'T KLEINE KRAHTSJE VOEDINGSGEWOONTEN CRITISCH BEKEKEN DOOR DOKTER KOOPERBERG LEEUWARDEN EEN EEUW GELEDEN OPSPORING VERZOCHT 't Kleine Krantsje is een uitgave van Fenno Schoustra's Publiciteitskan- toor. >4 k"* to i «"j VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 6 Het ligt voor de hand dat dr. Ph. Kooperberg, eind vorige eeuw geneesheer-directeur van het Stadsziekenhuis, ook aan dacht besteedde aan de voe dingsgewoonten van zijn stad genoten, toen hij zijn "Geneeskundige plaatsbeschrij ving van Leeuwarden" schreef. Hij was uiteraard een groot pleitbezorger voor gezond eten, in twee betekenissen: hoge voedingswaarde en vrij van be derf en ziektekiemen. Dat het vlees daarbij zeer kritisch werd bekeken, lag voor de hand. De longziekte bij runderen kwam niet meer voor; het grote ge vaar was tuberculeuze besmet ting. Hiervan verdacht vlees kwam uit heel het noorden naar onze stad, waar het blijkbaar goed verkoopbaar was. GROTEZORG Dit vervulde dr. Kooperberg met grote zorg en daarbij kwam zijn gebrek aan vertrouwen in buitenlandse produkten, zoals het in elk winkeltje verkrijgbare Amerikaanse spek en allerlei soorten worst. Het toezicht was gebrekkig, ook wanneer het ging om de werkwijze in de Leeuwarder slagerijen. Goed opgeleide keurmeesters waren er niet en de slagers werkten aan of bij huis, in ruimten die lang niet altijd de toets der kri tiek op het gebied van de hy giëne konden doorstaan. Niet alleen dat de kwaliteit van de slachtprodukten daardoor twij felachtig was, ook de omgeving van zo'n slachtplaats, de straat dus, kon deerlijk worden ver vuild, tot schade van de ge zondheidstoestand van de om wonenden. Het is dan ook zeer begrijpelijk dat dr. Kooperberg pleitte voor de tot standkoming van een gemeentelijk slacht huis. Het zou tot 1925 duren voordat het abattoir in gebruik werd genomen. Een soort voorloper daarvan was de Tonslagerij bij het Pie- terseliewaltje, tussen Oldegali- leën en de Dokkumer Ee. Dit slachtbedrijf bestond al in de tijd van dr. Kooperberg, maar werkte uitsluitend voor de ex port. GEENVETPOT Wat de maaltijden betreft, was het bij de minder gegoeden niet elke dag "vetpot", in de zin van overvloedige dis. Maar wel kwam er iedere dag de vetpot op tafel, gevuld met gesmolten rundvet of van het varken af komstige reuzel, als het goed koopste wat de slager te bie den had. Vlees was een voor de zondag bestemde vorm van luxe en toch at men ook slacht produkten die tegenwoordig te rechtkomen in het honde- en kattevoer. Voor menselijke consumptie geschikt geachte dierlijke orga nen werden "intasten" ge noemd. Voorbeelden daarvan waren longen, hart, lever, nie ren. De eerste twee komen niet meer op het menu voor. Ook koeie-ogen werden gegeten en golden als een bijzondere lek- kerij (nu nog in Frankrijk bij Hef Leeuwarder abattoir, gefotografeerd in een tijd, toen er al vrachtauto's waren, maar het paard nog niet had afgedaan. voorbeeld). Geef mijn portie maar aan Fikkie", zult u wel licht zeggen. Zo komen we weer terecht bij het honde- voer. Over de consumptie van vis weet dr. Kooperberg niet veel bijzonders te melden. Speciale venters gingen langs de deu ren, bijvoorbeeld met verse ha ring (panharing), of lagen met een bootje in de gracht. Geïm porteerd werden kabeljauw in de gezouten en gedroogde vorm van stokvis en zoute vis, ook wel labberdaan genoemd. Wild en gevogelte waren er vol doende voor de welvoorziene dis der welgestelden. Het ge wone volk mocht er alleen maar watertandend aan denken of naar kijken. Voor de broodvoorziening had Leeuwarden omstreeks 1885 drie "stoomfabrieken" met pro- duktie op grote schaal. Met z'n drieën vervingen ze twintig bak kerijen van het oude ambachte lijke stempel, waarvan er overi gens nog 27 in de stad te vinden waren. Naar de hele be volking gerekend, was dat één op elke 630 inwoners. Daar kwam na de eeuwwisse ling verandering in. Ook in het kleine bedrijf werden moderni seringen ingevoerd, die tot pro- duktievergroting leidden. Wat lag meer voor de hand dan twee bakkerijen te vervangen door één grotere, die dan te vens bakte voor de collega, die zijn oven voorgoed had ge doofd? Hij werd dan een brood verkoper of "koude bakker". WARME BAKKER Een welgekozen aanduiding, waarvan dan weer onze "war me bakker" is afgeleid, al komt er aan de bereiding van brood natuurlijk altijd warmte te pas, zodat de aanduiding wat dub belop aandoet. Maar ja, de re clame maakt wel meer vreem de sprongen. Over het brood heeft dr. Koo perberg weinig anders te zeg gen dan dat het een belangrijk volksvoedsel is, met rogge en tarwe als grondstoffen. Rogge brood werd het meest door de "gewone man" gegeten; de beste grondstof was die uit ei gen land. Verder kwam er rog ge uit het gebied van de Zwar te Zee, uit België en Amerika. Deze import-granen waren min der zoet en dus minder smake lijk dan de binnenlandse soort. Een