BLADZIJ
DENTOCHTEN
BAR WINTERWEER VOOR VELEN FATAAL
'T KLEINE KRANTSJE
De sportieve Leeuwarder Lo Geveke
was een van de sterke mannen van
de tweede groep. In de Elfsteden
tocht van een jaar later zou hij derde
worden.
Sjouke Westra uit Warmenhuizen.
MET ZN VIJVEN
Met z'n vijven doorworstelden ze
het eindeloos lijkende eind van
Franeker naar Dokkum en met z'n
vijven kwamen ze daar aan - drieën
twintig minuten eerder dan een
tweede groep van vier.
„Jongens" zei Cor Jongert toen als
oudste van de ploeg, „jongens, zul
len we gelijk in Leeuwarden aanko
men en samen winnen?
Adema, Van der Duim en Keizer
vonden het best.
Alleen Westra maakte bezwaar. „Het
is toch een wedstrijd! betoogde
hij. Maar hij liet zich bepraten en
tenslotte vielen er in de gelagkamer
in Dokkum vijf grove knuisten in
elkaar. Het Pact van Dokkum was
bezegeld, de Grote Vijf zouden
gelijk over de eindstreep gaan.
Een dik uur later reden ze in Leeu
warden de stadsgracht op, waar de
Nieuwe Leeuwarder IJsclub net een
hardrijderij voor paren hield en het
publiek nog niet van de baan was
gestuurd.
Ze gaven eikaar nu een arm en gle
den langzaam verder - de niet ge
markeerde finish tegemoet.
„Jullie moeten nog verder! werd
er geschreeuwd.
ONZEKERHEID
En toen maakte plotseling onzeker
heid zich meester van die vijf. Eens
klaps rukte Auke Adema zich los en
spurtte weg in de richting van waar
hij dacht, dat dc eindstreep zou
moeten zijn.
Terwijl het publiek bij honderden
liet ijs opstormde, sprintte Piet
Keizer de vluchteling ais een korte-
baanrijder na. Hij ging hem voorbij
op het moment, dat de tweede
achtervolger, Cor Jongert, viel en
aan zijn neus gewond bleef liggen.
Dirk van der Duim en Sjouke Wes
tra snelden de verlaten hardrijders-
baan van de ijsclub op, maar dat
zag al bijna niemand meer, want
aller ogen richtten zich toen op het
gekrioel rond Keizer en Adema.
CATASTROFE
Nog meer mensen stroomden het ijs
op, dat gevaarlijk begon te kraken
en dreigde te breken onder de zware
last. Bang voor een catastrofe trok
ken politiemannen de gummiknup
pel en sloegen er krachtdadig"op los.
Binnen enkele minuten veegden ze
de hele baan schoon.
Onder de duizenden aan de voet
van de Oldehove keerde nu de rust
enigszins weer, maar binnen de mu
ren van de Groene Weide zette het
gekrakeel over deze chaotische fi
nish zich voort.
Want wie was nu de winnaar van
deze Elfstedentocht? Auke Adema,
die in de verschrikkelijke verwarring
van dit moment als triomfator werd
aangewezen?
Of Piet Keizer, die het eerst over de
in het ijs gekraste eindstreep was
gegaan?
„Geen van beiden" zei Cor Jongert
„Ik ben winnaar, want ik was de
eerste, die hier bij de eindcontrole
mijn kaart liet aftekenen".
Dat was ook zo. Jongert had het
eerst het laatste stempeltje gekregen,
nadat mr. Hepkema hem op zijn
sterke schouders de Groene Weide
foontje kwam van dc Commissaris
der Koningin, mr. P.A.V. baron Van
Harinxma thoc Slooten met de
mededeling, dat dc vijf reuzen van
deze tocht in diens ambtswoning
bij Prins Bernhard werden verwacht.
De Prins had Friesland speciaal voor
deze Elfstedentocht met een bezoek
vereerd. Hij kwam - in het uniform
van kapitein - om half twaalf met
de trein in Leeuwarden aan en reed
toen in een legerauto naar Franeker
waar hij bij het bolwerk de Elfste-
denrijders opwachtte.
Later op de middag begaf hij zich
naar de omgeving van D.okkum om
de kopgroep daar in actie te zien.
Tegen half vijf reed de Prins naar de
Harlingersingel. Hij wilde er een
kijkje nemen bij het eindpunt. Maar
het was daar zo druk, dat ook de
rijweg door een compacte massa
van duizenden toeschouwers was
geblokkeerd en zelfs voor een prin
selijke auto bleek er geen doorko
men aan. Daarom reed de Prins door
naar de woning van de Commissaris
der Koningin aan het Hofplein,
waar hij de rijders op het Centraal
Bestuur van de Elfstedenvereniging
om half zes ontving.
