L e 0vo-Ti) La, gunst van familie, vrienden en bekenden. Dat de filantropische cultuur zeer breed werd gedragen valt af te leiden uit de talloze collectebussen, die je nauwelijks kon ontlo pen. Niet alleen in de kerk, maar ook in cafés kon men een duit in het zakje doen. Niet al leen de rijken gaven gul, ook in arme buurten werd gecollecteerd, want het opgehaalde muntgeld was immers weer gemakkelijk om uit te delen aan de behoeftigen. Plaatselijke accijnzen op bier gingen naar een weeshuis of gasthuis en er werden loterijen georganiseerd om geld in te zamelen. Ook lieten rijken via testament geld, goederen of land na aan hulp instellingen, waardoor die minder aftankelijk werden van eenmalige giften. Je kunt je afvragen: 'vanwaar die vrijgevig heid'? Meegespeeld zal hebben dat voor leden van de Leeuwarder elite een bestuursfunctie in een sociale instelling zoals het gasthuis, armhuis of weeshuis een erebaan was. Hoe hoger de positie op de maatschappelijke lad der, des te prestigieuzer het regentschap dat bekleed mocht worden. Het was onbezoldigd en tijdrovend werk, maar betekende vaak wel een opstapje naar een politieke functie. Rij ken stichtten ook hoQes, waar in de rust en beslotenheid van ommuurde woningen be- hoeftigen leefden die zorgvuldig werden gese lecteerd. Weldoeners uit de gegoede stand toonden met gepaste trots hun vrijgevigheid en inzet voor de minder gefortuneerden. En verlangden als tegenprestatie eenzelfde open bare betuiging van dankbaarheid, want armen horen eerlijk, beleefd en erkentelijk te zijn en zich verre houden van praktijken als bedelarij, oplichting, diefstal en prostitutie. De Leeuwarder menslievendheid kende let terlijk zijn grenzen: alleen wie voldoende jaren poorter of burger was, had recht op bij stand. Zeker in tijden dat het economisch wat slechter ging, werden landlopers, bedelaars en vreemdelingen de poorten uit gejaagd. Dit gebeurde vooral toen de economie eind acht tiende eeuw in een crisis belandde en het aantal bedeelden explosief steeg. Tegelijker tijd daalden de inkomsten van de religieuze liefdadigheidsinstellingen, zodat die vaak de zorg moesten doorschuiven naar het stadsbe stuur. Opvallend is dat de eens zo gulle rijken tijdens die crisis ineens kritisch werden over de besteding van hun gelden: 'wordt ons geld niet verkwist?' Al konden de kerken de om vangrijke armenzorg financieel niet langer bolwerken, ze piekerden er niet over de bede ling uit handen te geven. Ervan overtuigd dat armenzorg een christenplicht was, weigerden ze hun godsdienstige taak af te staan aan het stadsbestuur, dat dus vooral als financier op trad. Tot Armoedts hulp en Weduws troost In onze provincie heeft het woord gasthuis merkwaardig genoeg een andere betekenis dan elders in het land, waar het een ander woord voor ziekenhuis is geworden. Wat wij hier een gasthuis noemen heet elders een hoQe, ook als het niet de vorm heeft van een hoQe. Opvallend is dat bijna alle weldoeners het gebied rond de Grote Kerk uitkozen voor hun liefdadigheid, mede als gevolg van de sloop van het Dominicanerklooster, waardoor ruimte vrijkwam. Het enige gasthuis uit die tijd dat er nog al tijd is, zij het met een gewijzigde functie, met het uiterlijk van een echt hoQe, is het Boshui sengasthuis, tussen de achterzijde van het Natuurmuseum en de Bredeplaats. Het werd in 1652 gesticht door Jonkvrouw Anna van Ey- singa, die in 1618 trouwde met Hero van Bur- mania, ritmeester van de cavalerie. Na zijn dood hertrouwde ze in 1635 met Philip van Boshuisen. Hij was grietman van het Bildt en samen bewoonden ze Juckemastate in Stiens. In het jaar van zijn overlijden liet Anna ne gentien woninkjes rondom een bleek bou wen. Aan de linkerzijde van de overdekte ingang, waar bovenaan een gevelsteen is aan gebracht met de letters AVE, Ao. MCD.LII, was destijds de vergaderkamer voor de voogden van het gesticht. De letters AVE staan voor Anna van Eysinga. Het geheel werd van het Ja- cobijnerkerkhof afgescheiden door een ring muur met poort, waarop het opschrift Het geen hier staet, uyt nyt oft haet doch niet be- schout, Tot Armoedts hulp en Weduws troost is het geboudt. De éénkamerwoninkjes werden in 1888 omschreven als 'eene bizondere in stelling van weldadigheid, die ten doel heeft om in het haar toebehorende gesticht oude vrouwen zonder onderscheid van godsdien- Het Jacobijnerkerkhof. Links het Nieuwe Stadsweeshuis, rechts daarvan de poort naar het Boshuisen Gasthuis. Tekening: Jan Bulthuis 1790

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2018 | | pagina 29