HET VERHAAL VAN
DE KIEPEKOOPMAN
In nagelaten papieren van de
onlangs overleden Bart van
der Weerdt vond de familie
nog drie verhalen, die onze
medewerker voor 't Kleine
Krantsje had bestemd. Wij
zullen deze artikelen nog
graag in de krant afdrukken.
Hier het eerste van deze laat
ste drie.
De Kiepekoopman had er gien
idee van wat er weze kon tot
dat.
Hij zat op een zaterdagavond bij
zien komuten en opeens zei ie,
nou mutte jimme es even luuste-
re.
Ze keken em an en de Groene
Kraag wudde achterdochtig en
zei teugen et Mauwvesje, let op,
hij het zeker weer een of ander
zaakje anne han.
De Kiepekoopman reageerde
verontwaardigd.
Hij zei, hoe komst daar nou bij,
nee jonge, et gaat om heel wat
anders.
Nou stil nou maar, klonk de
zware stem van Bouke de
Hoornblazer deur et dranklo
kaal dat blauw van de rook was,
vertel op wat hest voor een
probleem.
Dat zal ik jimme zegge maar ik
mut eerst wat hewwe en toen it
glaske weer vol was stak ie van
wal.
De krielkiepen legge niet meer
en ze doen niks anders as vechte,
ze pikke mekaar de veren vanne
kont.
Der is gien aardigheid meer an.
Nou was ik guster oppe merk en
toen had ik et er zo over met een
boer, en die zei, dan mut je ze
een briltsje opzette. Ik zeg een
briltsje opzette?
Ja, zeit die boer, er binne
speciale brillen voor en as een
kiep zo'n kiepebril op het dan
pikt ie een andere kip niet meer.
Ik weet oek een goed middel om
van dat pikken af te kommenzei
de Groene Kraag.
Wat dan?
De nek omdraaie en opvrete.
De komuten skoten inne lach.
Et kroegje daverde van et la
chen en Van der Woude must de
glaskes weer vol skinke.
Een kiep met een bril op, ik zien
et al, gierde de Houten Sabel.
'Weest wat ik denk, zei de Groene
Kraag, dou geefst die dieren niet
genoeg te vreten.
Ze begonnen te gniezen, de man-
Tien in et kroegje.
As dit deurging kon et leuk wur-
de, vanavond.
De Groene Kraag probeerde de
Kiepekoopman op stang te jagen
Ja nou, jimme gelove mij niet, zei
de Kiepekoopman, terwiel ie de
kring van belangstellende
toehoorders rondkeek.
Nee, natuurlijk niet, antwoordde
de Groene Kraag, kiepebrillen,
maak dat dien grootmoeke wies,
straks gaast ons nog vertellen,
dat die dingen van et ziekefonds
te krijen binne.
Weer daverde et kroegje van et
bulderend gelach.
Et Mouwvesje wiste zich de tra
nen uut de ogen.
Foei, foei, is dat lachen.
De Kiepekoopman wudde
kwaad.
Ik geef mien beesten altied prima
voer, dat wil ik wel even zegge,
prima voer.
Dat kan allemaal wel waar weze
maar ik hew nog nooit een kiep
met een bril op zien, dou soms
Houten Sabel?
Nou was de Houten Sabel een
droge, die kon de gekste dingen
zegge zonder een spier te ver
trekken, hij zei, nee, maar ik hew
ze wel vaak zien met oorwar-
merkes. En weer gierden ze et
uut.
Dit was genoeg getreiter, de
maat was vol bij de Kiepekoop
man, hij was goed kwaad, hij
ston op en zei, jimme kanne voor
mien part baste en hij liep et
kroegje uut.
Bart van der Weerdt.
De Kiepekoopman dankt zien
bijnaam - hoe kon et anders -an
et feit, dat ie skarrelde - handel
de mag je oek zegge - in kiepen
en andere soorten geveugelte en
knienen.
Maar niet alleen daarin.
Oh, heden nee.
