4
mij:
'f Ï^Cleine 3^-rantóje leeM iedereen
Lezers klommen in de pen
IN DE CEL
Het was in juli 1943 in de nacht dat
wij met getrommel op de deur van
twee Duitse soldaten uit bed wer
den gehaald. Een Leeuwarder politie
was geleider, zgn tolk.
Ik vroeg wat er loos was, geen ant
woord, alleen: „mitkommen!" Een
geweldige schrik, maar de politie
zei dat er iets geweest was met radio
of onderduikers. Toen ging mij een
lichtje op, want ze hadden bij mij
een radio in beslag genomen - een
onderduiker, die verstopt was op
zolder had geluk en werd niet ge
vonden.
Wij kwamen 's nachts om drie uur
in het Old Burger Weeshuis terecht
en moesten daar circa twee uren
met de neus tegen de muur staan:
dit was de eerste ontmoeting. Toen
werden we met veertien man in een
vrachtwagen weggevoerd naar de
gevangenis. Ik heb nog gezegd tegen
de mannen toen wij de Grachtswal
langs reden „ik hoop dat hij hier
maar stopt, anders gaan we naar
Groningen of Duitsland".
Toen we aankwamen in de gevange
nis werden wij direct gefouilleerd.
Directeur Jansen was hierbij aan
wezig en gaf ons een woord van
troost en zei: „dit zal niet lang
duren". Wij werden naar cel 6 ge
voerd langs een ijzeren trap drie
hoog, van een bewaarder hoorden
wij dat Dokter Schreuder in dezelf
de cel had gezeten. Ook was er in
die cel een ton met deksel er op,
dikwijls werd door een van ons
vergeten direct die deksel er op te
doen en dan was het een verschrik
king, want zo vaak kwam de deur
ook niet open. Twee keer per dag
een half uur luchten. Onder het
luchten liet Directeur Jansen wel
eens rondgaan met sigaretten, dit
was een feest. Zeer onaangenaam
was het te horen, dat men 's nachts
andere cellen leeghaalde en gevange
nen op transport gingen naar Gro
ningen of Duitsland.
De tijd dat wij daar zaten veel lof
ovér de Leeuwarder bewaarders,
behalve een paar NSBers, die kon
den niet uitstaan dat wij een klein
gaatje in een van de ramen hadden
gemaakt, waardoor wij op de le
Kanaalbrug konden zien, 't werd
spoedig gedicht.
Mogen er nog in leven zijn van 10
medegevangenen en dit Krantsje
lezen, geef dan antwoord aan Groen
temarkt 3b, Leeuwarden.
Leeuwarden H. van Keulen
WIE SUPLEERT
Wie supleert min herinneringen aan
de oude Voorstreek? vraagt de heer
Schaafsma in 't KI. Kr. nr. 167.
Wel, hij heeft daarmee heel wat
pennen in beweging gebracht. Mijn
suplement betreft ten dele die streek
voor 1900. Laat ik dicht bij huis
beginnen: de boekhandel van Meyer
en Schaafsma op de hoek van Ko
ningstraat en Voorstreek, de groot
ste in Leeuwarden. Achter de vier
brede ramen aan beide straten lag,
gedurig wisselend, een keur van
mooie boek- en plaatwerken uitge
stald. Het bekijken daarvan heeft
me menig genoeglijk kwartiertje be
zorgd.
Nu eerst even de Koningstraat in;
Van Borssum Waalkes heeft daar
tegen Café Neuf een kaaswinkel
gehad, geen dameshoedenzaak. In
de scheerwinkel van Barendsma,
waar een koperen scheerbekken uit
hing, werd m'n jongenskop kaalge
knipt voor de somma van vijf cen
ten met inbegrip van 'n brandwijn
„friction" tegen kouvatten.
