TOT DE TANDEN BEWAPEND
VREEMD AVONTUUR VAN BOUKE
LEEUWARDEN IN VROEGER TDD
VOOR LEEUWARDEN EN DE
WIJDE WERELD ER OMHEEN
TWAALFDE JAARGANG
25-9-1976 NUMMER 274
'T KLEINE KRANTSJE
TOT DE TANDEN BEWAPEND - ACH JA, DAT HEBBEN ZE VOOR DE OORLOG
VAAK VAN HET ARME NEDERLANDSE LEGER GEZEGD. VOOR HET DOOR DE
HORDEN VAN DE HEER HITLER IN HET HOLST VAN DE NACHT OVERROMPELD
WERD. WE HEBBEN HONDERDEN FOTO'S VAN KLEINE ONDERDELEN VAN DIE
VADERLANDSE ARMEE. DANK ZIJ HET FEIT, DAT JONGKERELS ZICH GRAAG
LATEN FOTOGRAFEREN. ZODRA ZE IN UNIFORM ZIJN. DIT IS EEN VAN DIE
VELE PLAATJES VAN JAN SOLDAAT, MAAR WEL EEN HEEL MOOI EXEMPLAAR:
DE FOTO IS BIJ DE LEEUWARDER KAZERNE GEMAAKT EN OP DE
ACHTERGROND ZIEN WE DE 'OOSTERSINGELSCHOOL'. WIE HIER ALLEMAAL
VERÉEUWIGD ZIJN? WE ZOUDEN HET NIET WETEN, MAAR HET DOET ER OOK
NIET ZOVEEL TOE - DE FOTO IS IN IEDER GEVAL TYPEREND VOOR DE
SITUATIE VAN TOEN, DE GEMOEDELIJKE EN VREDIGE TIJD VAN VOOR DE
OORLOG
Et zat Bouke niet met, die
bewuste maandag in september.
Hij was die morgen de Gronin
gerstraatweg opstapt en toen de
Lekkumer diek uut. Hij wu die
dag de Kanterlanden om, over
Lekkum en Miedum naar Gie-
kerk, en dan vedder langs et
poeltsje en de ried naar Rieper-
kerk en dan, inne middag, in
Haddegriep oppe tram te stap
pen en weer, zo zoetjes an, op
huus an te gaan.
Maar et liep die dag anders.
Hij was die morgen al een mooi
eindsje op weg. Hij had Lekkum
en Miedum al volblazen met
ouvertures en liep nou an weers
kanten vanne weg de boerderijen
af. Nou had Bouke een speciale,
ja, je kanne wel zegge, een
geraffineerde menier om op zien
tochten an warm eten te
kommen. Toevallig was ie, zo
om etenstied, bij een boederij.
En as et dan zoveer was dat de
panne met eerpels oppe tafel
kwam, dan vroeg Bouke an de
boerinne of et goed was, dat ie
daar zien pakje brood opete
mocht. Tien teugen een dat de
boerinne dan zei, ah man, je
kanne hier wel een eerpel met
ete. Bouke stopte dan zien pakje
brood weer inne buse, pakte een
stoel en skoof beskeiden an tafel
en at zien buukje mooi vol. Na
eten speulde ie dan nog een mooi
stuk meziek waarbij de hon aller
ellendigst begon te jammeren.
En dit keer wudie et weer zo
doen. Maar et pakte heel anders
uut.
Et was onderdehan begonnen te
regenen. Zo'n druilerige mies
regen, die deur alles heen
dringt. Bouke zag niet ver et
land in, een klein boerespultsje.
Et was teugen etenstied en hij
stapte de reed naar et boerderij-
ke op. Je konnen niet - wete,
niet waar?
Hij liep achterom en bleef bij de
(vervolg op pag.9)