De Kiepekoopman skarrelde in
van alles wat van sien gading
was zoas oek huusraad.
As je soms een ouwe stoel of een
ouwe kachel kwiet wudennou
dan konnen je steevast terecht
bij de Kiepekoopman.
As et maar heel was.
Kapot spul wu ie niet hewwe.
Hou dat zelf maar, zei ie dan.
Maar nou had ie op een van zien
tochten bij een boerke in Oen-
kerk een koppel knelkiepen en
een krielhaan kocht.
Mooie beesjes die nou parmantig
rond stapten in zien ouwe, wat
krakkemikkige kiepehok.
Hij was er wat wies met, met sien
krielkiepkes.
Et haantsje had ie zelfs een naam
geven, Paulus.
En legge dat ze deden, geweldig.
Et kon niet beter zogezeid.
Iedere morgen was et eerste dat
de Kiepekoopman deed, naar
zien Krielkiepkes gaan en dan
vroeg ie an Paulus, zo Paulus,
hewzve dien wiefkes weer goed
hun best deen? En dan keek ie in
et hok hoeveul eikes er weer
lagen. Ze waren klein, maar
kleintsjes binne et lekkerste, is
et gezegde.
Dat gong een hele tied goed en de
Kiepekoopman zat er in et
kroegje van Van der Woude over
op te skeppen teugen zien komu
ten.
Dou must es wat van die eikes
metnimme want wij wille die
eikes oek wel es proeve, zei de
Groene Kraag. Maar zo gek was
de Kiepekoopman niet dat ie dat
deed. Nee, zo gek was ie niet.
Weken en maanden gongen in
goeie harmonie in et ouwe kiepe
hok voorbij en toen, ineens, was
et mis met de goeie verstandhou
ding onder de dames.
Er was ruzie in et hok.
Ze pikten mekaar de veren van
et lief en eikes legge, ho maar. -
De Kiepekoopman ston iedere
morgen met lege hannen.
Hij prakkezeerde zich de kop
gek en onder de han pikten en
plukten de dames bijmekaar de
veren uut de kont.
werd waar zijn broertje was,
antwoordde hij: "Syn pet driuwt
yn't wetter". Een bang vermoe
den werd bewaarheid. Een van
de kinderen bleek in 't water te
zijn gevallen en werd later ver
dronken teruggevonden. Het
medeleven met de familie was
voelbaar groot.
En nu slagerij Visser voorbij het
Pasveer, Oane en Gelbrigje Vis
ser met dochter Boukje en zoon
Wiebren. De zaak werd gedre
ven door Oane en zijn broer
Siemen, die in de Huizumerlaan
woonde. Siemen Visser en zijn
vrouw hadden twee zoons, Ba-
vius en Jelmer, van wie de eerste
een bekend voetballer was bij
F.V.C. - in zijn jonge jaren won
hij ook veel prijzen met schaat
senrijden.
RIVALITEIT
Jelmer was mijn leeftijd- en klas
genoot op school van meester
Koiter, evenals Wiebren. Gedu
rende de lagere schooljaren be
stond er tussen ons drieën een
gezonde rivaliteit. Wiebren en
Jelmer warén keien in rekenen,
vooral staartdelingen, terwijl
mijn sterkste punt het werk met
de d's en de t's was. Wiebren had
een groot voetballer kunnen
worden. Hij was alle jongens van
zijn leeftijd veruit de baas, al
pingelde hij naar onze smaak wel
wat te veel met de bal. In de
slagerij volgde Wiebren later zijn
vader op.
Van de twee broers, die de zaak
dreven stond Oane altijd in de
slagerij en hij was vrijdags op de
Leeuwarder veemarkt degene,
die de koe voor de slacht uit
zocht. Siemen ventte op zijn
transportfiets met mand in een
hagelwitte jas de bestellingen uit
en hielp daarna in de winkel. Het
wekelijkse slachten van de koe
en het varken deden ze samen.
