UIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM 'T KLEINE KRANTSJE ELKE SEUMER. PRAAT VAN DE STRAAT In het voorjaar van 1877 vond de eerste uitvoering plaats van het beroemd geworden ballet "Het zwanenmeer" van de Russische componist Pjotr lljitsj Tsjaikovski. Een paar maanden later trouwde Tsjaikovski met een oud-leerlinge om geruchten over zijn homosexualiteit te weerleggen. Elf weken later eindigde het huwelijk na een mislukte zelf moordpoging van de componist. Nog in hetzelfde jaar werd hem een jaargeld van zesduizend roebel toegekend door een bewonderaarster, Nadesjina von Meck, die als voor waarde stelde, dat hij haar nimmer zou ontmoeten. De vrouw stelde hem haar landhuizen ter beschikking om on gestoord te kunnen componeren. Er ontstond een intieme en omvangrijke briefwisseling tussen die twee, tot het jaar geld in 1890 werd ingetrokken onder het valse voorwend sel, dat Nadesjina voor een bankroet stond. Een jaar later boekte Tsjaikovski als dirigent van zijn werken een enorm succes in Amerika. Zijn laatste symphonie was de Pathéti- que, waarvan de première zeer koel werd ontvangen. Een paar dagen later dronk de veelbesproken dirigent een glas water, dat door cholera was besmet. "Och" moet hij toen hebben gezegd, "wanneer ik ben voorbestemd om nu te sterven, dan is daar toch geen ontkomen aan". Het is nooit duidelijk geworden of het hier om een zelfmoord ging. Tsjai kovski was drieënvijftig, toen hij stierf. VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Elke seumer skarrele se deur de stad: toeristen, van wie je op een straatlengte afstand al sien kan- ne, dat het gien Leewaders bin- ne, vaak in kleine groepkes, du- delijk in vakaansieuutrusting gekleed, fototoesteltsje omme nek en een plattegrondsje van- ne VWinnehan. Op elke hoeke vanne straat staan se even stil; dan taste de ogen de gevels af op soek naar't straatnaambodsje, even op't kaatste kieke, nóg een blik oppe naam vanne straat en dan nóg es op't papierke koekeioere of' allemaal op't kaatsje wel klopt. Treffe je't toevallig en sien je wat van die meensen slenteren over de Nijeburen of oppe Breede- plaats, dan mutte je self voor de aardigheid oek even de pas in- houwe of vanne fiets afstappe. Want wat er dan binnen een pagina 13 De Brol in Leeuwarden - is dat nou een straat of niet? Nou, nee eigenlijk. Er staan geen huizen op de Brol en niemand zal kunnen zeggen "ik woon op de Brol". Maar wel "ik woon aan de Brol" - hoewel: de hui zen aan de Brol zijn officieel geregistreerd als staande aan de Kelders, aan Over de Kel ders en aan de Groentemarkt. In feite slaat de naam Brol al leen op het brugplein tussen deze straten in; vandaar, dat er in vroeger tijden ook wel ge sproken werd over de Brolbrug- ge. De naam moet zijn afgeleid van het woord broei of brol, dat rommel of wanorde betekende en zo zal deze plek aan de rand van de terp en van de vroegere bebouwing ooit zijn gekarakteriseerd. In de loop der tijden heeft die rommelige toestand het veld moeten ruimen voor een situa tie, die uiteindelijk veel netter was: een brede overkluizing van drie stadsgrachtjes, die hier samenkwamen. Later werd de Brolbrugge een typische en markante plaats in het centrum van de oude stad. Hier immers kwam de kaak te staan, de schandpaal, waaraan overtreders van de wet voor het verachtende volk werden te kijk gezet. Zelfs is het wel gebeurd, dat misdadigers op deze nu zo vre dige plaats als straf voor hun zonden hun leven moesten la ten. Zeker weten we dat van een meneer Wybe Saeckeles, die in het jaar 1516 "mitten swaerde opter Broelbrugghen op een schavot werd qhericht". Maar hij is niet de enige ge weest die hier ten overstaan van een nieuwsgierig samen drommend publiek letterlijk en figuurlijk zijn gezicht verloor. In die tijd werden executies wel licht nog als openbare verma kelijkheden beschouwd, of, wat waarschijnlijker lijkt, als bloedi ge waarschuwingen voor ande ren om niet eenzelfde zondige weg op te gaan. paar menuten gebeure kan is vermakelijk. Se blieve weer