STADSVESTEN WORDEN VERSTERKT 8 't ie 3£rantó)e leeet iedereen Op dit fragment van een oude stadsplattegrond kunnen we nog juist zien, hoe men vroeger de ravelijnen maakte: zie links boven. Toen Leeuwarden na de ver overing en het vernielen van het Blokhuis eindelijk bevrijd was van deze „dwang" der overheer sing deed zich de behoefte sterk gevoelen de stadsvesten zelf te versterken tegen mogelijke vij andelijke aanvallen van buiten af - aanvallen, die zeker verwacht konden worden, nu de Prins van Parma met nieuwe Spaanse troepen naar Nederland was gekomen. Al eerder en wel een jaar of acht voor de verovering van het Blokhuis, was de dwinger buiten de Lieve Vrouwenpoort, die tot dat moment cirkelvormig was, aangepast aan de eisen van de moderne vestingbouwkunde en veranderd in een ravelijn met de vorm van een gelijkzijdige drie hoek. Nu echter achtte men het noodzakelijk de hele wal om de stad te verhogen en verder te versterken met nieuwe dwingers of bolwerken. Dat zou uiteraard heel wat uitgaven vergen, maar de Friese steden kregen het van de Stadhouder en de Staten gedaan, dat het geld, dat tot dusver aan het onderhoud en het versterken van de blokhuizen in Leeuwarden, Harlingen en Stave ren was besteed, voortaan be stemd zou worden voor het versterken van de steden, zodat ook de bevolking van het platteland er voor een rovende en plunderende vijand veilig zou zijn. Ook uit andere bronnen vloeide er geld naar Frieslands hoofd stad voor het versterken van haar fortificaties en in 1581 kreeg de krijgsbouwkundige ingenieur Meester Joost Mattheus de opdracht de verdedigingswerken van Leeuwarden te vernieuwen, te verbeteren en aanzienlijk uit te breiden. Eerst verhoogde en verbreedde hij de wallen en herstelde hij de poorten en borstweringen, daar na pakte hij de nieuwe werken aan, waarmee de vesten moesten worden versterkt. Ter vervanging van de kleine en onbeduidende ronde schansen werden er bij de Hoeksterpoort en bij de Wirdumerpoort grote, driehoekige ravelijnen aange legd, waartoe de stadsgracht met een scherpe hoek landinwaarts gegraven en tot voorbij de poorten verder doorgetrokken werd. Verder werden er nog twee nieuwe dwingers aangelegd en wel de Noorderdwinger, die werd opgeworpen op de plaats, waar nu - in de Prinsentuin - het Kunstcentrum is en de Ooster- of Amelandsdwinger, waarop nu de kazerne staat. De kosten, die deze noodzake lijke werkzaamheden met zich BABBELTJES OP DE BRUG meebrachten logen er ni om en bedroegen meer dan zesduizend gulden voor iedere dwinger - een hoog bedrag in die tijd. Maar dat moesten de Leeuwarders er maar voor over hebben, want zonder deze beschermende stads- tengordel om de stad heen konden ze zich nimmer veilig voelen. Dat waren ze trouwens toch nog niet en voor er een halve eeuw verstreek, zag men zich voor de taak gesteld de vestingwerken nogmaals belangrijk uit te brei den en te versterken. Maar dat wordt weer een verhaal op zich zelf, een verhaal dus voor een volgende maal. Voor men aan de nieuwe uitbreidingswerkzaam heden begon, liep de stadsgracht dus nog in een echte lijn van de hoek bij de Oldehove naar de nieuwe Noorderdwinger, vandaar in een vrijwel rechte lijn naar de Hoeksterdwinger en dan verder langs het huidige Hoeksterpad naar de Ooster- of Amelands dwinger. Vandaar strekte de gracht zich lineaalrecht uit tot de hoek van het ontmantelde Blokhuis en liep. alleen onderbroken door de Wirdumerpoortsdwinger, in een vrijwel rechte lijn verder over het huidige Wilhelminaplein naar het Schavernek, waar ze een scherpe bocht maakte en via de nieuwe Lieve Vrouwenpoorts dwinger in de richting van de Oldehove liep. Fenno L. Schoustra GYMNASIUM Vervolg van pagina 9 orkestje. Van een latere cliënt van me, bij Prof van Groningen gepromoveerd op egyplisch recht, hoorde ik nog de latere levensloop diehelaasnaveelziekteenlijden is geëindigd, nu een jaar of tien geleden. Er verscheen toen voor onze klassen een lerares die geschapen was om een schare trouwe leerlin gen op te bouwen, die haar ook in de laatste levensjaren nog veel aandacht en warmte hebben gegeven, eerst in Leeuwarden en .er in Amsterdam. Hier bedoel ik mejuffrouw Clasina Ribbink, in huis bij de familie de Buck vd. Haar grote warmte ging overigens uit naar Italië, en zijn inwoners en dat is levenlang zo gebleven. We hebben vaak genoten van al haar verhalen (vaak waardevoller dan vertalen). Bij een ongetwijfeld goed onderricht hadden haar lessen ook steeds een toets van Bohème. 'T*LEINE KRANTSJE LEEST IEDEREEN Dit fraaie stukje natuur resteert er van de stadswal bij de Prinsentuin. Er is op dit punt van de vroegere hoogte niet veel overgebleven.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 8