OVERLEDEN DOMINEE ZELLE
HOOGST EXCENTRIEKE FIGUUR
VOOR LEEUWARDEN EN DE
WIJDE WERELD ER OMHEEN
PREDIKER OP EEN RACEFIETS
NEGENTIENDE JAARGANG
28-5-1983 NUMMER 434
Met het plotselinge overlijden, deze maand, van dominee Johannes Hendrikus Zelle, is
een wel zeer merkwaardige stadgenoot van ons heengegaan. Een man, die als een
begenadigd spreker stampvolle kerk- en verenigingszalen trok, maar die ook als een
soort landloper door Leeuwarden ging, nagestaard door vele verbaasden, die zelden
zo'n sjofele en wonderlijke seigneur hadden gezien. Een zonderling, die men 's zondags
als een gentleman, keurig in zwarte jas, met streepjesbroek en valies naar het station
kon zien gaan en die men de volgende dag kon aanschouwen als een clochard, in staat
alle waardeloze wegwerpsels van de straat op te rapen. Zesenzeventig is hij geworden,
maar we moeten aannemen, dat zijn eigen prognose aanzienlijk hoger lag: „Een mens
kan best heel erg oud worden, als hij er maar naar leeft" was een van dominees meest
bekende uitspraken.
'T KLEINE KRANTSJE
Welnu, de veelbesproken predi
kant leefde er zeker naar om
hoogbejaard te worden: hij
dronk geen druppel alcohol, hij
rookte niet, hij nam veel li
chaamsbeweging, hij deed aan
sport. Maar het was een ernstige
ziekte, die zijn krachten sloopte
en die hem tenslotte velde, zoals
hij het had gewild - hij stierf in
het harnas, zittend aan zijn bu
reau, de trefwoorden noterend
voor een nieuwe preek.
Het hele leven van dominee Zel
le is eigenlijk uitzonderlijk ge
weest. Als zoon van een koren
meter op de Beurs van Leeuwar
den begeerde hij van zijn jongste
jaren af predikant te worden. De
beschikbare geldmiddelen even
wel lieten een reguliere studie
niet toe. Na Ulo en Gymnasium
ging hij naar de Vrije Universiteit
in Amsterdam, waar hij slechts
de helft van het jaar kon stude
ren; de andere helft moest hij
benutten om door het verkopen
van drogisterijartikelen aan de
kost te komen - vooral zijn
handel in levertraan liep ge
smeerd.
Eind '44, hij was toen zevenen
dertig jaar, kon hij zijn studie
voltooien; vijfjaar later werd hij
bevestigd als predikant in de
Gereformeerde kerk in het Zuid
hollandse Rockanje.
De gemeentenaren daar wisten
niet wat ze er aan hadden, toen
ze dominees eerste donderpre
ken hoorden; hij zei het allemaal
recht voor zijn raap en het gebul
der vloog bij de kerkmuren op.
's Avonds zagen zij hun herder
op een racefiets rond het kerk
plein jakkeren; ook werd hij wel
gesignaleerd als een heuse atleet,
hardlopend als een haas en,
notabene, in korte broek.
Ruim zes jaar zou
het pastoraat
daar duren -
toen keerde
Zelle met ver
vroegd eme
ritaat naar hier,
terug. Weer
bij moeder
thuis in de
Gysbert Japicxstraat, de oude
uitvalsbasis, vanwaar hij nog een
kleine dertig jaar door het hele
land zou trekken: Johannes Zelle
werd een veelgevraagde spreker,
vooral voor Jeugd- en Anti Revo
lutionaire Kiesverenigingen.
Overal trok hij stampvolle zalen,
wellicht mede door de pakkende
teksten van zijn singuliere
spreekbeurten, zoals: 'Slappe Ti-
nus in de patattent', 'Hou ze in de
gaten', 'Doorbraak-uitbraak-
inbraak' en 'Op de rand van het
ledikant'.
Daarbij bleef hij in zijn ietwat
aparte leefwijze volharden.
Iedere morgen klokslag zes uit de
Lveren. Een koude douche. Gym
nastische oefeningen op een
bovenkamertje tussen dui
zenden boeken, die er als
turven waren opgestapeld.
Studeren. Zwemmen in de
Wielen. Een middag
dutje. Weer studeren. Op
pad om hout te sprok
kelen voor het ka
cheltje. Misschien
een spreekbeurt.
En dan in 't holst
van de nacht nog
even hardlopen met
weinig meer aan
dan het korte
sportbroekje.
In het zwembad
De Grote Wielen,
waar hij jarenlang
bijna dagelijks kwam,
placht de boomlange
en meer dan honderd
kilo wegende zwem
mer zich te dro
gen met een doek,
ter grootte van een
wat fors uitgevallen
washandje. Een medelij
dend damesgroepje, dat
er ook elke dag ver
scheen, verraste hem
eens met een mooie
nieuwe badhand
doek. Ontroerd dankte de domi
nee voor het onverwachte ge
schenk, dat de dames overigens
nooit hebben teruggezien - ook
alle dagen daarna vertoonde Zel
le zich er weer met dat oude
minuscule snertdoekje.
Een medewerker van 't Kleine
Krantsje, midden in een stille
winternacht fietsend door de
Gysbert Japicxstraat, schrok zich
een hoedje, toen hij plotseling
een kolossale hond ontwaarde in
-het plantsoentje bij het Emma-
plein. Dichterbij gekomen zag
hij, dat het dominee Zelle was -
vrijwel naakt lag de predikant er
zich te wentelen in de sneeuw.
SCHOKKEND
Nauwelijks minder schokkend
was de ervaring van een buurt
genoot, die 's nachts om een uur
of een op zijn brommertje door
de Willem Lodewijkstraat tufte,
op weg naar huis na een lollige
dag. De man was niet helemaal
helder meer en volgde waar
schijnlijk een zigzaglijn, die
abrubt eindigde op het moment,
dat het zware lichaam van een
nachtelijke hardloper tegen z'n
voertuig aankwakte. Het enige
woord, dat er viel was een forse
vloek van de dominee, die daar
na z'n ren vervolgde en snel in
het duister van de nacht ver
dween.
Het was ook in deze tijd, dat er
vanuit Rockanje geruchten over
waaiden, die verklaarden, waar
om zijn ambtstermijn daar niet
langer had geduurd.
„Het begon daar op te vallen,"
aldus de verhalen, „dat dominee
altijd tegen 't etensuur bij zijn
parochianen binnenstapte. Op de
onvermijdelijke vraag: „Domi
nee ook een hapje mee-eten?"
klonk onveranderd een dave
rend: „Graag!", waarna er dik
wijls voor de parochianen zelf
niet zoveel te eten overbleef."
Toen een journalist in een ge
sprek met Zelle opmerkte wel
Vervolg op
pag- 7)