L C OVUan) La, ft
nieuw gasthuis, dat verrees op de hoek van de
Monnikemuurstraat, achter het koor van de
Jacobijnerkerk en dat in later jaren steeds ver
der werd uitgebreid.
Naast huisvesting genoten de bewoonsters
jaarlijks een uitkering in voedsel, turf en geld,
hetgeen overigens te weinig was om in alle
behoeften te voorzien, zodat een beroep
moest worden gedaan op de familie.
Het grootste deel van het gasthuis werd in
1905 gesloopt, nadat het reeds onbewoonbaar
was verklaard. De poort werd overgebracht
naar Cornjum. Bijna onherkenbaar staat in de
Monnikemuurstraat nog een deel van het
oude gasthuis met de naam Zoet name Jezus
Gilde op de gevel. Daar bevindt zich ook de
gevelsteen.
In 1850 verhuisden de bewoners naar een
nieuw gasthuis aan de Turfmarkt, hoek Droe-
vendal, dat was ontworpen door Frederik
Stoett.
In samenwerking met de Vereniging voor
Volkshuisvesting verrees na de sloop een
nieuw gebouw naar ontwerp van Chris Vegter
met wooneenheden voor een gemengde be-
wonersgroep (in gebruik genomen 1988).
Die Rijck is erw zijn Goed aan
Weduwen en Wezen
Het was in 1658 dat buiten de stad, op de nog
nauwelijks bebouwde (Ooster)grachtswal, een
hoQe van twintig woningen, rondom een
bleekveld, werd aangelegd door de bejaarde,
kinderloze Marcelis Goverts (1583-1660) en
zijn vrouw Mayke Marcus. Marcelis was vanaf
1651 drie jaar lid van de Magistraat en de
Vroedschap en in dezelfde periode voogd van
het Old Burger Weeshuis. Hij werd in 1660 en
Mayke in 1664 bij de Oldehove begraven.
In 1659 hadden ze te kennen gegeven dat
het hoQe 'bij voortduring' kosteloos bewoond
zou worden door weduwen en andere vrou
wen en bestuurd door de tijdelijke diakenen
van de Waterlandsche Doopsgezinde Ge
meente te Leeuwarden. Uit de opbrengsten
van een stuk land bij de Leije Oudeleije) kre
gen de vrouwen geld voor levensonderhoud
en om het geheel in goede staat te houden.
Ongeveer honderd jaar later ontving het ge
sticht verschillende legaten, onder meer in
Het Ritske Boelema Gasthuis in de Monnikemuurstraat Olieverfschilderij: Ids Wiersma, 1905