mengsel van rogge en tar we werd gebruikt voor het zo genaamde Zwitserse brood, dat dr. Kooperberg prijst vanwege de hoge voedingswaarde. Van tarwe wordt het wittebrood ge bakken; de beste soort bevat opk melk en boter. Het ons nog altijd bekende "kleingoed" ver meldt dr. Kooperberg met de aantekening dat ook sommige minder gegoeden zich deze luxe tot zijn verbazing permitte ren. Hij zegt niet dat dit eigen lijk ongepast is, maar het lijkt er wel een beetje op. De kwaliteit van het brood was goed, maar: "Uit persoonlijke ervaring zijn ons echter eenige gevallen bekend van verval- sching met gips; de mogelijk heid van vervalsching met an dere ingrediënten, hetzij om de blankheid te verhoogen, hetzij om het rijzen te bevorderen, hetzij om het gewicht te ver zwaren, zal wel niet geheel en al zijn uit te sluiten". SNOEPLUST Snoeplust was de Leeuwarders niet vreemd. Dat blijkt uit het aantal van 28 banketbakkers en confiseurs, met daarbij nog 19 winkeliers in koek, banket en suikerwaren. "De gevolgen van het overmatig gebruik zijn voor de medicus en tandarts dikwijls waar te nemen. We mogen wel aannemen dat niet alleen de hoeveelheid hier de schuldige is; ook de hoedanig heid der samenstellende be- standdeelen, kleurstoffen enz. zijn voor zoovele en soms zoo gevaarlijke bijmengingen en vervalschingen vatbaar, dat vooral hier streng toezicht van veel nut zou kunnen zijn", al dus dr. Kooperberg. Leeuwarden had in het laatst van de vorige eeuw 131 grote en kleine kruidenierswinkels en daaruit blijkt dat erwten, bonen, meel, gort en rijst belangrij- j ke voedingsmiddelen waren. Maar de aardappel had de veel voedzamer peulvruchten voor een groot deel verdrongen, vooral bij de minder gegoeden. Wie zich thuis de weelde van een welbereide maaltijd niet kon veroorloven, kon terecht bij de Volksgaarkeuken, die in het begin van 1886 voor het pu bliek werd opengesteld. Van elf uur 's morgens tot 's middags drie uur was deze inrichting in de Bagijnestraat geopend; men kon ter plaatse eten of het voedsel mee naar huis nemen, dit alles tegen een sociaal ver antwoorde prijs. Een portie was 0.8 liter, "eene hoeveelheid, wij erkennen het gaarne, in de meeste gevallen meer dan toe reikend voor menige hongerige maag", schrijft dr. Kooperberg. in het Sint Anthony Gasthuis was het soephuis gevestigd, dat niet alleen voor de eigen gestichtsbewoners werkte, maar ook voor behoeftigen in heel de stad. Dat was dus, "de soep van de bedeling", afkom stig uit een reusachtige ketel met meer dan 2000 liter in houd. De liefdadigheid moest te hulp komen waar lege beurzen lege magen tot gevolg hadden. W. H. Kuipers. Onze abonnee, de heer G. F. Jurgens te Hoofddorp, verzoekt opsporing van familiegegevens betreffende SIERD FABER, die waarschijnlijk in Sneek geboren is op 27 juli 1888 en die een zoon was van een Sietse Fa- ber. "Sierd had" aldus de heer Jur gens, een broer (Ungarius?) en vijf zusters. Hij emigreerde om streeks 1905 met een Van der Pol naar Noord Dakota in de Verenigde Staten. In 1911 trouwde hij met Yfke Huisman, die op 9 december 1888 gebo ren was in Scharnegoutum. Een kleindochter van Sierd Fa- ber, Fricia, woont nu in Cooper City, Miami en wil graag meer weten over haar familie in Friesland. Reacties graag naar G. F. Jurgens, Leeghwater- straat 9,2131 SD Hoofddorp." Tot zover de oproep van de aanvrager. Daar er de laatste tijd in onze rubriek Opsporing Verzocht vaker wordt geinfor- meerd naar betrekkelijk recente gegevens als deze, lijkt het ons goed er op te wijzen, dat het Rijksarchief aan de Boterhoek te Leeuwarden aanvragers bin nen enkele ogenblikken een heel eind op weg kan helpen. Red. t KI. Kr. Onze abonnee mevrouw A. van der Putten-Keuning, Jansonius- straat 4, App. 265 in Leeuwar den, telefoon 150684, verzoekt opsporing van het boek STRIJD EN LEED. "Het is een waar verhaal", al dus mevrouw Van der Putten, "van een jong meisje dat van Friesland naar Amsterdam gaat en daar heel wat strijd en leed doormaakt. De naam van de schrijver of schrijfster weet ik niet, maar de titel van het boek dus wel. Het boek, dat mij zeer lief was, heb ik uitgeleend en het is helaas zoekgeraakt. Het zou mij een grote vreugde zijn als ik het boek weer in mijn be zit mag hebben. Misschien is er een van de lezers van 't Kleine Krantsje, die mij tegen vergoe ding eraan kan helpen". Ook onze abonnee de heer A. Scheer, Dr. Schaepmanplein 14 in Alkmaar, telefoon 072- 124850, verzoekt opsporing van boeken. "Wie kan mij hel pen", zo vraagt hij zich af, "aan in het Nederlands vertaalde boeken van de Duitse schrijf ster AGNES SAPPER". Oproepen voor deze rubriek OPSPORING VERZOCHT kun nen schriftelijk ingediend worden bij de Redactie van 't Kleine Krantsje. De oproepen worden gratis geplaatst. Deze service geldt alleen voor abonnees van 't Kleine Krantsje.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 6