SPAARPOTTEN VAN JANTJE BREEDENBACH LANGS DE STRAAT LOPEND BANKBILJET Drogisterij-Parfumerie „De Eenhoorn" 2 "WD HEBBEN ER NOG EEN" (50 JAAR GELEDEN) 't fifleine ffCrantóje leeót iedereen In ons verhaal over "Jantje Breedenbach, de mensenredder van 't Vliet" in ons vorige Kleine Krantsje schreven wij, dat deze pottebakker bij Dorema vroeger veel spaarpotten heeft gemaakt: varkentjes van zo'n vijftien centimeter lang, waarop dikwijls de naam en de geboortedatum werden aangebracht van degene, voor wie dit varken was bestemd. "De nabestaanden van de oude Breedenbach vragen zich nu af', zo schreven wij, "of er nog mensen in het bezit van zo'n door vader gemaakte spaarpot zijn". SPAARVARKEN Welnu, die oproep heeft succes gehad, want wij kregen een het feit, dat het bargje eigenlijk alleen nutskes en dubbeltjes tot zich kan nemen; voor kwartjes en guldens is de gleuf te klein, laat staan, dat er papiergeld in zou kunnen verdwijnen. Of de spaarpot ooit is gebruikt ver meldt de historie niet, maar wel wist de heer Westerlaan ons te vertellen, dat hij er ooit eens een dubbeltje in heeft gedaan. Nadat dat muntstukje er jaren in had gelegen, kreeg hij er aardigheid aan 0111 het er weer uit te peuteren en met heel veel moeite en zonder het varken te blesse ren is dat toen gelukt. Maar het muntje was toen wel volkomen zwart geworden. De heer Sije Span, voor wie dit spaarvarken dus is gemaakt, zullen Leeuwarders, die vroeger telefoontje van mevrouw Wester laan uit het Nieuw Sint Anthony Gasthuis, die ons vertelde een spaarvarken te bezitten waarvan zij veronderstelt, dat Jantje Breedenbach het heeft gemaakt. Het varken, een leuk kleurig ding, bevat de naam van de eerste man van mevrouw Wes terlaan, Sije Span, diens geboor tedatum 16 juni 1902 en bovendien nog de datum 21 juli ("Julie" schreef de maker) 1912 en dat zal dan wel de datum zijn geweest, waarop Sije het spaar- varkentje als jongen van tien ja.ar kreeg. Tekenend voor de tijd, waarin deze spaarpot werd gemaakt, is ««■"WtlU.nn. in de omgeving van de Span jaardslaan hebben gewoond, zich herinneren als een bekende kapper uit deze buurt. Jarenlang heeft de heer Span aan het begin van de Bleekerstraat een kap perszaak gehad. Op de hierbij afgedrukt foto zien we hem staan in de deuropening van zijn zaak. Voor buurtgenoten, die niet direct begrepen, dat hij kapper was, stond ter verduide- ling met forse letters de aandui ding "Coiffeur" op de spiegelruit De heer Span is niet oud geworden; hij overleed in 1948, toen hij zes en veertig was. Ook de vader van de heer Sije Span zat in het kappersvak. Hij VERLOREN door werkman, bankbiljet van f. 25< LOOPENDE VAN DE Gemeentewerf naar de Cammingha- straat tot Schoppershof. De vinder wordt beleefd verzocht het weer terug te bezorgen. Weg naar Cambuur 25. (1924) had geen zaak, maar hij was een zogenaamde lopende barbier, dat wil zeggen, dat hij z'n vaste klanten had, die hij te voet bezocht. Dat kon vroeger alle maal nog in het goeie ouwe Leeuwarden. VOOR DE KLDNE In Grouw woont mevrouw F.E. Oppenhuizen-Oosterhuis en zij bezit nog een spaarvarken, dat Jantje Breedenbach op de eerste april ^OTMreeft gemaakt. Die datum staat er op met de fraaie tekst: "Voor de klijne F.E. Oosterhuis" Die kleine, Froukje was toen nog geen jaar en in later tijd heeft zij vaak gehoord, waarom Breedenbach dit var kentje eigenlijk gemaakt heeft, "Mijn vader, Lieuwe Oosterhuis" aldus mevrouw Oppenhuizen, "was lakker bij de firma De Bruin en Joles aan het Zuidvliet, vlak naast de pottebakkerij van Dorema. Vandaar, dat vader en Jantje Breedenbach elkaar goed hebben gekend. Op een keer zei Breedenbach tegen vader: Oosterhuis, kan ik nog niet wat voor jou make en toen heeft hij dan in opdracht dit spaarvarken gefabriceerd". Mevrouw Oppenhuizen meent zich te herinneren, dat de hele handel een stuiver kostte en daar werd natuurlijk prompt een stukje voor gekocht; een normale gang van zaken in de goeie ouwe tijd, vooral wanneer het toevallig maandag was. De heer Oosterhuis, die bij De Bruin en Joles o.a. broodtrom mels en