HET'ARMHUIS'IN
DE HANIASTEEG
'T KLEINE KRANTSJE
NEEF HAD EEN AUTO
LEEUWARDEN VAN A TOT Z
WIE WEETER MEER VAN?
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 6
is de IJ van Ijsbanen - de
Leeuwarder Ijsbanen, die in de
loop van de jaren zovelen ple
zier hebben gebracht. Dik hon
derd jaar geleden waren er nog
geen officiële banen in de stad.
In strenge winters werd er ge
schaatst op het ijs van de
stadsgracht achter de Prinsen
tuin en het was ook daar, dat
de in 1850 opgerichte vereni
ging met de naam "De IJsclub
te Leeuwarden" haar wedstrij
den hield.
Maar de winters moesten wel
heel stevig zijn, wanneer dat
mogelijk was: vaak werd het ijs
door doorgaand scheepvaart
verkeer vernield en ook de
stroming van het water was
niet bevorderlijk voor het vor
men van een mooie baan.
Vandaar dat de IJsclub, na
tientallen jaren met teleurstel
lende ervaringen, begon uit te
kijken naar een andere, een
geheel nieuwe baan, die zij
tenslotte vond aan de Bleeker-
straat - daar werd in 1886 een
baan aangelegd met een lengte
van ongeveer tweehonderdvijf
tig meter, compleet met moge
lijkheden voor hardrijderijen op
de korte en de lange baan.
Verscheidene generaties Leeu
warders hebben op deze baan
hartstochtelijk genoten van de
wintersport, maar zodra dat
mogelijk was vierde ook achter
de Prinsentuin de ijspret nog
hoogtij. Na het vertrek van de
IJsclub aldaar was immers De
Nieuwe Leeuwarder IJsclub op
gericht en deze Nieuwe Leeu
warder heeft er tal van fameu
ze hardrijderen georganiseerd -
tot zelfs in deze tijd toe. Haar
wedstrijden "achter de Gouden
Bal" en later "om de gouden
bal" werden provinciaal en
zelfs nationaal vermaard.
Intussen was er ook (in 1879)
in Huizum een ijsvereniging op
gericht, de IJsclub Tjallinga, die
haar wedstrijden aanvankelijk
liet verrijden op de Potmarge,
maar die in 1922 bij het Juf-
fersreedsje, de latere Badweg,
haar eigen ijsbaan kreeg.
In nog later jaren ontstonden er
ook "geïmproviseeerde" ijsba
nen aan de Groningerstraatweg
en de Lekkumerdijk, die bij het
grote publiek bekend werden
als "het Kalfje" en "Gruno";
hier werd voornamelijk toeris
tisch geschaatst, hoewel er ook
wel wedstrijden voor kinderen
zijn geweest.
Door stadsuitbreiding zijn in
middels de mooie banen van
de nu Koninklijke IJsclub en
van Tjallinga Huizum helaas
verloren gegaan en ook de tra
dities van het Kalfje en Gruno
zijn de geschiedenis ingegaan.
Maar achter de Prinsentuin
wordt nog steeds geschaatst
en, grote aanwinst voor de stad
we kregen er een heuse
kunstijsbaan bij.
En zoals eens "de Bleeker-
straat" en "Tjallinga" de grote
centra waren voor veel ijsver
maak, zo is de kunstijsbaan in
de Frieslandhal dat nu. Alleen
met dit verschil, dat daar nu
ook schaatsattracties zijn,
waarvan vorige generaties
geen weet hebben gehad.
Een oudere neef van mij bezat
in vroeger jaren een auto,
waarmee hij rondtoerde door
heel Friesland en de wijde we
reld er omheen. Het kenteken
nummer herinner ik me nog
goed :B 22993.
Vaak moest ik met hem mee,
want hij verbeeldde zich, dat hij
in een trein reed als machinist.
Ik werd dan natuurlijk tot con
ducteur gebombardeerd. Mijn
taak was het sein van vertrek
te geven vanaf een denkbeel
dig station. Ik deed dat door
mijn vlakke hand als een spie
gelei omhoog te steken.
Zo stapte ik bij het bereiken
van zo'n "station" uit. Toen het
tijd werd te vertrekken - de
machinist kon nooit zo lang
wachten - stak ik mijn hand
weer omhoog en roets.daar
vertrok de machinist. Daar
stond ik toen, onnozele hals.
De machinist had helemaal ver
geten de conducteur mee te
nemen. Goede raad was duur.
Ik ging maar in het gras liggen
wachten, tot hij weer ver
scheen. Wel met de smoor in
natuurlijk. Na een goed half uur
kwam hij weer opdagen. Hij
lachte maar wat en zei, dat hij
water en brandstof had moeten
innemen.
