ClYlylpaal
in de Filmgeschiedenis?
«/eeuivarier /j emeeKsdjAp,
2
De film, uitgevonden in het laatst van
de vorige eeuw en tot ontwikkeling
gekomen in het begin van deze eeuw,
is in haar korte geschiedenis nu voor
de tweede maal geschokt door een in
grijpende verandering, als gevolg van
nieuwe technische mogelijkheden. De
eerste ontstond omstreeks het jaar 1930,
toen de geluidsfilm haar intrede deed
door de uitvinding van de optische ge
luidsband, die op de film kon worden
aangebracht en zo een onverbreekbaar
geheel met het beeld vormde. Ook
daarvoor had men wel geprobeerd
beeld en geluid samen te voegen,
maar dit geschiedde dan met be
hulp van gramofoonplaten. De moei
lijkheid daarbij was beide elementen zo
danig samen te voegen, dat er geen
tijdsverschillen optraden een pro
bleem, dat op deze manier practisch on
oplosbaar bleek te zijn: óf het beeld óf
het geluid ging „voorlopen".
De geluidsfilm was een werkelijke ver
betering, vergeleken bij de „stomme"
rolprent. De vinding veroverde dan ook
in een snel tempo de wereld; het tempo
van deze opmars kon hoog zijn, omdat
er geen grote verschillen ontstonden in
de systemen. Wel werden twee metho
den voor de geluidsopname ontwikkeld,
maar voor de weergave maakte dit geen
verschil, zodat de apparatuur van de
bioscopen volgens één principe kon wor
den veranderd. De overgang naar de
geluidsfilm verliep dan ook zonder grote
strijd tussen de producenten al heb
ben zij uiteraard een tijd van grote pro
blemen doorgemaakt toen de film oren
kreeg.
Deze problemen spraken het sterkst
voor wie zich met de artistieke beteke
nis van de film bezig hield. Slechts
enkele tientallen jaren had de film zich
kunnen ontwikkelen tot een zelfstandige
kunstuiting, daarbij voortdurend de last
van de onstilbare vermaaksbehoefte van
het grote publiek als een zware, rem
mende last meeslepend. De productie
was in hoofdzaak op de verkoop gericht
en schaars moesten de werken blijven,
die aan andere, edeler doeleinden be
antwoorden. Maar desondanks was hier
en daar een zeker meesterschap in het
hanteren van dit nieuwe uitdrukkings
middel ontstaan, met name in Duits
land en Rusland.
Wat de gevolgen voor de film zijn ge
weest van de komst van het geluid blijkt
nog altijd, wanneer men het veelvuldig
gekweel van dames en heren hoort, die
de mogelijkheden van dit reproductie
middel tot de bodem uitputten, maar
slechts een schamele bijdrage leveren
tot de ontwikkeling van de filmkunst.
Beeld en geluid, tot één artistiek ge
heel samengevoegd, in onderlinge afhan
kelijkheid, is nog altijd een terrein, dat
voor verdere ontginning vatbaar is; dat
dit werk de moeite loont, is overigens
in de tot dusver verstreken jaren van
de geluidsfilm wel bewezen.
7 e menen er goed aan te doen de
betekenis van de overgang van
stomme film naar geluidsfilm vrij uit
voerig te schetsen, omdat het interes
sant is deze „revolutie" te vergelijken
met die van vandaag-de-dag, actueel
geworden, nu de Leeuwarder Theaters
„Tivoli" en „Harmonie" deze nieuwe
ontwikkeling zijn gaan volgen door het
toepassen van respectievelijk de ver
brede beeldprojectie en de Cinema-
Scope. Voor de toeschouwers vertonen
deze systemen een grote mate van over
eenkomst, want in beide gevallen ziet
men het filmbeeld breder dan normaal,
maar in verhouding minder hoog.
Wat Tivoli doet is niet anders dan een
gewone film op een groter formaat (met
afsnijding van stukken aan de boven-
en onderkant) projecteren, de Harmonie
werkt met een film, die ook bij de op
name een bredere „gezichtshoek" heeft
gehad. Over het systeem van het sa
mendrukken in de breedte van dit beeld
op de film en het weer in de normale
verhouding terugbrengen bij de projec
tie hebben de dagbladen uitvoerige uit
eenzettingen gegeven, zodat wij ons van
deze plicht ontslagen achten.
In welk opzicht kunnen deze systemen
als een uitbreiding van de tot dusver
bestaande mogelijkheden gelden? De
filmpropaganda werkt rijkelijk met het
„panoramisch" effect, met de „diepte
werking", die de film van het beeld in
het platte vlak zou verlossen. Dat klinkt
revolutionnair, maar de werkelijkheid
is veel minder overtuigend dan de re
clame. Door de buiging in het scherm
ontstaat een licht ruimtelijk effect, zon
der dat het beeld evenwel uit het pro-
jectievlak wordt losgemaakt. De drie
dimensionale film (met lengte, breedte
en diepte dus) is blijven steken in het
Maandblad onder auspiciën van de
Stichting „Leeuwarder Gemeenschap"
3e jaargang No. 6 Juni 1954
Redactie-commissie
Dr J. G. Aalders
Mevr. A. J. Bearda Bakker-Stuiveling
J. K. Dijkstra
Pater P. v. d. Eisen O.P.
Jhr J. W. J. Witsen Elias
Hoofdredacteur: W. H. Kuipers, Tel. 2003
Adres Redactie en Administratie:
Voorstrcek 101-103. Telefoon 8348.
Abonnementsprijs f 1.80 per jaar
Giro-nummer 9910 ten name
N.V. Erven Koumans Smeding. Leeuwarden
stadium van de grapjes met gekleurde
papieren brillen of brillen met gepola
riseerde glazen en blijkt zo ver van de
practische bruikbaarheid verwijderd te
zijn, dat men de naam maar heeft over
gebracht op' iets, wat principieel met
„3 D" niets te maken heeft. Uit dit alles
blijkt wel, dat de nieuwe technische ont
wikkeling van de film van veel minder
betekenis is dan met de uitvinding van
de geluidsfilm in de dertiger jaren het
geval was.
Maar de filmproducenten zijn er terdege
op uit om ons in het hoofd te hameren,
dat ze wei degelijk een revolutie in de
cinematografie tot stand hebben ge
bracht. Om dit te bewijzen, komen ze
met schouwspelen, die zo groots van
opzet zijn, dat het normale filmdoek ze
niet of nauwelijks zou kunnen verwer
ken. „Quo Vadis" en „De Mantel" zijn
hun grote troeven, die naar strekking
en uitvoering een zeer sterke overeen
komst vertonen. Het zijn films voor het
grote doek, het doek, dat telkens weer
gevuld wordt met beelden, volgepropt
met mensen en pompeuze decors. Bij
„Quo Vadis" gebeurt dit nadrukkelijker
dan bij „De Mantel", maar in beide
films ziet men de juichende demonstra
tie van wat nu wel mogelijk is gewor
den met dat grote beeld. Zoals men bij
de komst van de geluidsfilm niet ge
noeg zingende en musicerende lieden
kon laten zien en horen, zo kan men nu
niet genoeg mensenmassa's laten op
treden.
De jongste Muze, die de filmkunst be
schermt, is intussen angstig 'n een
hoekje weggekropen, overdonderd door 't
Hollywoodse onweer, dat daar door com
mercieel ingestelde heren is ontketend.
Zij heeft nimmer haar kracht gevonden