„Wie heeft er nu eigenlijk gewon
nen? vroeg de Prins.
„Dat zal ik u zeggen. Hoogheid"
antwoordde Auke Adema. „Wij had
den in Dokkum afgesproken naast
elkaar door dc finish te gaan, maar
kort voor de finish werd het mij te
machtig. Toen ben ik gaan spurten.."
„Ja, ik begrijp het" lachte de Prins,
.jullie vertrouwden elkaar niet...."
„Nu win ik weer, maar nou win ik alléén" profeteerde Auke Adema, toen
de Elfstedentocht een jaar na de monstermarathon van '40 alweer van start
kon gaan. En de drieste Fries deed wat hij zei: met een royale voorsprong
op Joop Bosman uit Breukelen kwam hij als eerste bij het eindpunt op
Schenkenschans aan. Rechts Joop Bosman, links de trotse winnaar. Achter
de rug van Bosman Mr. Mindert E. Hepkema, „de grote baas van 't Elfste-
denspul".
NIET VERDIEND
De Prins aanvaardde het gouden
kruis, „maar" zei hij, „dat heb ik
toch niet verdiend".
„Hwat in aerdige man is dat! vond
Een treffend beeld uit deze onvoorstelbaar zware Elfstedentocht: de kopgroep arriveert in Franeker, Auke Adema
(rechts) zet alles op alles om bij de controle in z'n woonplaats de eerste te zijn, Piet Keizer, links, betwist hem de
eer. Wie het sprintje won? Natuurlijk Auke Adema! Pal achter de rug van de favoriete Franeker de andere drie:
Dirk van der Duim, Cor Jongert en Sjouke Westra.
had binnengedragen.
Maar was dit afstempelen alleen
beslissend voor de einduitslag?
HEFTIGE DISCUSSIES
De heftige discussies erover waren
nog in volle gang, toen er een tele-
Mr. Hepkema overhandigde Prins
Bernhard het gouden kruis van de
Elfstedenvereniging, dat later op
deze dag ook zou worden uitgereikt
aan de rijders Rein Zandstra en D.
Huizinga Bruins voor het vijfmaal
volbrengen van dc toeht.
een van de Friezen onder de Grote
Vijf, toen die de woning van de
Commissaris der Koningin verlieten
en terugkeerden naar de Groene
Weide.
En daar werd tenslotte in overleg
met de rijders bepaald, dat alle vijf
ex aequo als nummer één zouden
worden genoteerd en dat ze allen
een eerste prijs zouden krijgen.
Even na vijven en ruim een half uur
na de koplopers dus, gleden - arm
in arm - de vier rijders van de tweede
groep over de finishlijn. Het waren
Jan van der Bij uit Anna Paulowna,
Sikke Dijkstra uit Cornjum, Lo Ge
veke uit Leeuwarden en Abe de
Vries uit Giethoorn, de winnaar van
de wedstrijd van 1933, die een op
merkelijke prestatie leverde door
toch nog bij de eerste negen te
eindigen. Hij was pas ontslagen uit
het militaire hospitaal en kwam te
laat aan de start. In Sneek lag hij al
negentien minuten op de leiders
achter en in Bolsward had hij nog
een achterstand van twaalf minuten
op Geveke, Dijkstra en Van der Bij,
die rusteloos achter de kopgroep
aanjoegen. Maar in Franeker kreeg
hij deze drie te pakken en ook zij
besloten toen bij elkaar te blijven.
SJOERDJE FABER
De enige vrouw, die deze monster-
tocht vol ontberingen geheel vol
bracht, was Sjoerdje Faber uit War-
ga. Samen met haar beide tochtge
noten, vader en zoon Hendrik Jelles
en Jelle Hendriks Kooistra uit War-
ga, zwierde ze tot grote verbazing
van het publiek zo fris als een hoen
tje over de finishlijn.
Zo werd deze Elfstedentocht van
1940 een onvergetelijk evenement,
onvergetelijk voor de weinige tien
tallen, die het ondanks alle moeilijk
heden presteerden ongeschonden
het eindpunt te halen, onvergetelijk
ook voor de duizenden uitvallers,
die hun Elfstedendroom in rook
zagen vervliegen en die later nog
vaak terugdachten aan de verschrik
kingen van de witte hel - de witte
hel, die voor het eerst een zware
bladzijde bracht in het geschiedboek
van de Friese Elfstedentochten.