HERINNERINGEN AAN HET CORPS VAN SCHEEFNEKJE c We krijgen een knots van een auto Voor de rechter 5 't ^Cleine 3<-rantóje leeót iedereen Dit is het derde deel van de zes afleveringen over de vroegere straatmuziek van onze abonnee, de heer Sies Sinnema te Leeu warden. Nu ik dit zo schrijf denken de mensen misschien die muzikan ten hadden toch maar een mooi leventje. Maar zo mooi was het niet altijd. Ik heb al gezegd, dat wij hele ienden moesten fietsen om op de plaats van bestemming te komen en ik meen dat Makkum de verste zit was. Als wij aankwamen moesten we wel even uutpoeste, want het was geen plezierritje geweest. Nou dan ging het weer zo als alle dagen: muziek maken en centen ophalen. We kwamen ook bij de Makkumer - aardewerkfabriek en daar mochten wij in. De mensen, die daar werkten waren royaal in t geven, het waren allemaal dubbeltjes en ook wel kwartjes van het hogere perso neel. Trouwens, de inwonets van Makkum waren ook gulle gevers, het was één van de beste plekjes, die we hadden. Toen we Makkum afgewerkt hadden kochten we eerst twee kadetjes, één ons gehakt en een half flesje melk. De slager kruide het dan wat extra, deed er wat zout in en dat kwam tussen de kadetjes. DINER VOOR KWARTJE Het hele diner kwam dan ongeveer op een kwartje per man. We zochten een geschikt plekje op en zaten even lekker uit te rusten en aten en dronken met smaak. Nu weet ik niet zeker meer of wij na Makkum op de terugreis Workum nog mee namen of dat het Bolsward was. Maar toen we s avonds thuis kwamen konden we haast niet van de fiets afkomen. Het was dan ook wel een dag geweest, die einden fietsen, de hele dag lopen en dan die trommen van de ene stand naar de andere sjouwen. Als je eenmaal op de stoel zat kon je geen pap meer zeggen. Maar de volgende morgen moest je toch weer weg. Ik wil er nog wel even bij vertellen, er werd nooit een cent voor bier of drank uitgegeven, alles wat we verdien den kwam thuis. Wel kregen wij, als er toevallig eens wat te uoen was, onderweg, hetzij in een café of bij een bruiloft een paar consumpties, een sigaar en een gulden. Dat was dan wel een lekker opkikkertje, waar we helemaal niet op gerekend hadden. Zo hadden wij een dorpsfeest in Jorwerd, we moes ten de optocht maken en ik zou de grote trom met de bekkens slaan. Ik heb al verteld hoe mijn vader het deed. Maar ik moet het nog wat duidelijker uitleg gen. Aan de ketel van de trom zaten twee ringen om de riem te bevestigen, maar opdat de trom wat beter (op maat) zat, hadden we hem aan twee spanhouten bevestigd. Zo was het ook met de bekken op de trom, die zat op een plankje met ogen en die zaten ook om een bout. Had ik de riem aan de ogen vastgemaakt dan was het volgende niet gebeurd. We hadden de pas er al in en het ging best. Maar buiten "We hewwe een auto kocht" zeiden ze - "voor vieftig gulden", t Was waarempel de wagen van pliesje - commissaris Wesser, een knots van een ding....... en in het dorp moet er in een optocht goed op gebeukt wor den. Ik zal wel wat te hard geslagen hebben, want plotse ling rolde de tromketel voor mij uit. Er was een houten hoep geknapt en toen was het hele verband weg. Wat ik nog om mijn nek had viel als een zoutzak in elkaar. Ik stapte maar uit de stoet, want ik liep daar te sjouwen met een stukkene hoep en wat oud ijzer. Maar de trom moest weer in orde, want het feest ging nog beginnen. De smid van het dorp zat in het feestbestuur en stond direct klaar om het te maken. Hij zette de einden weer aan elkaar met een ijzeren plaatje. Toen ik vroeg wat het kostte, wilde hij er niets voor hebben, ik bedankte hem vriendelijk en wij hadden verder geen ongemak ken. Op een keer zouden we weer ergens heen, maar er stond een harde wind. Buiten de stad is er niet tegen op te komen. Ik stond zowat stil met die trom op mijn rug. Ik zeg: Ik ga terug, dit hou ik niet vol'Niet één kon het volhouden, de anderen ook niet. We draaiden om en we hoefden niet meer te trappen. We waaiden wel naar huis. Dat was wel een makkelijke