Ui
1ENAULT
ij
J OSIER
'T KLEINE KRANTSJE
4
Lezers klommen in de pen
IS Herinneringen aan
Achter Tulpenburg-
Toen ik ongeveer twee jaar ge
leden deze oude volksbuurt nog
eens bezocht, was er van Ach
ter Tulpenburg niets anders meer
over dan een met gras en on
kruid overwoekerde puinhoop.
De oude woningen zijn afge
broken, maar de herinneringen
aan een mooie jeugd, hier door
gebracht, zijn gebleven. Voor de
bewoners was Achter Tulpen
burg behalve in de streekjes ver
deeld in de Steeg, het Poortje,
het Middenpad, het Modderpad
en de Sloot.
Het Modderpad aan het einde
van de Steeg was vooral op zon
dag en op mooie zomeravonden
een dorado voor de grotere reeds
verdienende jongens, die daar
met centen „streepje" gooiden.
Dat was gokken en mocht niet
van de politie, maar er werden
heel veel kwajongensstreken uit
gehaald die bij de politie geen
genade konden vinden.
De Sloot, waar de opslagplaatsen
waren van Hartelust, was, zo
lang het nog niet donker was,
het domein van ons, de school
gaande jeugd. Hier werd gevoet
bald, gekaatst, bakkert gescho
ten, aban-pers-persuur- en lepel,
skeer of hakmes gesprongen, nou
noem maar op.
Maar voetballen was toch wel
onze voornaamste bezigheid en
menige klomp is hier gesneu
veld. En maar oppasse voor de
politie, want voetballen op
straat was verboden. Vooral van
uit de Romkeslaan dreigde het
politiegevaar, maar de keeper
hield deze „laan" zo goed mo
gelijk in de gaten.
Toch werden we wel eens over
vallen door, ik mag het nu wel
zeggen, een woud-kniem De
streekjes gaven dan echter een
prachtige gelegenheid tot ont
vluchten. Het is meermalen ge
beurd, dat de pliesje ons op zijn
fiets achterna kwam en daar
konden we dan moeilijk tegen
lopen. We hadden dan vaak de
euvele moed om een tobbe mid
den op het smalle streekje te
gooien of een fiets om te trek
ken die tegen een huis stond,
zodat de ons achtervolgende
agent van zijn fiets moest om
de barrière te nemen en wij vol
doende voorsprong kregen om te
ontsnappen. Te pakken kregen
ze ons nooit!
Een bal was in die tijd een kost
baar bezit. Ik herinner me nog,
dat we weer fijn aan het voet
ballen waren en gesnapt werden
door een pliesje. Wij er vandoor,
maar de bal konden we niet
meer bemachtigen. De goede
man was juist van zijn fiets af
gestapt om het ronde ding in
beslag te nemen, toen één van
onze makkers z'n klompen uit
schopte, er op zijn sokken als
een razende op afstoof en de bal
juist op tijd onder de handen
van de politie wegtrapte. Het
gevolg was een stomverbaasde
pliesje, maar redding van de bal,
de klompen en van ons
Was het een wonder, dat ons
geweten nooit zuiver was en we
altijd een bepaalde angst hadden
voor het politiebureau in de Ka
naalstraat, waar we toch langs
moesten om op school te komen
(school rr aan de Oostersingel).
Zodra het donker was, waren
onze activiteiten anders gericht.
Voor verstoppertje, verbeieren en
rovertje spelen boden de onver
lichte streekjes geweldige moge
lij ltheden. Helaas mocht ik, na
dat de lantaarnopsteker op de
Sloot de straatverlichting had
ontstoken, nooit meer lang bui
ten blijven in verband met „zi
geuners" en „kinderrovers". Ik
weet nog best dat ik me toen
voornam dat, als ik later kin
deren had deze buiten mochten
spelen zo lang ze maar wilden....
Misschien denken mijn klein
kinderen er nu zo over.
Wat was Achter Tulpenburg ook
een heerlijke buurt om ruitje te
tikken! Een veiligsheidspeld in
SANITAIR
niet best
de stopverf, door het oogje een
draad met een steentje en wij
achter een hekje of een hegget
je zitten en aan het andere eind
van de draad trekken en het
steentje maar tegen de ruit tik
ken, totdat de bewoners vol woe
de naar buiten kwamen en wij
het hazenpad kozen.
