EEN ADELLIJKE FRIES ALS
BURGEMEESTER VAN DEN HAAG
ZE WERDEN GERED EN
GINGEN ER VANDOOR
'T KLEINE
KRANTSJE
NIEMAND, DIE HEM KENDE.
DRENKELINGEN OP GROOTE WIELEN
(i
Vakanties
voorbij.
Sommige stadgenoten hebben
misschien nog wel eens wat
moeite met zijn naam - "Loo -
De Loo - Van der Loo" - maar
er zullen toch niet zo veel Leeu
warders meer zijn, die niet we
ten, dat mr. Gijs te Loo onze
nieuwe burgemeester is en velen
hebben hem al eens gezien. En
zijn voorganger, Johannes S.
Brandsma, die ettelijke jaren
onze burgervader was, kennen
we natuurlijk allemaal hij
kwam "overal" en zijn portret
konden we voortdurend tegen
komen in de krant. De heer
Brandsma was een populaire fi
guur in de stad, de heer Te Loo
wordt het evenzeer. Een van
zelfsprekende zaak, zouden we
willen zeggen, maar. kunnen
we ons de situatie voorstellen
van een stad, waarvan de ingeze
tenen nauwelijks weten wie hun
burgemeester is, die hem nog
nimmer hoorden en hem ook
nooit hebben gezien?
Die situatie heeft zich eens voor
gedaan en wel in een van de
grootste steden van ons land -
Den Haag - met een burgemees
ter, die uit ons bloedeigen Fries
land kwam. Mr. Joan Sippo ba
ron Van Harinxma thoe Slooten,
eerste burger in de residentie in
het begin van deze eeuw, voelde
zich ver verheven boven het ge
wone volk om er mee om te
gaan.
HOGE AFKOMST.
Hij kwam dan ook de kamer van
het stadhuis niet uit en slechts
weinig Hagenaars hebben het ge
noegen gehad hem te mogen ont
moeten tijdens zijn ambtsperio
de, waarbij deze burgervader
dan nog niet naliet duidelijk van
zijn hoge afkomst te doen blij
ken.
Daarbij moeten zijn bestuurlijke
kwaliteiten niet buitengewoon
zijn geweest en toen hij, nu pre
cies tachtig jaar geleden stierf,
heeft zijn verscheiden slechts
een heel kleine kring kunnen
ontroeren - de Hagenaars zelf
zei het overlijden gewoon niets.
Het is interessant te lezen, hoe
de kranten van die dagen rea
geerden op de dood van deze
Van Harinxma thoe Slooten,
burgemeester van een van de
grootste steden van ons land.
"De burgerij", aldus de Tele
graaf, "stond verre van deze
burgemeester, die zelden zich
langs de drukke straten vertoon
de, geen drang bezat naar het
burgervaderlijke, naar minzaam
ambtsvertoon buiten raadszaal
midden zijner burgers; de mees
ten kenden zelfs zijn gelaat niet,
noch wisten waar hij woonde.
Dat de doodstijding in de stad
weinig anders dan als nieuws
ontvangen werd, is niet te ver
klaren uit antipathie of ontevre
denheid met het burgemeester
lijk beleid; de burgerij kan niet
treuren, want zij heeft haar bur
gemeester nooit gekend. Baron
Van Harinxma werd hier vroe-
Mr. Joan Sippo Baron van Harinxma thoe Slooten: Hij kwam het
stadhuis niet uit.
en burgemeesterskamer. Nim
mer bijna daalde hij van den
troon van administratie en ge
zag, naar het huiselijk verkeer
der burgerij. Gevers Deynoot,
Patijn, De Beaufort heten zich
gaarne vinden voor een prijsuit-
deeling, een beschermheerschap,
of gaven plechtigheid en eere
aan uitvoeringen van de vele
zang-, tooneel- en gymnastiek-
vereenigingen der Hagenaars.
Burgemeester Van Harinxma
zag men echter zelden of nooit te
ger reeds geschetst als een on
buigzaam Friesch edelman. Uit
zijn geheele verschijning sprak
het onverzwakte geloof in de na
tuurlijke hoogheid van den adel
stand.