dag, maar dat moest niet te vaak gebeuren, want dat konden we niet uitzingen. SINNEMA VERTELT Na wat praten kwamen we op de gedachte of er voor ons niet een mogelijkheid was om een oude auto aan te schaffen. Daar lieten we geen gras over groeien en we gingen op zoek naar een auto, maar ja, we hadden geen geld, het moest op afbetaling en daar voelde men niet zo veel voor. Dat bleef er voorlopig bij, maar op een avond kwamen ze bij mij en zeiden: "We hewwe een auto kocht'Ik vroeg maar direct, wat kost ie?'Hij kost vief tig gulden en we magge hem wekelijks afbetale'zei Enge laar. De must em morgen maar even sien'Ik zei, waar staat ie?'Hij zei, bij Hoeben'Bij Hoeben?' vroeg ik Bij Hoeben in de Wil lem Loréstraat, die in oud iezer doet en ouwe auto' s sloopt?' Ja'zei ie, mar dit is een beste wagen en hij wurdt nog even nasien' Ik dacht, dat zal wel wat moois wezen, maar het is niet veel geld en een makkelijke betaling. Nou, de wagen stond startklaar en kon gehaald worden, dat moest een ander doen, want niet een van ons kon rijden. Ik kende die wagen wel, hij was van Com missaris Wesser geweest, maar toen was hij nog nieuw. Hij was nu uitgeleefd en versleten. Ik had er wel ingezeten, want in de kermisweek werd hij wel ge bruikt voor rondritten om de stad. Maar dat was toen wij hem kregen ook al weer een jaar of zeven geleden. Daarbij was het een open sportwagen, met een zware motor. Ik zei, hoe kanne jimme nou sun auto kope, hij suupt olie en benzine en we verrekke van de koude in dat opene ding, voor zestig, zeventig gulden hadden we oek een kanp Fordsje had, dat is feul suniger en we hadden wat smoeker seten'Ja, dat kan wel waar weze'zeiden ze, mar, schiest stou het dan even voor?' Nou, dat kon ik niet en we zeurden er ook niet over. Dus de auto was er, maar er was nog geen chauffeur. Mijn neef stelde zich beschikbaar als chauffeur en wilde dan wel rijlessen gaan nemen. Dat was niet zo als tegenwoordig. Een goede kennis zou hem het rijden bijbrengen. Daar werd ook direct aan begonnen, maar ja, hij moest toch eerst het examen afleggen en het rijbewijs hebben voordat wij er op uit konden. Maar wij wilden graag zo gauw mogelijk profijt van de auto hebben en dachten aan iemand met een rijbewijs, die zou willen rijden, maar die ook bij de muziek de centen zou willen ophalen. Dat was wel mooi gezegd, maar wie wilde dat doen? Ze vroegen mij, Weest stou niks?'Ik zei: Misschien weet ik er een voor. Ik kende een jongen, die werkte wel eens bij autoslopers, een goede chauffeur en hij had verstand van auto' s. Hij was altijd smerig van de olie en t vet. Het was zoals ze dat noemen een ruwe bolster - van de blanke pit weet ik het niet, maar een fijne vent om mee om te gaan, dat was Dukke Ouden dag. Ik zei hem wat de condities waren, rije, centen ophale en meedelen in de poen. Hij ging er direct mee accoord, het kon hem niets schelen wat ie deed, als er maar verdiend werd. Voor het uniform werd ook weer gezorgd. Voortaan hoefden we niet meer te trappen, we werden fijn op de plaats gebracht en konden ook nog wat van de natuur genieten. (wordt vervolgd) De straatmuziek: overal populair in vroeger dagen. Dit zijn de Patijntjes, optredend in Grouw in juli 1926. Van links naaf rechts: H. de Wolde, P. Donauer, S. de Ruiter, W. Zwarts, M.Sinnema, J. van der Zee, H. Roze en Joh. van der Zee. In den nacht van 18 op 19 December maakten eenige per sonen- burengerucht op de Oos terkade. Een der druktemakers zou door de agenten Schaafsma en Boonstra worden opgebracht. Ter hoogte van het Molenpad kwam er een militair achter hen aan, die den agent Schaafsma een hevigen klap op zijn hoofd gaf, Boonstra ging met den arrestant alleen verder, terwijl Schaafsma den militair aanvatte. Plotseling stoof de 20 -jarige sigarenmaker Jacobus H.W. op den agent Boonstra aan en sloeg hem met een bierfleschje op zijn achterhoofd, waardoor een bloe dende wonde ontstond. Eisch 1 mnd. gev. (1916)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1976 | | pagina 5