„UITSP ANNIN G" Z W ARTE WEGSEND IS AL HONDERDEN JAREN OUD Pieter hoort doodstraf eisen maar hij wordt er niet anders van 6 f T^deiiie Z^-'anteje leeet iedereen Op de plaats waar zich sinds een jaar of dertien het moderne Motel E-10 aan de Rijksstraatweg onder Tieijerk bevindt, stond reeds omstreeks 1700 een herberg. Het was maar een klein bedoeninkje met een fraai uithangbord waarop de naam "Zwartewegsend". Na een bestaan van een kleine anderhalve eeuw werd dit herbergje omstreeks 1840 afgebroken om plaats te maken voor een nieuwe en grotere herberg, die in 1842 werd betrokken door het echtpaar Hermanns Jochums Inia en Geeske Tjeerds van Djjk. Na een slechts 40-jarlg bestaan viel ook deze herbergb onder de slopershamer en kwam er een nog grotere herberg voor in de plaats. Deze nieuwe herberg, met een op pilaren rustende bovenverdieping, had aan de voorzijde een veranda en boven een ruim balkon aan de straatzijde met daar achter een grote danszaal. Deze foto van de Uitspanning te Zwartewegsend is omstreeks 1910 gemaakt. Toen was het er een drukte van belang. Aan de achterzijde bevond zich een doorreed met een aantal paardeboxen, terwijl aan de oostzijde een ruime speeltuin was gecreëerd met schommels, draai molens, wipplanken, rekstok en ringen en vele attracties meer. Bij die speeltuin was aan de straatzijde een soort terrasje met een prieel, temidden van bloe men en planten. Later bevond zich een dergelijk terrasje aan de overkant van de weg, hetgeen met de bediening van de gasten nog wel eens moeilijkheden met zich mee bracht, omdat het bedienend personeel altijd de ^veg over moest, met het toe nemend autoverkeer een gevaar lijke zaak. DRUKTE VAN BELANG In de zomer - ik spreek nu van de tijd van omstreeks 1910 - was het daar op Zwartewegsend een drukte van belang. Velen uit de stad en uit de naburige dorpen gingen er zondags naar toe. Qp de weg in de richting van de stad stond een groot aantal kramen met snoepgoed. Daar stond o.m. een diske van Lollige Johannes uit de stad, de gebroe ders Polak en de heer Rinsma, die een snoepwinkeltje had aan het Schoenmakersperk vlak bij de Prinsentuin. Dat was nog in de "eoeie ouwe tijd" toen men voor een cent een groot stuk cocosnoot kocht. Die grote, nieuwe herberg, in de oude stijl opgetrokken, werd in 1884 betrokken door Geert Pieters Klopma, afkomstig uit Rijperkerk, die in dat jaar huwde met Baukje de Boer, een dochter van de Driesumer vlaskoopman Keimpe Tammes de Boer en Maaike Sjoerds Wiersma, die behalve de vlashandel een her berg exploiteerden. Dit echtpaar de Boer vestigde zich later te Leeuwarden, waar het de beschikking kreeg over de stadsherberg "De Bleek" die zich bevond op de plaats waar nu de kantoren van de Energiebedrij ven staan. In 1897 werd deze stadsherberg overgenomen door de familie Klopma uit Zwarte wegsend en het was daar in die oude herberg De Bleek, dat me vrouw Klopma, die in 1901 haar man door een ogval verloor, een lange reeks van jaren het cafébe drijf uitoefende. Daar hebben duizenden uit de stad en de pro vincie haar leren kennen als de immer vriendelijke, d,och uiterst gewiekste zakenvrouw, die bij wijze van spreken dag en nacht klaar stond voor haar klandizie. Later, op reeds gevorderde leef tijd, deed zij de zaak over aan haar jongste zoon Tjeerd en vestigde zij zich aan de overkant van de- weg, waar nu het make laarskantoor van Van der Made is. Op 2 november 1957 overleed mevrouw Klopma op de hoge leeftijd van 100 jaar en drie maanden. Na het vertrek van de familie Klopma uit Zwartewegsend in 1897, kwam de herberg in handen van een zekere heer Semler, die de