Volgt de Voorstreek. Naast de boek
handel Café Benthem, de zetel van
de oud-strijders uit „onze Oost",
die, behalve het devies „voor Ko
ningin en Vaderland" volgens ken
ners ér 'n meer persoonlijke lijf
spreuk op na hielden: „drinken zij
ons doel". Verderop, de zaak in
houten keukenmeubilair van Van
der Kamp, waar achter in de winkel
een berg klompen lag opgestapeld,
witte en zwartgelakte voor dag en
zondag en waaruit het ene paar
na het andere werd getrokken tot
het passende was gevonden; de jon
gens klompen voor 30 a 35 cent.
Merkwaardig is, dat achter deze
zaak aan de Turfmarkt, 70 jaar
later (plm. 1965) nog een groot
handel in klompen was gevestigd;
de firmanaam is me niet bekend.
Er was een paar huizen voorbij
Vermeulen's Bouwmaterialen-han
del plm. 1890 ook een gesloten
huis, bewoond door de heer Wester,
waarachter een grote zaal met rek
ken vol boeken, zijn antiquariaat
(handel in oude boekwerken). Hij
opende als eerste de boekhandel in
het pand hoek Voorstreek-Konings
straat, die later door de heer A.
Meyer werd overgenomen. Later
ontmoette ik de heer Wester als
vriendelijke en hulpvaardige ambte
naar in de Provinciale Bibliotheek,
die gevestigd was in de Kanselarij
aan de Turfmarkt. Nog even verder,
voor de „Trapkebrug", toen nog met
houten treden en 'n houten brugdek,
stond het hoekhuis met z'n zijgevel
in het water van de Tuinen. De
doorbraak naar de Turfmarkt is
van later tijd. Deze kreeg de groot
scheepse naam van Handelskade,
hoewel er geen pakhuis of kantoor
te vinden was en er nooit een schip
voor de wal lag. Om in scheeps
termen te blijven: ,,'t leek een vlag
op 'n str-praam". Nu even over de
„Trapkebrug": de mooie nieuw
bouw van Feteris moest nog komen,
toen stond op de hoek van de
Tuinen nog de eenvoudige apotheek
van Hoogmei met hoge zesruits-
ramen en boven de deur een kwar
tel-kooi. Zo'n vogel moest „kwik-
me-dit, kwik-me-dat" roepen, maar
ik heb het nooit gehoord. Aan de
overkant op de hoek van de Sacre-
mentstraat bevond zich de kaas
winkel van Van Wijk; verderop een
volks-sigarenwinkeltjc (tien voor 'n
dubbeltje) van Gcrlofs en Joustra.
Op de hoek van Wortelhaven en
Korenmarkt beheerde de vriende
lijke heer P. Spijker de boekhandel
van Smeding. M. Braaksma begon
daar destijds als winkelbediende z'n
carrière, die leidde via het direc
teurschap van de Openbare Lees
zaal naar de betrekking van ama
nuensis bij de Provinciale Biblio
theek, waar hij in 1915 de heer
Wester opvolgde.
Dan was op de Korenmarkt ook te
vinden de Kruideniers-zaak van R.
H. Dijkstra, met z'n in keurige,
witte jasjes gestoken winkelbedien
den, de apotheek van Lam, voor
ganger van Tromp Visser en daar
naast de sigarenhandel van Meinesz,
waar het pittige heertje Henstra z'n
geurige rokertjes presenteerde. Als
Sinterklaas-reclame brandde daar
plm. 1895 'n electrische koolspit
senlamp met 'n sterk blauwachtig
licht: de eerste electrische verlich
ting in Leeuwarden, dat toen nog
maar kort gasverlichting had, „vleer
muizen"; de gloeikousjes kwamen
later. Nu nog even „de Wuttelhaven
del" naar de Slotmakerstraat, waar
Van Leer, de jodenkoekenbakker,
z'n lekkernijen bakte en verkocht.
De heer Schaafsma voelde een zeke
re schroom, als hij daar om joden-
koeken moest vragen.
