BIJ DE FOTO'S Boven: Dit is geen gaskraantje, maar een electrische schakelaar uit het jaar 1888. Een huiselijk tafereeltje bij de tentoonstel ling van Energiebedrijven in de Beurs: ir. C. B. van Ardenne, directeur van Energie bedrijven, en de wethouders mr. J. van der Schaaf, J. Tiekstra en J. T. Vellenga (volg orde van links naar rechts) in de ouderwetse huiskamer, toen men van electriciteit nog niet wist. Wij kennen de grammofoon nu vrijwel uit sluitend als een electrisch en electronisch apparaat, maar het allereerste begin had niets met electriciteit te maken, al was Edi son (de man van de gloeilamp) de uitvinder. Op de in de Beurs gehouden tentoonstelling Vijftig jaar electriciteit" was deze fonograaf van omstreeks 1890 te zien. In plaats van platen werden toen nog wasrollen gebruikt. Onder (van links naar rechts): In 1916 maakte men deze electrische kachels. De glazen buizenwaren metwaterstol gevuld. De oude en de moderne keuken bij elkaar, zoals ze te zien waren in de Beurs tijdens de tentoonstelling „Vijftig jaar electriciteit" verschijnen en bracht het aanvankelijk niet verdei dan tot Harlingen. De heren met hun hoge hoeden en valiezen die naar Zwolle of nog verder moes ten, stapten in de Korfmakersstraat in de diligen ce van Van Gend en Loos en konden hun Zwolse relatie dus telegrafisch berichten, dat men tien uur later op hun aankomst kon rekenen, zo paar den en wagenveren geen mankementen gingen ver tonen. Dat was de eerste praktische toepassing van de electriciteit. Natuurlijk interesseerden deze reislus tige heren zich voor deze wonderlijke, geheimzin nige beweegkracht, die hun boodschappen langs een draad kon overbrengen. Riep de plicht hen niet elders, dan gingen ze in het winterseizoen trouw naar de bijeenkomsten van het Natuurkundig Ge nootschap, dat in Zaal-Van der Wielen hoogge leerde sprekers liet vertellen en demonstreren wat die electriciteit te betekenen had. En men zag demonstraties met elementen, electriseermachines en de Leidse fles, die vonken als bliksemstralen veroorzaakte. Na afloop sprak de voorzitter van Leeuwarden heeft nu vijftig jaar electriciteit. We kunnen deze vorm van energievoorziening niet meer uit ons bestaan wegdenken. Ons persoon lijke bestaan, met de woningverlichting, de stof zuiger, het strijkijzer, de radio, de televisie. Toch vraagt het gezinsverbruik maar een ondergeschikt deel van het totaal der geleverde electrische ener gie: 21,4 procent. De grote hap gaat naar industrie en ambacht: 48,4 procent. Dan volgen handel en verkeer met 17,5 procent. En onderaan komt de openbare verlichting, die niet meer dan 2,4 pro cent van het totale verbruik oplevert. De grote ommekeer dateert niet van 1912. De eer ste wereldoorlog heeft de achttiende eeuw weg gevaagd. Daarna begon de moderne techniek zijn onstuimige opmars, gestuwd in belangrijke mate door de electriciteit. De electriciteit, die met een niet in kilowatturen uit te drukken kracht de wereld heeft opgeheven naar het peil dat onze voorouders nimmer hebben kunnen voorzien, hoe trouw ze ook de bijeenkomsten der natuurkundige genootschappen bezochten de „wonderen dezer eeuw", maar niemand ver moedde welke grote gevolgen dit alles zou hebben. Men ging naar huis door de met gas verlichte straten en was ervan overtuigd, dat de electriciteit een alleraardigst wetenschappelijk speelgoed was. De tweede kennismaking in de praktijk met de electriciteit dateert van 1885, toen op 1 oktober het telefoonkantoor werd geopend in de vroegere hoofdwacht, later het politiebureau en nu secre tarie van de gemeente. De uitvinding van Bell stelde ook de Leeuwarders in staat zich mondeling via de electrische draad met elkaar in verbinding te stellen. De trotse eigenaren van een telephoon vergrootten hun roem en aanzien door het num mer overal te vermelden waar dit mogelijk was: op de winkelruit, in de advertentie. Als „status symbool" heeft de telefoon al lang afgedaan, maar de neiging om het nummer zelfs op volkomen nut teloze plaatsen te vermelden leeft voort. Zelfs vracht- en bestelauto's worden er nog dikwijls mee versierd Het zou 1912 worden voordat de bouw van een electrische centrale noodzakelijk werd geacht. En zelfs toen leefde het gevoel van deze noodzakelijk heid nog maar in een zeer beperkte kring. De spoorwegen liepen voorop met hun wens de per rons en het emplacement electrisch te verlichten. De rest volgde schoorvoetend. Men was nog in de nadagen van de negentiende eeuw, de tijd, die door het romantische schijnsel van het gaslicht wordt gekarakteriseerd

Historisch Centrum Leeuwarden

Leeuwarder Gemeenschap | 1962 | | pagina 13