zaak exploiteerde tot 1915, in welk jaar het bedrijf in eigendam kwam van de heer Lucas Bunt. Deze bleef er tot 1940, in welk jaar er zich vestigde de heer Teake Venema, die in mei 1959 de zaak overdeed aan de heer Jaap Tilstra, de later bekend geworden herbergier van het café "De Vrouwenpoort" aan de Nieuwestad te Leeuwarden. De heer Tilstra bleef er maar kort, want in oktober 1960 werd deze oude herberg afgebroken om plaats te maken voor het moderne Motel E-10, zoals we het nu kennen en dat in de zomer van 1961 werd geopend door de eigenaar en exploitant de heer JJ. Visker, gehuwd met een dochter van de eerder genoemde heer Tilstra. KUINDERSMA Vrijwel de gehele periode van haar bestaan wordt de heer Visker bijgestaan door de uiter mate vakbekwame chef-ober de heer Gabe Kuindersma, die met zijn gedegen kennis van zaken voor een groot deel de grotere partijen voor zijn rekening neemt, uiteraard uit naam van de heer Visker. Nog steeds is E-10 te Zwartewegs end zeer in trek bij velen uit de stad en uit de provincie voor het houden van vergaderingen, bij eenkomsten, bruiloften en derge- lijken, waartoe het zich vanwege haar ligging onder de rook van de., stad, bijzonder goed leent, daarmede de traditie van eeuwen her voortzettend. R. Visser In het vorig Klein Krantsje hebben we gezien hoe Pieter Sakes Weynma te Wieuwerd te genover de politie bekende zyn "Omdat" zegt Pieter innerlijk zeer bewogen en ontroerd, "om dat ik mijn vrouw in overspel heb betrapt". Maar al wie dat gelooft, de politie gelooft het niet. Ze laat nieuwe getuigen komen. Getuigen, die Hiltje zeggen te kennen als "de goedhartigste, de braafste en zedelijkste vrouw uit de gehele omtrek, die in weerwil van de koel- en onverschilligheid haars mans hem zulk eene ongeveinsde liefde was blijven toedragen, dat :ontrouw en onkuischheid hier niet denkbaar waren" en Pieter als "een hoogst wellustig en zede loos mensch, die niet alleen zijne .onverzadelijke lusten met jeug dige meisjes, maar ook zelfs met kinderen trachtte te boeten en dien men uit de dienst had weg gejaagd uit hoofde van zijne oneerbare en schandelijke aan randingen". Met deze inlichtingen acht de politie het gerechtelijk onderzoek wel voltooid en zes weken na de dood van zijn vrouw wordt Pieter in staat van beschuldiging ge steld. Men brengt hem naar het Huis van Arrest in Leeuwarden, waar hij spoedig zegt terug te willen komen op zijn vroegere verkla ring, dat hij zijn vrouw zou heb ben vermoord om haar ontuchtig gedrag. Integendeel. Pieter Sakes moet jonge vrouw door vergiftiging om het leven te hebben gebracht. Nu gaan we zien, hoe het drama verder verliep. toegeven "niets dan braafheid en zedelijkheid in haar leven en wandel te hebben opgemerkt, zo dat hij zich gedrongen voelt hare nagedachtenis van de blaam te zuiveren, die hij op haar geworpen heeft". VROUW IN T SPEL Pas tijdens de terechtzitting van het Hof van Assises, weer drie weken later, komen de werkelijke beweegredenen aan het licht. Pieter Sakes Weynma blijkt zijn vrouw vermoord te hebben, omdat hij geen lust in een ver dere omgang met haar had. "Ik had geen bestek op mijne vrouw, omdat er een andere meid was, daar ik mede gelopen had!" Pieter Weynma's houding tijdens deze terechtzitting is even merk waardig als zijn gedrag ervoor. Hij blijft volkomen onbewogen, antwoordt kalm en koel op de vragen van de president, maar is zeer geinteresseerd in alles, wat er wordt gezegd en gedaan. Hij geeft toe, dat hij het ratten- kruid op die bewuste zondag in Sneek bij een apotheker heeft ge kocht, dat hij het in de brij heeft gedaan, toen zijn vrouw bij Auke