Zo kost het mij enige moeite, om
zijn verhaal over „Katsjepoekel"
aan te vullen, want deze bijnaam,
die hij onder z'n leerlingen had,
klinkt ook denigrerend, v. G.M.
geeft in KI.Kr. 168 een goed gelij
kend beeld van De Ruyter, maar
voor de verklaring van z'n bijnaam
lijkt me die van „een oud leerling"
in nr. 169 waarschijnlijker. Inder
daad had hij een vetgewasje„ een
„poekel" op z'n kale schedel. Van
een veelvuldig gebruik van katsje-
drop heb ik nooit iets gemerkt. Het
klasseportret in nrL 169 is wel wat
bullebakkik-autoritair uitgevallen;
in werkelijkheid was hij net het
tegenovergestelde. Als hij 's avonds
aan de Rijksnormaallessen voor on
derwijzers (later Rijkskweekschool
en nog later Pedagogische Academie)
lesgaf, was merkbaar, dat hij voor
het eten geen katsjedrop snoepte,
doch een goed glas wijn dronk.
Dit deed in deze bloeitijd der ge
heelonthouding zijn reputatie geen
gped. Bovendien had hij er plezier
in dwaze zinnen ter vertaling op te
geven, zoals „de oude aap omarm
de zijn jonge en brak het de been
deren" e.d. Een groepje leerlingen,
die al „franse les" gehad hadden,
nam hij op woensdagmiddag af
zonderlijk; een goed idee. Maar
waarin bestond dit extra onderwijs?
Hij las in snel tempo 'n hoofdstuk
voor uit de Franse Grammatica van
Dubois - het boek vlak voor z'n
bijziende ogen - en vertaalde het
daarna. Dan kwam de franse school
uitgave van Hector Malot's „Alleen
op de wereld" aan de beurt. Iedere
leerling las 'n alinea in het frans en
vertaalde die. De opdracht was,
deze als huiswerk schriftelijk te
vertalen. Een enkele deed dit inder
daad en zijn cahier ging de hele klas
rond. De opmerkzaamheid van De
Ruyter ging niet verder dan wat z'n
sterk bijziende ogen waarnamen.
Dit élitegroepje moest de repetities
met de anderen mee maken. Zij
waren ook hierin bevoorrecht. Want
al maakten ze 20 of meer fouten,
ze kregen nooit minder dan 'n 6 op
het rapport, 't Was een bizar man
netje, die door de kwekelingen niet
geheel au serieux werd genomen.
Toch bestond er 'n vertrouwelijke
en vriendschappelijke verhouding
met hem, meer dan met de meeste
andere leraren. Als we een onbekend
plantje, of een vreemde rups of
kever gevonden hadden, dan gingen
we daarmee niet naar de leraar voor
plant- en dierkunde, maar we belden
aan bij School 2 in de Sint Anthony-
straat. Op de Kamer van het Hoofd
wisten we vriendelijk ontvangen en
ingelicht te worden. Zo nodig kwa
men er boeken bij te pas en vonden
we samen de naam en verdere bij
zonderheden. Dat dit schoolhoofd
een humaan man was, die beter
verdient dan met z'n bijnaam ge
memoreerd te worden, bleek me ook
bij 't bladeren in oude jaargangen
van de Leeuwarder Courant. Het
was in die goeie ouwe tijd, toen
ieder bij de jaarwisseling bij vrien
den en bekenden, maar vooral aan
z'n „meerderen", een naamkaartje
met m.h.g. bracht of liet bezorgen.
Sommigen gingen op stap met 50-
100 kaartjes. In de nieuwjaarskrant
van 1891, midden in de historische
lange en strenge winter van 1890/91,
stond de volgende advertentie:
Ten einde met dit barre weer niet
meer menschen op de straat te
zenden dan noodig is, roept onder-
geteekende langs dezen weg Supe
rieuren, Familie, Vrienden, Oud
leerlingen en Leerlingen een op
recht gemeend „Gelukkig Nieuw
jaar toe".
Leeuwarden, 1 Jan. 1891, P.H. de
Ruyter. Hoofd van Gem. School, 2.
