ware eigenaren, de heren en meesters van het
land, en kunnen zeggen hoe zij het hebben
willen, hoe en door wie zij geregeerd willen
wezen.'
De 'Brief is geschreven vanuit het standpunt
van een door vaderlandsliefde en democrati
sche gezindheid bezield vrij man, die het stad
houderlijk wanbeleid aan de kaak stelt en een
beeld van Willem V schetst als dat van een
dwingeland, een monster. Van der Cappellen
hield hem verantwoordelijk voor de deplora
bele situatie van de Republiek en zijn mani
fest werd het programma van de
patriottenbeweging in de Republiek. De bewe
ging bestond voor een deel uit in hun carrière
gefrustreerde edelen, die zij aan zij met de
burgerij voor vrijheidsidealen streden. Tot hen
behoorden ook Van der Capellen en de door
hem hoog geachte Friese patriottenleider
Coert Lambertus van Beijma.
Van Beijma
Vanuit de contacten die Van der Capellen had
met Van Beijma besloot hij in een brief aan
Willem V te schrijven: 'Denkt Gy, o Vorst dat
de vrijheidsminnende Friezen uwe Voorzaten
ooit zulk eene magt over het Quartier der Ste
den zouden gegeven hebben, indien zy had
den kunnen voorzien, dat zy zo grof zouden
zyn misbruikt geworden? De Friesche Steden
zyn inderdaad uwe Domeinen, uwe eigendom
geworden, die gy door uwe Premiers, als door
uwe Gouverneurs of Onderkoningen laat rege
ren'.
In Friesland was de liefde voor Oranje danig
afgekoeld en was er bij de regenten, de geziene
burgerij en de middengroepen al lang kritiek
op en ontevredenheid over het bestuur van
Willem V. We zien dan ook een samengaan
van democratische burgers en regenten, waar
het gold de macht van de erfstadhouder te be
knotten, al waren de motieven waaruit ze han-