BLOKHUIS HIELD STAD IN TOOM 9 't 3<Cleine 3-Crantóje leeót iedereen BU HET TEKENEN VAN DE VREDE MET DE SAKSERS MOEST LEEUWARDEN, ZOALS WE IN ONS VORIGE BABBELTJE OP DE BRUG AL HEBBEN GEZIEN, DUS TOESTAAN, DAT DE VUAND BINNEN DE STADSGRACHTEN EEN STERKTE ZOU BOUWEN OM, ZO NODIG, DE STEDELINGEN IN BEDWANG TE HOUDEN. HET PIJN LIJKSTE VAN DEZE, VOOR LEEUWARDEN ONVOORDELIGE VREDESVOORWAARDE WAS HET FEIT, DAT DE STAD HET BOUWEN VAN DEZE CITADEL NOG MOEST BETALEN OOK EN DAT DE HERTOG VAN SAKSEN BEPAALDE OP WELKE PLAATS HET BLOKHUIS ZOU VERRIJZEN. HU LIET Z'N OOG DAARTOE VALLEN OP DE NOG VRIJWEL ONBE BOUWDE ZUIDOOSTHOEK VAN DE STAÖ EN IN HET JAAR VOOR DE VUFTIENDE EEUW BEGON, VING MEN MET DE WERKZAAM HEDEN AAN. EERST MOEST ER NOG EEN WOONHUIS WORDEN AFGEBROKEN EN EEN AANTAL BOMEN WORDEN GEVELD EN TOEN WERD DE EERSTE SPADE IN DE GROND GEZET0VOOR HET GRAVEN VAN EEN GRACHT OM DE HELE STERKTE HEEN. Dat wil zeggen, dat er alleen aan de westzijde en aan de noordzijde een nieuwe gracht ontstond, want aan de oostkant en aan de zuid kant van het voor het Blokhuis afgepaalde terrein was die gracht er al: de tussen 1494 en 1498 ge graven stadsbuitengracht name lijk^ BABBELTJES OP DE BRUG Van de plaats bij die gracht, waar later het Stadsziekenhuis kwam, werd een brede sleuf ge graven naar het punt, waar nu de Nieuwe Oosterstraat op de Twee- baksmarkt uitkomt en vandaar ging deze nieuwe gracht in een rechte lijn verder naar het punt in de stadsgracht, dat nu wordt overkoepeld door de Oosterbrug. De hele vlakte tussen de huidige Nieuwe Oosterstraat, de Dmif- streek, het Blokhuisplein en de Zuider- en Oostergrachtswal werd dus bestemd voor het Blok huis, dat niet zoals de naam mis schien doet vermoeden, uit slechts één. maar uit een hele verzameling gebouwen zou bestaan. Bedoeld als legerplaats voor een complete bezetting kreeg het ter rein kazernes en wachthuizen, stallen voor de paarden, loodsen voor wapens, schuren voor het voedsel, eetzalen, een smederij, een brouwerij, een windmolen om het graan te malen en zelfs een kerk, of beter gezegd een kleine kapel. Het hoofdgebouw, ofwel het kasteel voor de stadhouder, werd van twee torens voorzien en ook op de vier hoeken binnen de gracht werden torens gebouwd. Een hoge aarden wal, ook binnen deze gracht, zorgde voor een bij zondere mate van veiligheid, die voorts werd verhoogd door veel Er kwamen ook galgen op het terrein van het Blokhuis afschrikwekkend geschut. Werden al deze voorzieningen aangebracht ten gerieve van de bezetters zelf, ook voor de be volking van Leeuwarden trokken de Saksers enkele bouwwerken op, zij het- dan van een heel andere aard: een gevangenis namelijk en een pijnigtoren en om eventuele bestraffingen zo grondig mogelijk te doen, ook een schavot en een galg. Toch boezemde deze sterke vesting de Leeuwarders blijkbaar nog niet genoeg ontzag in, want toen de Hertog van Saksen bij Franeker met opstandige Friezen in moeilijkheden raakte, waag Het Blokhuis voor 1580, toen het nog een echte dwangbureht was. den onze verre voorouders het om de bezetting tegen te houden, zodat ze de omsingelde hertog niet te hulp konden komen. De straf voor die euvele moed bleef overigens niet uit, want toen Albrecht zelf z'n zoon uit de om singeling bevrijdde en hier weer heer en meester werd, kwam de Saksische toorn fel op de hoof den van de Leeuwarders neer: de woeste Duitsers plunderden de stad, staken de huizen in brand en heel wat stedelingen overhoop. Na deze opstand van de Friezen verdween Hendrik van Saksen, werd graaf Hugo van Leisnig stadhouder en George van Sak sen, een oudere broer van Hen drik, gubernator over Friesland. Bij een ordennantie van 1504 werd het bestuur over de provin cie geregeld en voor de regenten en het hof liet de hertog op de plaats van het latere Stadszie kenhuis een kanselerij oprichten. Toen voor dat gebouw de laatste steen was gelegd, kon Leeuwar den als de hoofdstad van Fries land worden beschouwd. In 1515 kwam er een eind aan het Saksische bewind, toen hertog Georg tegen betaling van een ton ten behoeve van Karei van Oostenrijk afstand van z'n rechten deed. Voor die tijd echter waren er, voor wat de vaarwegen betreft - en daar gaat het ons in deze bab beltjes op de brug toch eigenlijk om - nog zeer belangrijke dingen gebeurd. In de eerste plaats was in 1503 de Ee, de verbindings vaart tussen Leeuwarden en Dokkum, die op sommige plaat sen droog lag en dus scheepvaart op dit water onbevaarbaar was, geslat, waardoor de scheepvaart op dit water weer mogelijk werd en verder was er, in 1507, een nieuwe vaart gegraven van Leeu warden naar Franeker en van daar verder naar Harlingen. Beide verbeteringen kwamen, vanzelfsprekend, de welvaart van Friesland in die tijd zeer ten goede. Hoe het op dat moment gesteld was met de vaarwaters en brug gen in de stad zelf, zullen we een volgende maal zien. FENNO L. SCHOUSTRA

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 9