We moesten deze achtenswaardige
mens, door hem met z'n bijnaam
te herdenken, niet op één lijn stel
len met Pang, Jentsje Tit, Trien-
over-de-hoed e.d. al wil ik aan de
maatschappelijke functie van deze
straatfiguren niet te kort doen. Het
is onmiskenbaar, dat hij mede de
grondslag legde voor de positie van
vele vooraanstaanden in den lande.
Een lid van het personeel van de
De Ruyterschool, die niet in de
memoires van de heren Schaafsma
en Brouwer voorkomt is de heer
Nauta. Hij bewoonde één van de
huizen, die de regenten van het
Sint Anthonygasthuis lieten bou
wen aan het „Perkswaltsje" na af
braak van enige krotwoningen, 'k
Zie hem nog in rustig tempo „schrij
den", 'n lange, statige, in 't zwart
geklede heer, die geheel paste in het
élite-milieu van School 2. Toch
bleek hij even vriendelijk en hulp
vaardig te zijn als z'n chef.
In de jaren omstreeks de eeuwwis
seling wekten de Amsterdamse on
derwijzers Heimans en Thijsse grote
belangstelling voor planten en die
ren, bij oud en jong. Wij, jongens,
zwierven met schepnetje en bus of
emmertje langs de sloten van het
„Jodeland". Ik stond juist bij het
toegangshek gebogen over 'n slootje
en deed op goed geluk 'n haal met
m'n netje door het water, toen ik
boven me 'n stem hoorde: je moet
liever niet in het vieze water van
deze kerkhofsloot vissen". Die goe
de raad kwam van de heer Nauta.
Volgde de vraag, of ik wel eens
kokerjuffers gevonden had. Dat zijn
geen meerminnen in badpak maar
larven van een ééndagsvlieg, die een
kokertje van kroos, schelpjes of
stukjes van waterplanten om zich
heen bouwen. Hij ging met me mee
in een ander slootje vissen. We
vonden er geen. Toen nam hij me
mee naar School 2 en gaf me zo'n
natuurwondertje uit z'n eigen aqua
rium; waarvoor ik hem na driekwart
eeuw nog altijd erkentelijk ben.
Dit dan, Ir. Schaafsma en Mr. Brou
wer, mijn herinneringen aan School
2 als aanvulling van de Uwe.
Heelsum W. Kreger
REACTIES
Uit verschillende reacties op mijn
herinneringen aan de oude Voor
streek bleek mij dat ik bij de staf
van de De Ruyterschool de heer
Oosterhuis niet noemde. Dit zal wel
zijn te verklaren uit het feit dat ik
de heer O. nimmer als klasseon
derwijzer had. En hiervoor is mis
schien de verklaring dat Johan
Oosterhuis bij mij in de klas zat en
papa zijn zoon niet onder zijn
vleugels wilde hebben.
De foto van mijn klas in 1907 is
verrukkelijk. Is het toeval dat Kat
sjepoekel zich heeft laten flankeren
door de beide adelijke jongelieden
uit de klas? Eveneens van adel was
Gerard Sandberg (zonder „van").
Op de bewaarschool aan de Tuinen
werd juffrouw Fisher bijgestaan
door vrouw Tjeerdema. Haar werk
was dat van „broekbindster". Zij
hielp de kinderen bij hun bezoek
aan zekere gelegenheid.
Tenslotte wil ik nog een persoon
lijkheid noemen uit de omgeving
van de Voorstreek. Dr. Uffelie woon
de op de Tweebaksmarkt en dage
lijks reed hij door de Koningsstraat
in zijn rijtuigje dat met een schim
mel was bespannen. Aangezien heel
Leeuwarden aan dit witte paard kon
zien waar een zieke was die door
Dr. Uffelie werd bezocht heette de
viervoeter het reclamepaardje.
Den Haag Schaafsma
De Tuinen van vroeger met het kleine Trapkebrugje