HERINNERINGEN AAN HET
CORPS VAN SCHEEFNEKJE
MOOIE GRAP IN BERLIKUM
SLIMME
REIZIGER
5
't 3£(eine 3<-rantójp leeót iedereen
rug en een beetje licht in de
benen werd het nog een moeilijke
tocht. Voor Johan Braams zou
het ook niet meevallen, want het
was maar een klein kereltje en hij
kon net bij de trappers komen en
dan had hij die grote blaasbas
ook nog op zijn rug. We stonden
klaar om op te stappen. Johan
had al een mislukte poging
gedaan om op de fiets te komen,
doordat zijn. voet van de pedaal
afgleed, hij had maar korte
benen en moest eerst met één
voet op de pedaal en met het
andere been een beetje afzetten
om wat gang te krijgen. Wij
hadden langere benen en konden
met een been op de grond het
andere been wel over de fiets
zwaaien, dan zat je nog even stil
en kon je de beste zit bepalen.
Gezien de omstandigheden had
den wij maar besloten niet door
het dorp te rijden, maar buiten
om over Menaldum naar Leeu-
SINNEMA VERTELT
warden, wij moesten ook reke
ning houden met de inwoners
van Berlikum, want een muzi
kant heeft gauw een slechte
naam. We hadden dus nog een
mooi stukje voor de boeg, maar
we waren in een prima stemming
en zagen er niet tegen op. Johan
Braams moest het eerst maar
starten, want die had wat
armslag nodig. Na een eindje
looppetten en wat geslinger
kwam hij op het zadel te zitten.
Ik hield mijn hart vast, want
links van de weg liep een
vaarwater. Maar het ging goed
en we reden welgemoed op huis
Vandaag het tweede deel van het
vervolgverhaal van de heer Sies
Sinnema over de vroegere straat
muziek.
Nu moet ik even een voorval
vertellen, dat ons is overkomen
in Berlikum. We hadden de
laatste stand gehad en zaten al
op de fiets om naar Leeuwarden
te rijden. Nu was er in Berlikum
een groenteafslag, waar veel
Leeuwarder groenteboeren en
winkeliers hun inkopen deden.
Nou is daar vlakbij een café en
daar zaten wat groenteboeren en
winkeliers na afloop van de
veiling een borreltje te drinken.
Eén er van zag door het raam ons
voorbijfietsen en kwam de deur
uit en riep: "Hé. jongens, kom
even terug!"
Nou, dat deden we graag, want
dat werd een extraatje. Hij
loodste ons naar binnen en daar
ging al een hoeraatje op. De
muzikanten moesten eerst maar
wat drinken en dan een stukje
muziek. Toen we wat gedronken
hadden speelden we een populair
nummertje uit die tijd en de
heren zongen uit volle borst mee.
STEEDS RUMOERIGER
Dat ging zo een mooi tijdje door
en het werd hoe langer hoe
rumoeriger. Wij voelden wel aan
dat wij op moesten houden. Wij
moesten op de fiets terug en de
heren konden achter op de
vrachtauto, die hun groente
vervoerde naar Leeuwarden. Ze
legden elk een gulden op tafel en
wensten ons goede reis.
Nou dat laatste mocht er wel bij,
want met die grote trom op de
aan. Na een vier of vijfhonderd
meter moesten wij rechts af een
wegje inslaan. Hoe het is
gekomen weet ik niet, maar
Johan ging links af en kwam in
de vaart terecht. Daar lag hij te
schreeuwen en te spartelen met
z' n grote bas om zijn nek. Het
was daar een stille omgeving,
alleen een paar honderd meter
verder waren nog een paar
mannen in het land aan het
werk. Ze hadden wel in de
gaten, dat er wat aan de hand
was, misschien ook dat ze het
hulpgeroep van Johan hoorden,
maar wij moesten zien Johan er
uit te krijgen. Dat viel niet mee,
maar we kregen hem toch te
pakken. Toen hij weer wat vaste
grond onder de voeten had
konden wij hem verder op de wal
trekken.
ONDER DE BLABBER
De fiets kregen we er ook weer
uit, maar de fiets en Johan zaten
onder de blabber. Het water liep
hem bij alles neer, maar er was
geen verschoning, dus moest hij
zo naar huis. Het was wel
zomer, maar het begon later te
worden en de stemming was ook
tot nul gedaald. We hielden met
twee man de fiets vast, dan kon
Johan er wat makkelijker op
komen.
Wij zeiden: Sist goed, dan
geve wij die een klein douwke en
dan sest de sokken er maar in'
want hij bibberde nogal wat van
de kou en misschien ook wat van
de zenuwen. Hij moest zich
warm fietsen en dat deed hij ook
wel, want het was net of zat de
politie hem op de hielen. Hij had
Deze foto van de muziekkapel, waarover de heer Sinnema schrijft, is Johan Braams, er achter Sies Sinnema en rechts diens neef Sies
in Hotel de Bleek gemaakt. Links Willem Engelaar, aan de piano Sinnema, de schrijver van dit verhaal.
Een bewoner van het Tiroolse
plaatsje Irhst had eenige tijd
geleden een vernuftig middel
ontdekt om voor niets van de
Oostenrijksche staatsspoorwegen
gebruik te maken. Hij liet zich
een conducteursuniform aan
meten stelde zich in het bezit
van een tangetje om kaartjes te
knippen en een diensttasch en
reed, aldus gewapend zich voor
hulpconducteur uitgevend, over
al waarheen zijn hart begeerde.
Hij had zelfs de brutaliteit spoor-
wegmenschen te "controleren",
die door de zekerheid van zijn
optreden geïmponeerd werden.
Tenslotte kreeg echter een hoofd
conducteur argwaan, hij vestigde
de aandacht der autoriteiten op
den rondreizende hulpconduc
teur en die werd nu gearresteerd.
De slimme reiziger zal nu wel een
poosje, ook niet tegen betaling,
van de Oostenrijksche spoorwe
gen gebruik kunnen maken.
(1924)
trouwens een prima licht lopende
fiets, daar was ik wel een beetje
jaloers op, maar het ging er nu
maar om dat we goed thuis
kwamen. Er mankeerde ons dan
ook niets, die potjes bier die we
gedronken hadden deden ook
niets meer, dat kwam misschien
ook wel door het akkefietje, dat
we hadden gehad. Nou, er
gebeurde verder ook niets meer
onderweg. Wij kwamen goed
thuis. Voor Johan was het een
beetje anders dan voor ons,
maar nadelige gevolgen heeft hij
er niet van gehad.
De heer Marten Sinnema, vader van de auteur, op hoge leeftijd
gefotografeerd. Ook hij was zeer bekend als straatmuzikant.
(wordt vervolgd)
De andere dag moesten wij weer
ergens anders naar toe, maar dat
was dan weer zo' n dag, dat er
niets ongewoons gebeurde. Maar
het kwam ook zo ver, dat de
vergunning om te mogen spelen
van Berlikum er was en dus
gingen wij daar heen.
Wij hadden wel wat bange
voorgevoelens, maar het viel
toch ook nog mee. Een enkele
zuurpruim gaf niet meer omdat
ze dachten dat wij het geld in de
drank zetten. We zeiden dan wel
dat het zo niet was geweest,
maar dat gaf niets, ze wilden
niets meer geven. De meesten,
die er van hadden gehoord,
moesten er nog om lachen, die
zagen er nog wel wat humor in.
Wij hadden tenslotte ook niets
verkeerds gedaan en hoefden ons
nergens voor te schamen.
Toen wij het dorp afgewerkt
hadden en weer langs het café
fietsten, was er geen groenteboer
die ons terug riep.