Later bekende hij me, dat hij
even op bezoek was geweest
bij een "lekkere" boeredochter.
Pas jaren later werd het me
duidelijk wat mijn grote neef
met dat "lekkere" had be
doeld.
Lochem J„M»'Terpslra
Als bewoonster van één van de woongroepen in het voormalig Stads Verzorgings
huis in de Haniasteeg ben ik geïnteresseerd in de historie van het gebouw. Je
snuffelt eens in de archieven, je leest es wat, je hoort es wat en tenslotte rijst het
plan om de gegevens te ordenen en te kijken wat er gebeurt als je een artikel
schrijft voor een veelgelezen blad over de historie van Leeuwarden: zouden er nog
mensen zijn die uit hun herinneringen kunnen putten en kunnen vertellen van het
dagelijks leven in het Armhuis? Mensen die er gewerkt hebben misschien of hun
familieleden bezochten in het "Oud Mannehuus", zoals het in de volksmond werd
genoemd. Of misschien zelfs nog mensen die er zelf gewoond hebben? Ik zou het
graag willen weten.
Verrassend zijn vaak de reac
ties, wanneer je vertelt, dat je
woont in dat grote gebouw in
de Haniasteeg. Het lijkt wel, dat
iedereen er ooit wel eens mee
te maken heeft gehad en dat is
niet zo vreemd als je terugkijkt
op de veelbewogen geschiede
nis van de plek waarop dit ge
bouw is gesitueerd. Of je er nu
kwam als verpleegster van de
ouden van dagen of als student
van de Faculteit der Sociale
Wetenschappen of om je voed
selbonnen te halen bij het dis
tributiekantoor, dat er in de oor
log gevestigd was, het gebouw
blijft in je geheugen gegrift.
Het is een prachtig pand op
een, jammer genoeg, wat ver
geten plek in de binnenstad.
Aan de buitenkant streng en
eentonig ogend, maar binnen
valt men al gauw van de ene
verrassing in de andere. Koel
en hoog, fraaie ramen, een
mooie trap en dan die tuin, in
het midden van het gebouw. Is
er ergens zo'n fijne, stille bin
nenplaats, volledig aan het oog
van de buitenwereld onttrok
ken? Een oase van rust, waar
's ochtends de duiven koeren
en waar soms de nachtegaal in
het maanlicht zingt. En dat al-
ies midden in de stad! Nee, het
is niet verwonderlijk dat er zo
veel mensen zijn die nostalgi
sche herinneringen hebben be
waard aan dit gebouw met zijn
veelbewogen geschiedenis.
Ooit stond er aan de Nieuwe-
stad een stins, het Martenahuis
van het hoofdelingengeslacht
Martena. Bij deze stins hoorde
een flinke tuin, op de plek waar
later het Armhuis kwam. De
Haniasteeg dankt haar naam
waarschijnlijk aan Dr. Sjoerd
Hania, die omstreeks 1600 het
Martenahuis heeft bewoond.
Het stinzenkomplex omvatte,
behalve de achterliggende tuin
een aantal huizen, waarvan de
twee gevels Nieuwestad nr. 46
en 48 nog bestaan.
Aan het eind van de 17e eeuw
kocht de provincie het Martena
huis aan. Met een Engelse ma-
nufactuurfabrikant was besloten
tot het opzetten van een textiel
industrie en er werden een la
kenfabriek, een molen en veer
tig weefgetouwen geplaatst in
de tuin. Het Martenahuis werd
omgebouwd tot lakenhal.
Kennelijk was de agrarische
provincie Friesland nog niet rijp
voor het ambitieuze plan en het
projekt mislukte vrij snel. De
vrijgekomen gebouwen werden
in gebruik genomen als opslag
ruimte voor wapentuig van het
leger. In het begin van de ne
gentiende eeuw werd het pand
tot kazerne verbouwd, maar
rond 1830 verhuisden de mili-
c.tairennaar nieuwgebouwdei,
Prins Frederikkazeme.
De vrijgekomen gebouwen wer
den opnieuw verbouwd, ditmaal
in opdracht van het Stads-arm-
bestuur om er een Armhuis te
vestigen. Met een gemiddeld
aantal bewoners van rond hon
derd moest het later nog een
aantal malen worden verbouwd
om de groei binnen de armen
zorg te kunnen opvangen. Ten
slotte vond er in de jaren 1879-
1881 een algehele vernieuwing
plaats van het tehuis, dat toen,
onder leiding van stadsarchitect
Thomas Romein zijn huidige
aanzien kreeg.