kolenbakken lakte, is nu twee en negentig jaar en woont in het Talmarustoord in Veen- wouden - hij zal zich Janthe Breedenbach met z'n spaarvar kens nog wel weten te herinne ren. SPAARVAAS Ook de heer A. Roosma uit de Tjerk Hiddesstraat blijkt nog in het bezit te zijn van een spaarpot, die door Jantje Bree denbach is gemaakt. Dit is evenwel geen spaarvarken, maar een "spaarvaasje". De heer Roosma, wiens ouders bij de molen aan het Zuidvliet hebben gewoond, kreeg de spaarpot, toen hij twee jaar was, in 1897. Zijn naam en deze datum zijn in de spaarpot aangebracht. Reeds vulde de donkere, regen achtige kilte van den avond de straat, toen de juffrouw op de stoep verscheen. Zij was klein en tenger, en ze rilde, vanwege de druilige regen, die haar in heur gezicht woei. Spiedend zag ze rond en riep: „Poes! Poes!" Het was de roepstem in de woestijn, want geen vlugge, lenige gedaan te schoot naar voren, om de juffrouw kopjes te gaan geven en zachtjes te miauwen. Weer riep de juffrouw: „Poes! Poes! In haar stem legde ze dl de verlokkingen van een juffrouw, diehaar poesje lief heeft. -Et- klonken in die stem de belofte van 'n lekker warm mandje en van schoteltjes melk, met 'n scheutje thee er door. Er kwam geen poes. Wèl een man verscheen er op de stoep. Die man was zwaar verkouden en direct begon hij, toen hij de buitenlucht kwam, te niezen, met daverend geweld. „Maak toch niet zoo'n lawaai!" zei de juffrouw, toen hij hijgend en blazend om z'n zakdoek zocht. Hoe zal ik nou ooit zoo onze poes weer krijgen „Daareven,antwoordde de man met een schorre en lage stem. „daareven heppuk in nog in de gang zien zitte, Hatschi!" Hij niesde goed, en mokte er tusschen door. „Waar, hatschi, heppuk nou, hatschi, die ver koudheid an verdiend „Hou je nou stil man", zei z'n vrouw. Poes! Poes!" Aan den overkant werd er nu ook geroepen „Poes!" en verop was 't ook „Poes." „Hou je bekken daar,schorde nijdig de man op de stoep. „Poes! Poes!" Sarrend klonk het in het stille avonduur door de straat. De man werd nijdig en begon: „Waarom hou je die kat nou ook niet binnen Hoe vaak heppuk je dat nou al niet geschegd?" „O, is 't mijn schuld weer? Sta toch niet zoo te snuiven, kerel. Ik wor d'r akelig van. As jij daareven niet de voordeur had opengelaten, dan was Moor er niet uitgegaan. En waar is-ie nou? Zoek hem nou maar. dat arreme dier." De stem van de juffrouw was vol verdriet en medelijden over haar arme poes, die daar nu ronddoolde in de duisteren nacht, in regen en wind. „Heppuk die deur ope late staan?!" vroeg de man. .En ik ben d'r niet uitgeweest, den heelen avond niet „Klets nou toch niet man, zoek 'in nou 'ris onder de haag De man bromde toen hij onder de haag begon te tasten. De juffrouw riep: „Poes! Poes! En echoënd klonk het steeds van den overkant: „Poes! Poes!" De man werd boos en snoof en gromde steeds harder. Hij begon in de haag te slaan en kreeg een splinter in z'n hand. Die hand bloedde. „Nou heppuk dat ook nog," heeschte hij, ging voor z'n vrouw staan en liet z'n hand zien. „Ik wou da'je Moortje nou mar had!" antwoordde z'n we derhelft. „Sjèg," zei de man, „terwijl z'n snuiven onrustbarend werd, en z'n stem klonk als te komen van diep onder den grond, „sjèg, hè jij geen gevoel meer voor ie man Is me dat wat Hij was werkelijk heel boos, toen hij naar binnen stapte, zwerende dat die kat naar de maan kon loopen. En toen hij een voet binnen de deur zette, weerklonk er 'n hevige, hartverscheurende kreet: „Toewaaai! Toewééék." Daarop een hevig blazen van 'n kat die toornig is. De man schrok en de juffrouw vloog haar lieveling te hulp. „Heppuk 't nou niet geschegd." zei de man, „as dat-ie in de gang sjat? O éi, me hand, wat 'n splinter. De ju ffrouw knu ffelde haar kat, die naar den man keek met 'n blik in haar oogen van „wat trapte die vent me daar gemeen op m 'n staart. En aan de overkant riepen ze maar: Poes! Poes!" A. R. van Dantzig J B. B. van Dantzig-Poscuma APOTHEKERS-ASSISTENTEN Jan van Scorelstraat 55 - Telefoon 22495

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1974 | | pagina 2