'f 34-leine ^Crantóje leeót iedereen Het Noordvliet Slot: eens een bedrijvige buurt. Aan dezelfde kant van het Vliet en in feite dus behorend tot het Zuid- vliet en niet tot Noordvliet Slot stond de houtzaagmolen van De Wind, die als alle andere oude molens in Leeuwarden al jaren ge leden het loodje heeft gelegd - alleen een van beide zwartgelakte schuren van het bedrijf van De Wind staat er nu nog. Verderop, bij een van de aardige houten bruggetjes, die een primi tieve verbinding vormden tussen het Noord- en Zuidvliet, was het hellinkje van Luutzen de Roos en daarachter lag dan de Pólle of de Poppebuurt met z'n kleine, poppe rige huisjes, waarin de mannen woonden, die aan de oevers van het Vliet hun brood verdienden. HEEL WAT NIJVERHEID Dat waren er niet weinigen, want tegenover de scheepshelling en de houtzaagmolen van het „Zuidvliet Slot" stond heel wat nijverheid op het Noordvliet Slot. Erg belangrijk was de olieslagerij van Van der Meij en Hommema. Die stond, tot de bange nacht, waarin hij door een zware brand werd verwoest, waar nu de Archipelweg begint. Heel wat Vlietsters vonden er werk en er heeft zich in de loop van de jaren ook heel wat afgespeeld. Eens raakte er een span paarden met een wagen lijnkoeken in het Vliet, waar bij een van de dieren werd gedood, een andere keer reed er voor de fabriek een koets in de vaart, door dat de paarden schrokken van een elevator, die er pas was aangebracht. Het was een gruwelijk ongeluk, want een van de vier inzittenden - Klaas Brouwer, een veelbelovend jong architect - kon niet worden gered; hij was al in de modder ge stikt, toen hij naar boven werd gehaald. Wanneer oude Vlietsters eraan te rugdenken komen er meer veelbe sproken ongevallen van vroeger in de herinnering. Zoals het droeve gebeuren met een zeilbootje van Markus Aal, dat - zwaarbemand - in het „Woudmantsje" omsloeg en dat verscheidene jonge mensen het leven heeft gekost. Een ongeluk, dat wel geweten werd aan het wrakke materiaal, dat Markus Aal voor een luttel geldsbedrag in huur afstond. Van veel betere kwaliteit waren de bootjes van Hein Appeldoorn, die dan ook duurder waren en deswege door de weinig kapitaalkrachtige jeugd minder werden gevraagd. Te gelijk met Voordewind, de vader van de praatgrage politiecommis saris, bracht Appeldoorn (die er tussen twee haakjes - oud maar vitaal - nog steeds woont) de eerste motorboten in de vaart, wat de Vlietsters heel wat stof tot praten gaf. Evenals trouwens de verhuur van roeibootjes aan vrolijke vissers, die zaterdagsavonds het water opgingen en bij hun luidruchtige terugkomst op zondag door honderden buurt genoten werden opgewacht. Hoog laaide dan het vuur van de vrolijk heid op, want ondanks de ellende van deze tijd, van hard werken en weinig vertier, konden ze pret ma ken, de bewoners van het Vliet en hun gevoel voor humor was wijd en zijd bekend. Wat ook wel blijkt uit de vaak luisterrijke bijnamen, waarmee de Vlietsters door het leven gingen en die helaas lang niet allemaal aan dit blanke papier kun nen worden toevertrouwd. Die tijd van de bijnamen is nu voorbij. De Lekkere Tuuter, Bóke Pruum („Bóke Pruum sobbelt op 'e duum, sobbelt op 'e pink, Bóke stinkt"), de Lekkere Saus, Pieter Segaar, He'k ut niet seid, de Slin- gerbiele, -Halve Kracht, Elemuus, de Bok, Dikke Bauk en Koninkje Rond, ze zijn er niet meer. Hun namen worden niet meer genoemd en de Vlietster jeugd van vandaag heeft ze nooit gekend. VERBONDENHEID Maar wat bij de oudere Vlietsters en zelfs bij de jeugd van vandaag gebleven is, is een hecht gevoel van verbondenheid met hun voorvaders grond. En zo kan het gebeuren, dat er nu jongelui uit de gloednieuwe buurten tussen Schilkampen en Noordvliet Slot in de winkels van het Vliet hun inkopen doen en hun eerste bezoek vergezeld doen gaan van de eerlijke verzuchting: „We sitte gelukkig weer op óns Vliet hoor: ónze ouders kwamen hier vroeger al, nou komme wij hier oek De Poppebrug - voor voetgingen met de fiets onder de arm...

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1971 | | pagina 7