Wie zaten er nu zoal in een
Armhuis? Het woordje "arm"
geeft al aan dat het vooral ging
om arme mensen en of die nu
jong of oud waren, maakte dan
dus niet meer uit. Zo is het ook
geweest: in 1830 stelde de
raad de zojuist verlaten kazer
ne aan de Haniasteeg ter be
schikking om "een inrigting ten
nutte der Algemene Armen" in
onder te brengen, als tehuis
voor behoeftige bejaarden en
veriaten en verwaarloosde kin
deren. Deze konden tot hun
twintigste jaar in het gesticht
blijven. Sinds 1930 verblijven er
echter geen kinderen meer en
sinds 1950 ook niet-behoeftige
bejaarden. Voor de verzorging
stond een personeelsbezetting
garant van één verpleegster,
twee verpleegkundigen, twee
keukenmeisjes, drie naaisters,
één portier/huisknecht, één
hulpportier, één kapper/hulp
portier en zeven werksters. Dit
alles onder leiding van een "va
der en een moeder". Daarnaast
had men de beschikking over
een arts van de GG en GD en
een dominee.
Men werd er dus verzorgd en
verpleegd, er werd gewoond en
geleefd, er was tijd voor vertier.
Men ging zelfs één maal per
jaar een dagje op stap, er wa
ren toneelavonden, er kwamen
zangkoren. St. Nicolaas en
kerstmis werden met verve ge
vierd. Ook de meer serieuze
dingen in het leven werden niet
overgeslagen: wekelijks was er
godsdienstonderricht.
Vooral naar dit dagelijks leven
ben ik zeer benieuwd, er moe
ten toch nog meer mensen te
vinden zijn, die ooit deel uit
hebben gemaakt van de eerder
genoemde personeelsbezet
ting?
Daarnaast ben ik geïnteres
seerd naar de periode waarin
er een distributiekantoor was
gevestigd, kennelijk gewoon
naast het bestaan als "Oud
Mannehuus". Wie weet hier
over wat te vertellen? Ik kon
slechts achterhalen dat er
voedselbonnen werden uitge
reikt aan personen die na de
oorlog terugkeerden uit Duits
land.
In de jaren '70 viel het doek
definitief voor de ouden van da
gen in de Haniasteeg, zij ver
huisden naar het nieuwge
bouwde verzorgingstehuis
Triotel. Het pand was nu écht
te klein geworden. Omdat het
gebouw verder nog in goede
staat was, werd er gezocht
naar een nieuwe bestemming
en na een verbouwing tot
school deed de Sociale Akade-
mie er in 1973 intrede. Later
kwam daar nog de Subfaculteit
Sociale Wetenschappen bij,
toen het pand als hoofdgebouw
fungeerde van het gebundelde
Sociaal Hoger Onderwijs Fries
land.
Het onderwijsinstituut verhuisde
in 1984 naar een nieuw com
plex en opnieuw rees de vraag:
wat te doen met dit unieke en
nog steeds solide pand? Uitein
delijk werd besloten er weer
een woonbestemming aan te
geven, in de vorm van een (ex
perimenteel) woon-/werkpro-
jekt, waarin mensen wonen op
de bovenverdieping, terwijl er
op de begane grond plaats
werd ingeruimd voor atelier
ruimten en kantoren.
Een interessante geschiedenis
van een schijnbaar vergeten
steeg in de Leeuwarder binnen
stad. Of zijn er toch meer men
sen, die bij het lezen van de
naam "Haniasteeg" opveren en
zeggen: "Och heden ja!" Ik ben
benieuwd naar de reakties!
Leeuwarden
Haniasteeg 19
Tel. 120738 of
151028 ('s avonds)
F. J. Visser
De Nederlandse schilder Jan van Herwijnen, die leefde van
1889 tot 1965, heeft niet alleen als kunstenaar, maar ook
als practical joker naam gemaakt. Eens is het gebeurd, dat
een buurvrouw in het schildersdorp Bergen zich bitter bij
hem kwam beklagen, omdat zij zich geërgerd had aan zijn
kindertjes, twee of drie jaar oud, die zich op een warme
zomerdag geheel ontkleed in de ouderlijke tuin ophielden.
De vrouw trok bij Jan van Herwijnen aan de bel en sprak er
schande van. „Ach, één moment, als u wil" moet Van
Henvijnen toen hebben gezegd, waarna hij zich weer even
terugtrok in huis. Om een paar ogenblikken later bij de deur
terug te keren, - spiernaakt. „Wat was er ook alweer aan