Comelis aan het theedrinken was en dat hij wel degelijk wist, wat de gevolgen van het eten van de vergiftigde brij konden zijn. Maar - voert Pieter Weynma ter verontschuldiging aan, voor zijn vrouw ervan at, nam hij zelf enkele lepels van de brij om zich van het leven te beroven. Wanneer het verhoor van getui gen én verdachte afgelopen is wordt de terechtzitting openbaar verklaard en drommen toeschou wers stromen de rechtzaal bin nen. Dan neemt de Procureur Crimi neel. de openbare aanklager, het woord. Hij begint zijn requisitoir met de mededeling, dat hij zijn ontroering niet kan verbergen, want in de dertig jaar, waarin hij het ambt van Procureur nu al be kleedt, heeft hij wel "zware en verfoeijelijke" misdaden moeten behandelen, maar nimmer een van zodanig verschrikkelijke aard als deze vergiftiging. "Onder de hoofdmisdaden toch is zij de laagste en zwartste van alle, want tegen persoonlijk geweld kan men zich nog verde digen, maar wat is er te onder nemen tegen de lage booswicht, die, in de diepste schuilhoek ver scholen, zich met vergift ge wapend heeft en aan wie noch door beraden moed, noch door pijlen en wapenen wederstand geboden kan worden? Welke taal zal voldoende woor den kunnen opleveren om de daad in hare omvang te ver hielden van hem, die zijn eigene en bij ieder als braaf bekend staande vrouw, zich in eene reeds vergevorderde staat van zwanger schap bevindende, het vergift in koele bloede toedient? Van hem, die dp hetzelfde ogen blik en als het ware met dezelfde stoot zijn vrouw, de moeder van zijn kind en zijn eigen kind vermoordt? GEEN WOORDEN VOOR Neen! Hier ontbreken woorden. Zulk een misdadiger kan slechts met een algemene uitdrukking worden geschetst en wij zeggen dan ook met de Romeinse rede naar van de zodanige: eo adduc- tus est, ut sibi, praeter formam, nihil ad similitudinem hominis reservavit - hij is zo ver gekomen, dat hij zich aan niets, wat hem aan de mens doet gelijken, dan de vorm heeft overgehouden." "Dé beschuldigde heeft zijn be kentenis Voor de rechter afge legd", zo concludeert de Procu reur Crimineel, "en hij is bij her haling daarbij gebleven. Hij heeft niet alleen de daad van vergif tiging bekend, maar ook alle om standigheden van dezelfde, die door het bewijs van getuigen daarenboven als waar behoren aangenomen te worden. Dus zijn al die vereisten, welke tot een overtuigende bekentenis worden gevorderd in die van de beschul digde, aanwezig en dit niet alleen, maar zowel de bewijzen van het corpus delicti, als die aanwijzen de schuld van de dader zijn zodanig overvloedig ten bezware van dezelfde, dat zelfs zonder be tekenis er bewijs genoeg voor handen was om hem aan de mis daad van vergiftiging schuldig te verklaren." En met deze conclusie komt de Procureur Crimineel tot zijn eis, een eis, die een siddering door de publieke tribune doet gaan; "ver oordeling tot de straffe des doods met de strop". Maar Pieter Sakes Weynma wordt er niet anders van. Hij werpt slechts even een vertrou wende blik op de verdediger, die nu met deftige welsprekendheid zijn pleidooi begint. "Is de beschuldigde aan de mis daad, waarvan hij beschuldigdd wordt, op een toerekenbare wijze schuldig?" zo vraagt deze zich af. Alle getuigenissen dragen de vol ledigste kenmerken van waar heid, maar bewijzen ze de misdaad, de beschuldigde aange- tijgd? Wel, de verdediger geeft graag toe, dat de feiten bezwarend zijn, maar zal het bewijz voldongen zijn, dan moet ook gezegd kunnen worden, dat de beschul digde met het boosaardig oog merk om de dood zijner vrouw te (Wordt vervolgd)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 6