Leeuwarder stegen: de Pijlsteeg
1457:
1>J Steed Peer Jacdp Peylerth
Pik.yiii OpToe\Yea\i\n.
7
L e ovo-Ti) La,
Henk Oly
Dat de Leeuwarder stegen een bijna on
weerstaanbare aantrekkingskracht uitoefe
nen blijkt uit het grote aantal belangstel
lenden voor de 11-stegentochten die het
HCL organiseert. Daarom publiceert Leo-
vardia voortaan met enige regelmaat een
artikel over nog bestaande of - helaas -
verdwenen stegen. Als eerste is de Pij lsteeg
aan de beurt.
In 1876 stelde Eekhoff, in zijn rol als advi
seur van de straatnamencommissie,
voor de Pijlsteeg te hernoemen tot Tuin
straat. Hij was kennelijk ontevreden met
de naam die dit straatje ooit in de dagelijkse
omgangstaal gekregen had. Dat was om ver
schillende redenen ook wel begrijpelijk. Aan
vankelijk had het woord steeg de neutrale
betekenis van smal straatje, maar in Eekhoffs
tijd kreeg het een negatieve klank: een steeg
hoorde bij een achterbuurt. Dat vond de stads-
historicus niet passend voor een straat in het
voorname Leeuwarden.
Wat de breedte betreft kon de Pijlsteeg ook
gerust straat genoemd worden. Woordenboe
ken omschrijven weliswaar een steeg als een
smalle straat, maar in Leeuwarden heten lang
niet alle smalle straten steeg. Alleen wegen die
meer dan vier meter breed waren, noemde
men systematisch straat, sommige smallere
steeg, maar andere straat. De Pijlsteeg is daar
een voorbeeld van: in het verlengde ervan
loopt de Beijerstraat die oorspronkelijk net zo
breed was: vier meter. De Slotmakersstraat is
met zijn 2.80m een stuk smaller en het Maria
Annastraatje meet slechts 2.60m. Maar dat
laatste is dan ook een straatje. Soms wisselde
het tweede naamdeel zelfs: de Bontepapesteeg
(3.70m) heette ook wel Bontepapestraat. Voor
het eerste naamdeel Pijl vond Eekhoff Tuin
een passend alternatief. Zoals de Wirdumer-
dijk naar Wirdum voert en de Groningerstraat
weg naar Groningen, zou de Tuinstraat im
mers naar de Prinsentuin leiden. B&W volg
den zijn advies niet op.
Jacob Peylert
Dat eerste naamdeel Pijl dankte het straatje
volgens Eekhoff aan een zekere Jacob Peylert
die er gewoond zou hebben. Dat was een ge
bruikelijke manier voor het benoemen van
straten alvorens een commissie zich daar mee
ging bemoeien. De Ayttasteeg tussen de Wir-
dumerdijk en de Weaze kwam bijvoorbeeld zo
aan zijn naam, want op de noordhoek van de
laatstgenoemde straat met de steeg bezat de
familie Aytta een huis. Lang heb ik vertrouwd
op deze verklaring van de stadshistoricus,
maar tegenwoordig twijfel ik. Eekhoff baseert
zich namelijk op een akte uit 1457 waarin
sprake is van "den steed deer Jacop Peylerth
pligath op toe wennian". Uit niets blijkt echter
waar die steed zich in Leeuwarden bevond.
Vermoedelijk heeft de stadshistoricus enkel
op grond van de overeenkomst van beide
namen Peylerts woonstee in de Pijlsteeg gesi
tueerd.
Een logischer verklaring is dat pijl het Friese
woord piel is, dat 'poel in laag, drassig land'
betekent. (Het Nederlands kent het woord als
peel.) In geschreven taal gaf men de klank ie
meestal weer als ij of y en de steeg komt ook
meestal voor als Pijlsteeg en een enkele maal
als Pielsteeg of Pylsteeg. In het Nederlands -
dat de Leeuwarders als schrijftaal gebruikten -
veranderde in de loop van de tijd de uitspraak
van de ij van ie in ei. Geletterden gingen de
Pijlsteeg daarom de Peilsteeg noemen. (Dat
veel Leeuwarders in de negentiende eeuw de ij
van Pijlsteeg nog uitspraken als ie, zal voor de
preutse archivaris nog een reden zijn geweest
de straat om te willen dopen.)
Die lage drassige grond waar Piel naar ver
wijst, moet zich uiteraard aan de lage noord
kant van de steeg bevonden hebben, waar de
oudste stadsplattegronden een paar sloten
laten zien. Daar lag nog in de achttiende eeuw
ook een Pielepolle.
Opschrift aan de gevel van Pijlsteeg 6 dat herinnert aan een vroegere bewoner (volgens sommigen
zelfs de naamgever van de steeg) Foto: Nykle Dijkstra
CH4 RTBJ S*}Z