Deze naïeve hooghartigheid
stempelde zijn gansche wezen.
Hij was geen handjes-gevende
aristocraat met een overproduc
tie aan glimlachjes voor de
"poorters", die hij echter in het
binnenst van zijn gemoed naar
het plebs verwijst - maar onze
verscheiden burgemeester was
spontaan aristocraat, die het be
waren van den afstand niet aan
het "bon sens" van den burger
overliet, doch zelf steeds en on
verbiddelijk zijn hooge geboorte
te gevoelen gaf. Menig raadslid
heeft dat ervaren.
Deze eigenschap moge hinder
lijk zijn geweest - en menigmaal
kon dat hier blijken - zij bewees
tevens burgemeester's oprecht
heid, want hij was een eerlijk
man, die zich in deugd en on
deugd zonder omwegen gaf. Was
hij als type van den Frieschen
adelstam een bijzondere figuur,
als burgemeester ontwikkelde
hij geen buitengewone bestuurs-
gaven. Een ernstig werker was
hij, die zich geheel gaf aan zijn
ambt, maar evenmin als Roest'
eerste opvolger kon hij naar de
hoogte reiken van den scherp-
zinnigen, veel begaafden Roest,
die ter wille van Den Haag maar
liever niet commissaris in Zee
land had moeten worden.
Baron Van Harinxma kwam ech
ter in een tijd, toen vele groote
maatregelen nog dicht in de
windselen lagen. De aanvang
van een grondige reorganisatie
der politie was het eenige bijzon
dere feit, dat zijn persoonlijken
stempel droeg. In den particulie
ren kring bleek de heer Van Ha
rinxma een braaf, bemind man,
kon zijn spontaan adelsbesef als
deugd gevoeld worden, maar dat
juist bleek een bezwaar te meer,
waar dat hoogheidsbewustzijn
tevens zijn scherpst op den voor
grond tredende eigenschap was.
Is bezwaarlijk te constateeren,
dat wij een buitengewoon burge
meester te betreuren hebben,
wel is met baron Van Harinxma
een scherp omlijnd type heenge
gaan van de slinkende groep van
ouden, stoeren, oprechten Ne-
derlandschen adel".
Tot zover de krant na het overlij
den van de baron, die hier, in
Minnertsga, zijn laatste rust
plaats vond: het was een heel
kleine kring, die bij de teraarde
bestelling afscheid van hem
nam.
Onder het hoofd „Vroeger..."
stond in 't Kleine Krantsje num
mer 461 een klein bericht over
een zeilboot die gekanteld was
en waarvan de bemanning te wa
ter was geraakt. Dit gebeurde in
1937.
'RAMP'
Ook mijn persoontje was eens
betrokken bij zulk een „ramp".
Het was in 1933, op een mooie
zomerse dag, dat ik met, wat
toen mijn meisje was, vanaf de
werf van Drijver op Schilkam
pen in een klein bootje via de
Kurkemeer en Ouddeel naar de
Grote Wielen voer.
Ons bootje was plm. zes meter
lang en zeventig centimeter
breed, genaamd „Hurry Up".
Men zou het een kruising kun
nen noemen tussen een Wherry
en een Kano. Te groot voor een
Kano en te klein voor een Wher
ry. Bovendien was het uitermate
onstabiel. Een verkeerde bewe
ging van de inzittenden en met
een lag alles in het water.
We waren goede zwemmers en
hadden in de loop der tijd wel
ervaring opgedaan, hoe we ons
aan boord moesten gedragen.
Op de Grote Wielen viel het ons
op dat we het enige scheepje wa
ren. Nergens op het wijde water
was een zeilboot of een roeiboot
te bekennen. Het was nog vroeg
in de morgen, een uur of tien op
een door de weekse dag.
Daar we een mooi plekje wilden
zoeken om te picnikken voeren
we langs de wal en rondden
daarbij een landtong.
Op het moment, dat we om de
landtong heen waren, hoorden
we geschreeuw om hulp. Een
vijfhonderd meter uit de kant za
gen we het topje van een mast
boven water en daar omheen
twee hoofden van mensen. Alles
wat niet nat mocht worden werd
op de wal gelegd, inclusief de
jongedame die ik aan boord had.