Eén man, ik zal zijn naam niet
noemen, had onze grote bewon
dering. Het verhaal ging dat deze
buurman nogal eens te diep in
het glaasje keek, maar zo sterk
was, dat zes politiemannen hem
niet aan konden. Het verhaal
kan wel waar zijn. Waar is in
ieder geval, dat hij raak kippen
slachtte en deze, na onthoofding,
nog een tijdje in de bleek liet
rondlopen. Wreed, natuurlijk,
maar wij, in onze niet vrij van
sadisme zijnde jongensjaren,
griezelden en genoten ervan. De
ze man heeft ons ook eens aan
gezet tot een „vieze" kwajon
gensstreek.
Buurman Diekstra had honden
(mollevangers) die in zijn bleek
rondliepen en daar ook hun be
hoefte deden. Wij moesten de
stront (vergeef met het woord)
aan een stok smeren en dan
deze viezigheid 's avonds als het
donker was aanbrengen op de
deurkruk van een kruideniers
winkeltje op de Sloot. Wij waren
hier graag voor te porren en ver
richtten de euvele daad. Maar
daarmee hadden we nog niets
bereikt. Het winkeltje was ge
sloten en we wilden toch het
resultaat zien. Eén van de jon
gens haalde een zak grauwe erw
ten en wij, van achter een heg,
grauwe erwten tegen het raam
gooien. Plotseling kwam de win
kelier naar buiten. Wij konden
door de gang in de keuken zien
en daar zat de vrouw des huizes
op de po met zwaar overhan
gende billen. Onze vreugde was
groot, zijn woede ook en met
een smak werd door onze krui
denier de voordeur dichtgetrok
ken. Veel gevloek van het man
netje. Hij had met zijn hand in
de door ons op de deurkruk aan
gebrachte uitwerpselen van Diek-
stra's honden gegrepen en dat
rook nu niet bepaald naar eau
de cologne
Het jaarlijkse hoogtepunt was
altijd het buurtfeest op het ter
rein van de Lijempf. Buurman
Rijf kogel was de grote animator
van dit feest. Op prachtig ver
sierde paard en wagen, bemand
met de kleinste kinderen, trok
de stoet in optocht naar de
Lijempf, met muziek van het
straatmuziekcorps onder leiding
van het „Scheefnekje" voorop.
Met zaklopen, tonnetje kruipen,
talhout rapen enz. werd fel om
de prijzen gestreden. Wie bij de
jongens de beste was weet ik
niet meer, maar bij de meisjes
was Joeke Kok altijd de grote
favoriete.
Het sanitair in de woningen was
niet best. Een waterkraan in de
gang en een plee met ton op
zolder. Door de steile ladder is
menige ton eerder beneden ge
komen dan de tonneman.
Och heden ja, die plee. Mijn
vader had de gewoonte, als hij
ter pleeë ging het hoogste lied
te zingen. Maar op een kwade
dag riep hij angstig om zijn
vrouw. Moeke riep naar boven:
„ja, wat is d'r an, must de tange
d'r bij hewwe?" „Nee", scheeuw-
de pa, „maar mien pottemenee
is in de tonne vallen". „Nou",
zei mien moeke, „dan toch maar
met de tange".
Vader met de tange in de vrij
volle ton aan het wroeten. Hij
kreeg wel van alles te pakken,
maar geen beurs. Op een gege
ven moment zei hij„wat kan
mij het schelen" (althans woor
den van gelijke strekking), trok
zijn jasje uit, mouw van het
overhemd omhoog en daar ver
dween de ontblote arm in de
ton. Na veel misgrepen (nou ja,
mis) kreeg hij eindelijk de beurs
te pakken en een tijdje later hin
gen de briefjes van tien achter
de kachel te drogen.
En zo leefden wij in de jaren
'20-'30 Achter Tulpenburg. Er
was armoe. Er waren zorgen,
soms ruzie's, maar veel meer
vriendendiensten en burenhulp.
De kinderen van toen? Ach, de
meesten zullen nu wel pake of
beppe zijn. Onze „overtredin
gen" zijn al lang verjaard en de
pliesje moet nu maar lachen om
onze „zonden".
Een oud A.T.-ei.
IS! Klaas Kindermans
Het artikel dat u onlangs plaat
ste over de bekende kappers
familie Kindermans wekten her
inneringen bij me op, die me
haast weemoedig stemden. Ik
heb de familie en dan vooral
Klaas Kindermans zeer goed ge
kend. Hij was in mijn jonge
jaren, na 1918, dansmeester die
les gaf in de benedenzaal van
een van de hotels aan de Lange
Marktstraat waar even verder, in
het „Zwijnshoofd", de dans
meester Van der Boom met z'n
zoon Willem resideerde. Van 5-7
voor de beginners en van 7-9
voor de gevorderden. Op zondag
avond. Met hele troepen jongens
en meisjes gingen we er heen en
leerden daar dan de eerste be
ginselen van de toen moderne
dansen als kruispolka, wals, ve-
leta, ijswals enz. enz. en heel
voorzichtig de one step. Het was
er altijd ontzettend gezellig en
hoewel ik ook bij Van der Boom
heb gedanst ging toch mijn voor
keur uit naar Klaas Kindermans.