Een eindje achter de woning
stond de slachtplaats met stenen
vloer en er achter de stal voor de
dieren. Als jongens stonden wij
wel naar dat slachten te kijken.
In de herfst werd er voor ons een
half varken geslacht, waar de
hele winter van gegeten werd.
De gekruide worsten hingen dan
Vervolg op pag. 11
Naast Oom Ype woonde Haaye
Hamstra, huisschilder. In zijn
vrije tijd deed Hamstra veel aan
houtsnijden, waar hij zeer be
kwaam in was. Op zijn huis met
verfwinkel volgde een kruide
nierswinkel met een hoge stoep.
In mijn jongste jaren woonde
daarin de familie Pol met dochter
Tine en zoon Dik. Het was een
kruidenierszaak, annex veevoer-
handel. Vandaar dat zo nu en dan
paardewagens en later de zware
vrachtauto van Fortuna zakken
meel en veekoeken afleverden.
Na het overlijden van de heer Pol
verhuisde de familie naar de
Heyermansstraat in het pand,
waarin later de meubelzaak van
Hamersma kwam. De familie
Koster betrok de winkel in het
dorp. De zaak dreef practisch op
dochter Firn. Het was een ouder
wetse, gezellige winkel, waar je
stroop uit het vat kreeg en koffie,
gemalen in een grote molen.
Naast de winkel het huis van
Feenstra, een van de zoons, die
zijn beschreven in het boek Af-
ke's Tiental van Nynke van Hich-
tum.
DE GOUDEN STOEP
Verder het dorp ingaand passeer
den we een huis, waarin een
vrouw woonde, die ik alleen ken
als Ymte Maai. Voor ons kinde
ren woonde ze in het huis met de
gouden stoep, omdat ze die
voortdurend stond te schrobben
en te dweilen. Het was dan ook
een beetje een wreed genoegen,
om, wanneer we ons verveelden,
achter elkaar over de stoep te
rennen tot natuurlijk de deur
geopend werd.
Het volgende huis was eveneens
van een Feenstra en dan op de
hoek de groenteboer Jelle Terp
stra. Zijn vrouw begon op zekere
dag een klompenhandeltje. Bij
mij in de klas zat Ietje Terpstra.
Haar zusters waren Ruurdje en
Hendrikje, welke laatste een kei
in het breien van sokken en
kousen moet zijn geweest.
We gaan nu rechtsaf %n lopen dan
door een nauw steegje tussen
Terpstra en slager Visser door.
Een eindje verder verbreedde
het straatje zich. Het heette het
Pasveer zo genoemd naar een
café in de achttiende eeuw op de
plaats waar in mijn jeugd een rij
huisjes stond tot aan de Wirdu-
mervaart.
Van de bewoners herinner ik me
Dove Jikke. Was haar doofheid
al een handicap, bovendien werd
ze geplaagd door uitslag op han
den en gezicht, waardoor ze wei
nig contact met de mensen had.
Het was misschien daarom, dat
ze zoveel katten had, waar ze zo
zorgzaam voor was, dat ze die
beestjes 's winters
sokjes om de poten
deed, want 'andes
krije se sukke natte
futen'. De
poesen zelf
moesten
er
van
hebben en
zaten buiten
net zo lang te
trekken, tot ze de
kousen kwijt waren.
Verderop woonden Top
en Busman.
Met zoon Melis speelden we
veel, net als met Kobus Tols-
ma, die in het laatste huis aan 't
water woonde. Zijn vader Jaap
Tolsma hielp bij ons mee in de
hooiing. Een geweldige werker
volgens mijn vader.
Toen de familie Tolsma later
tegenover tuinder Klaver in een
huisje aan de Tijnjedijk woonde
deed er zich op een middag een
tragische gebeurtenis voor, waar
het hele dorp een tijdlang onder
steboven van was. Een aantal
kleine kinderen, waaronder twee
van de familie Tolsma, was aan
het spelen gegaan bij het asland.
Toen een van hen een tijd later
thuiskwam en hem gevraagd