Hoe belachelijk het was, om te
denken, dat ik met dit ranke
bootje mensen uit het water kon
halen, drong pas tot mij door
toen ik bij de twee jongelui was
aangekomen, mensen van in de
twintig, van wie de een al teke
nen van uitputting gaf. Zijn ka
meraad hield hem vast en vroeg
mij hem het eerst naar de wal te
brengen.
ONMOGELIJK
Dat dit tot de onmogelijkheden
behoorde zei ik maar niet. Voor
alle zekerheid bleef ik op een
veilige afstand zodat ze niet on
verhoeds de boot konden vast
grijpen.
Daar mijn aanwezigheid alleen
al geruststellend werkte, vertel
de ik hun wat we zouden doen.
De achtersteven van de boot zou
ik tussen hen invaren en dan
moesten ze tegelijk de kuip vast
pakken.
Het lukte wonderwel en prachtig
in evenwicht konden we de te
rugtocht aanvaarden. Mijn enige
zorg was nog dat een van hen
zou loslaten, dan was de ramp
niet te overzien geweest. Maar
alles verliep vlot en beide heren
klommen aan wal. Waarschijn
lijk geïnspireerd door de naam
van mijn boot begonnen ze te
rennen in de richting van het
zwembad, zonder ook maar een
woord tegen ons te zeggen. We
hadden begrip voor deze re
actie en hebben erom gelachten.
Als je een lange tijd aan het topje
van een mast hebt gehangen en
niemand komt helpen, dan sta je
wel doodsangsten uit.
(Vervolg oppag. 13)
De vakanties zijn voorbij
- zullen we maar zeggen.
Dat betekent, dat 't Klei
ne krantsje met zijn ver
schijning nu weer op het
oude vertrouwde schema
zit: over veertien dagen
komt de volgende krant.
voor Leeuwarden en de wij
de wereld er omheen.
Een uitgave van Fenno
Schoustra's Publiciteits-
kantoor.
Verschijnt eenmaal in de
veertien dagen.
Abonnementenadministra
tie: Postbus 858, 8901 BR
Leeuwarden.
Abonnementsgelden Post
giro: 98 10 62.
Redactie en advertentie-af
deling: Vredeman de Vries-
straat 18921 BP Leeuwar
den.
Telefoon (058) 120302.
Geopend:van dinsdag tot
en met donderdag, uit
sluitend 's morgens van 9
tot 12 uur.
's Middags en van vrijdag
tot en met maandag ge
sloten.
Abonnementsprijs:
voor Nederland 29,- per
jaar; voor het buitenland:
55,- per jaar.
Losse nummers afgehaald
1,75 per stuk. Per giro be
steld (Postgiro 98 10 62):
2,75 voor 1 ex., 4,75
voor 2 ex., 6,25 voor 3 ex.
Het lidmaatschap van 't
Kleine Krantsje staat alleen
open voor lezers, die zich
door hun aanmelding ak
koord verklaren met de hier
navolgende 'leveringsvoor
waarden':
Het abonnementsgeld moet
vooruit worden betaald.
Op de 1e februari dient het
abonnementsgeld voor het
dan lopende jaar te zijn
betaald.
Geschenk - abonnementen
en abonnementen van le
zers in het buitenland
moeten op de 15e decem
ber van het voorafgaande
jaar zijn betaald.
Lezers, die zich niet telefo
nisch of schriftelijk, maar
per giro-overschrijving als
abonnee aanmelden, wor
den verzocht op het giro
strookje te vermelden:
Nieuwe abonnee.
Wie het abonnementsgeld
voor een ander betaalt,
dient duidelijk de naam en
het adres te vermelden van
de abonnee, voor wie wordt
betaald.
Adreswijzigingen moeten
minstens 10 dagen voor het
verhuizen schriftelijk wor
den doorgegeven: Postbus
858, 8901 BR Leeuwarden.
Abonnementen, die niet
vóór 1 december schriftelijk
zijn opgezegd (Postbus
858, 8901 BR Leeuwarden)
worden automatisch ver
lengd.