SLECHTS EEN DIE
DE RAMP
OVERLEEFDE
53
Zwaar gewond....
Het mijnenveld in....
HENDRIK SCHIPPERS SIMON VLIETSTRA
30-10-1944 11-2-1945
REITZE v. d. VEEN HALBE v. d. VEEN
1-11-1944 30-10-1944
Precies twintig jaar geleden voltrok zich onder de rook van Leeuwarden een van de vele oorlogsdrama's,
waarover de kranten van die dagen niet of nauwelijks repten. Op een donkere, regenachtige en mistige
oktoberavond van 1944 raakten vijf jonge stadgenoten, op de vlucht voor de Duitsers, bij Wijlaarderburen
verzeild in een mijnenveld. Achter elkaar lopend stapten twee van de mannen over een draad heen, die
naar de gevaarlijke projectielen leidde. Maar de derde hoorde de waarschuwingen van zijn voorgangers
niet en raakte de draad. Een moment nog bleef het stil. Toen gebeurde het verschrikkelijke. De geweldige
ontploffing werd door heel het oosten van de stad gehoord - de lichtflits boorde zich mijlenver door de
duisternis. Twee van de vluchtelingen moeten op slag zijn gedood, twee anderen - zich volkomen
onbewust van de ernst van hun verwondingen - krabbelden overeind en strompelden naar huis, de vijfde
bleef angstig om hulp roepend achter op de plaats van de ramp. Een van de zwaargewonden overleed de
volgende dag en pas veertien weken later eiste het ongeluk zijn vierde slachtoffer. Zo was er
„Daar kwamen we vandaan en hier is het gebeurd" zegt Dirk van Dijk, de enige man, die de ramp overleefde.
Op verzoek van 't Kleine Krantsje is hij nog eenmaal naar de onheilsplek teruggekeerd. Op de achtergrond de
huizen van de Schieringerweg. Toen de mijn ontplofte stonden daar de oude huisjes van het Oud Panwerk nog.
De bewoners ervan stoven naar buiten op het horen van de knal. „Wat hewwe we nou?" vroegen ze. Maar
Van Dijk en Van der Veen, doodsbang, dat ook de Duitsers op de knal zouden afkomen, antwoordden: „Niks
bijzonders, niks bijzonders
Dirk van Dijk en Reitze van
der Veen moeten eerst ver
doofd zijn geweest anders
zouden ze geen stap meer
hebben kunnen lopen.
vervolg op pagina 55
Wat er toen gebeurde herin
nert de enige overlevende zich
als een felle lichtflits en een
doffe klap.
Allen werden tegen de grond
gesmakt, maar het duurde
maar even of Reitze van der
Veen en Dirk van Dijk ston
den alweer op.
„Kanst nog lope?" vroeg Van
der Veen.
„Jawell" antwoordde Van Dijk.
Bang voor verdere ontplof
fingen, bang voor toeschieten
de Duitsers ook, trachtten Van
Dijk en Van der Veen zo
snel mogelijk van de onheils
plek vandaan te komen, ter
wijl ze achter hun ruggen de
kennelijk zwaar gewonde
Vlietstra erbarmelijk om hulp
hoorden roepen. Pas veel la
ter kwam Van Dijk ter ore,
dat Halbe van der Veen en
Hendrik Schippers door rond
vliegende splinters waren
doorzeefd en op slag werden
gedood in de kleren van
Schippers werden 37 gaten
geteld.
Deze enige overlevende, onze
stadgenoot Dirk van Dijk, Jan
van Scorelstraat 35b, (nu 41
jaar), kelner op d,e treinen bij
Wagon Lits, heeft ons nog
eens de ongeluksplek gewezen
en ons in sobere bewoordin
gen het verhaal van het dra
ma verteld.
Het begon allemaal bij Norg
in Drente, waar de Duitsers
honderden jonge mannen aan
het graven zetten; een kar
wei, waaraan men zich graag
onttrok, zo dat maar even mo
gelijk was. Zo zagen vijf
Leeuwarders al op de eerste
dag van hun tewerkstelling
kans er vandoor te gaan. Dat
waren HENDRIK SCHIP
PERS, 27 jaar, Nieuweburen
111; SIMON VLIETSTRA, 35
jaar, Cyprianussteeg 4 (va
der van de kaatser Wietse
Vlietstra te Franeker); DIRK
VAN DIJK 21 jaar, Nieuwe-
buren 97; en de broers HAL-
BE VAN DER VEEN, 35 jaar,
Westerstraat 18 (vader van
de voetballer Geert van der
Veen) en REITZE VAN DER
VEEN, op een paar dagen na
27 jaar, Schoppershof 18.
In twee dagen en nachten
maakten de vluchtelingen de
niet ongevaarlijke voetreis
van Norg naar de oostgrens
van Leeuwarden, waar het
vijftal veiligheidshalve aan
boord genomen werd door de
toevallig passerende turf
schipper G. Postma uit Eer-
newoude.
„As jimme nou link binne
bliuwe jimme fannacht bij
mij op 't skip" adviseerde die,
maar in de buurt van Schil
kampen zei Halbe van der
Veen: „Laat ons er hier mar
uut, nou wete we de weg wel,
we binne so tuus".
Reitze, de jongste Van der
Veen, liep voorop. „Jonges,
jim hoeve niet bang te we
zen!" riep hij nog. Vlak ach
ter hem liep Dirk van Dijk.
op enkele meters gevolgd
door Simon Vlietstra. De
beide anderen, Hendrik
Schippers en Halbe van der
Veen slotende rij. Dertig,
veertig, vijftig meter ging
alles goed. Toen kwam
Reitze plotseling voor de
dwars over het betonpad ge
spannen draad te staan.
„Denk er om Dukke" riep
hij direct, „hier leit een
draad, der must overheen
stappe!" De jonge Van Dijk
begreep de waarschuwing,
draaide zich half om en
waarschuwde op zijn beurt
de man vlak achter hem.
Maar Simon Vlietstra hoor
de hem niet of begreep hem
niet. Hij liep door en
raakte de draad.
„Jimme moatte it seis witte"
antwoordde de schipper.
De mannen liepen nu door
het land verder in de richting
van Wijlaarderburen, waarde
Duitsers mijnen hadden ge
legd en waar zwarte borden
met witte doodskoppen waar
schuwden voor het gevaar.
De beide Van der Veens wis
ten dat wel. „We komme aan-
6ens bij een mijneveld" zeiden
ze, „mar dat geet niks, want
alle nachten strope we daar
en nooit een keer, dat er wat
gebeurt."
„Mar we salie de anderen wel
even skrikke late" vertrouw
de Halbe de jonge Van Dijk
toe.
Bij de noodwoning van de in
'42 afgebrande boerderij van
boer Bakker op Wijlaarder
buren klommen de vijf over
een hek en betraden ze het
gevaarlijke land met de mij
nen, waarin de smalle beton-
strook wel een veilig wandel
pad leek.
Dirk van Dijk vertrouwde in
ieder geval volkomen op de
geruststellingen van de Van
der Veens, maar Hendrik
Schippers was bang. Het leek
hem niet verstandig verder te
gaan en hij aarzelde. Ten
slotte volgde hij toch de an
deren, toen die waarschuw
den, dat ze in ieder geval
voor de spertijd van acht uur
thuis moesten zijn.