Waarschijnlijk lag dat aan het
feit dat het daar wat gemoede
lijker toeging en ook vond ik
dat je daar wat gemakkelijker
een meisje kon versieren, dat je
dan naar huis mocht brengen.
En dat lukte me nog wel eens.
Later ging Klaas Kindermans ver
huizen naar een café aan het
begin van de Groningerstraat
weg (de naam weet ik niet meer).
Daar dansten we op een boven
zaal met een Bühne. Ook daar
was het ontzettend plezierig en
gezellig. Er werd niet alleen ge
danst, maar ook gezongen. Er
waren een paar meisjes die een
prachtige stem hadden en bij
toerbeurt de Bühne opstapten en
een liedje zongen wat zeer ge
waardeerd werd. Als ik me goed
herinner waren dat Annie de
Roos, Doetje Otter en een meis
je wier naam ik me niet meer
herinner, maar die later de echt
genote is geworden van slager
Herman de Haan. Ze zongen erg
gevoelig wat ze nu smartlappen
zouden noemen. „Blinde ogen",
een liedje uit de eerste wereld
oorlog en schlagers van Willy
Derby als „het fiere schooiers-
hart" en „schooier waar ga je
naar toe". Het was een genot
om er naar te luisteren want
vooral de twee laatstgenoemde
meisjes konden fantastisch zin
gen!
Die dingen vergeet je nooit meer.
Als we na afloop naar huis gin
gen gebeurde het vaak dat we
een litertje snaps meenamen en
gezamenlijk naar de Kleine
Kerkstraat togen om boven de
kapperszaak waar Klaas woonde
dat litertje soldaat te maken.
Daar werd plezier gemaakt en
gezongen waarbij de hartver
sterking niet werd vergeten. En
het gebeurde dientengevolge nog
wel eens dat ik lichtelijk teut de
Nieuwestad langs laveerde en
via de Beursbrug en Potmarge-
brug naar Achter de Hoven Hep
om vandaar de Fabriekssteeg in
te schieten, waar we toen woon
den. Je vergeet veel van vroeger
maar deze dingen blijven je, je
leven lang bij. Het was een
mooie tijd voor ons jongeren,
wat ik niet graag had willen
missen en het is dan ook dat ik -
(en dan spreek ik uit naam van
zeer velen) Klaas Kindermans
posthuum graag zou willen den
ken voor de plezierige blijheid
die hij uitstraalde en ons daar
van meegaf. Het waren en zijn
KjUetr«>
blije en mooie jeugd herinne
ringen.
Maar ik mag hierbij niet zijn
zoon vergeten die het muzikale
gedeelte verzorgde. Ik weet niet
meer wie van de drie het was.
Wel meen ik te weten dat hij
getrouwd is met een meisje (één
van een tweeling), die in de
buurt van de Centrale woonde.
Als ik het mis heb zal ik wel
gecorrigeerd worden. Dankend
voor de plaatsruimte; een oud,
niet Li- of Lu- maar Leewadder.
Neede (Gld.)
Siep van Elsloo.
IS Bijnamen
Meneer en mevrouw De Vries
hebben nog nooit van Hek ut
niet seid gehoord, nou ik ook
niet, maar zoals de redacteur al
schreef zegt dat niet zo veel,
want er waren ook nogal wat
ouwe Leewaddes met twee na
men. Er was ook een koeiedrij-
ver, die noemden ze de Strie-
boer, maar zo noemden wij hem
thuis nooit. Wij zeiden altijd De
Stiekelsnor in verband met zijn
stekelige snor. Maar behalve
mijn broers en zuster zullen ook
wel geen stadgenoten die naam
Stiekelsnor kennen.
Ameisfooitt G.H.
DE STIEKELSNOR
ABONNEMENTSGELDEN
Abonnees van buiten Leeuwarden, die nog niet hun
abonnementsgeld hebben betaald verzoeken wij
vriendelijk dit thans te doen door storting op ons
gironummer 981062 van een bedrag van f 3,75 (voor
het abonnement tot 1 juli 1969) of van f 7,50 voor het
abonnement tot 1 januari 1970. Ook de abonnees in
Leeuwarden, die hun abonnementsgeld over 1969
nog niet hebben betaald kunnen dit doen door stor
ting op onze giro of door contante betaling aan ons
kantoor Vredeman de Vriesstraat 1.