staan, de hele prosedure van't kieken en koekeloeren begint oppenij, mar dan, plotseling skiete se inne lach, siene me kaar an en wete niet hoe't se hewwe: nou mut je hier es sien, he je het ooit so sout eten, Lui lekkerland hiet het hier. Meen sen, hoe bestaat het, een straat, die't Luilekkerland hiet! Nou kenne we die mementen van verrassing vanself allemaal. Lope wij in andere plakken dan hewwe dat oek. Dan doene je oek ontdekkingen, waarvan je de oren ftappere. ik hew es op één middag in Amsterdam een hele hanvol stegen en straatsjes met mooie namen sien: de Balk in't Oogsteeg, de Brandewien- steeg, de Dollebegienesteeg, de Naduststeeg, de Spooksteeg en, 't is hast niet te loven, oek nog een straatsje met de naam Gebed sonder End. Mar wij kanne der hier in Lee- wadden oek wel wat van. Het Amsterdam mar één Spook steeg, wy hewwe of hadden er wel drie, één bij de Nijeburen, één inne Sint Jacobsstraat en één bij de Brol. En wat te seggen van namen, waar we self wel an wend binne, mar die toeristen toch héél idioat viene salie, soas Werkmanstust, Eigen Brood Bovenal, de Modder en het Krommejat? Die beide laaste straatsjes wete jimme miskien niet eens te we nen, mar dat komt dan omdat die namen jaren en jaren in't vegeetboek seten hewwe. Su- wel de Modder as't Krommejat vonnen je vroeger inne buut van't Jakobijnerkerkhof tussen de Groate Kerkstraat enne Speulmanstraat. Na de laaste vernijing daar binne se op het goeie idee komen die histori sche namen in ere te herstellen. Fenno Dit is nou een echt stukje Oud Leeuwarden, zoals het vroeger was: woonhuizen, die nog niet veranderden in winkelpanden, een oude, artistieke straatlantaarn en wat langgerokte dames op straat. Als het er niet onder stond zagen we misschien niet eens direct, dat we hier te maken hebben met het oude Ruiterskwartier met in het midden de toegang tot de Oude Doelesteeg. De kaart is uitgegeven door Dijkstra 's Boekhandel te Leeuwarden en al langer dan tachtig jaar geleden verstuurd. Het bouwen van de Oldehove is geen zaak geweest van Leeuwarden en van de Leeu warders alleen. Het was een onderneming, waarin het gehe le gewest was geïnteresseerd. Vandaar, dat er uit heel Fries land gelden binnenkwamen toen het er om ging de hoge bouwkosten bij elkaar te bren gen. Maar er kwam niet uitsluitend klinkende munt op het kleed. Ook materialen, nodig voor de bouw, werden letterlijk bij beet jes en brokjes bij elkaar ge bracht. De manier, waarop dit gebeur de, was heel curieus. Immers, voor lieden, die de wet overtra den, werden er, speciaal ten gerieve van het totstandkomen van de toren, in plaats van geldboetes steenboetes opge legd. Dat wou dus zeggen, dat men veroordeeld kon worden tot het afdragen van zoveel stenen, van zoveel cement en wellicht ook van zoveel hout. Het is niet zeker, maar wel waarschijnlijk, dat ook een deel van de stede lijke accijnzen op bijvoorbeeld bier en wijn aan het bouwen van de toren ten goede kwam. De meeste van de ettelijke dui zenden benodigde stenen (zou er wel iemand zijn, die weet hoeveel het er precies zijn ge weest?) zullen onder de rook van de stad gebakken zijn op Kleyenburg. Daar was een steenbakkerij, waarvan men ze ker weet, dat ze voor de toren bouw heeft gewerkt. Maar voor men de allereerste stenen op elkaar kon metselen, werd er een kuil gegraven en werden er tot op een diepte van een meter en vijftien centi meter afwisselend harde kalk en kleilagen aangebracht. Zo dacht bouwmeester Jacob van Aaken een goed funda ment te krijgen, dat het kolos sale gewicht van de negentig meter hoge toren zou kunnen torsen. Maar helaas: de toren stond amper tot op een hoogte van tien meter overeind, of hij be gon al te verzakken en wel naar het noordwesten toe. On versaagd werd er doorge bouwd, kaarsrecht omhoog, zo dat de toren niet alleen een scheve, maar ook een kromme gedaante kreeg. Zo werden er uiteindelijk onder het bouwmeesterschap van Van Aakens opvolger Cornelis Frederiks vier geledingen vol tooid - toen was de hoogte van veertig meter bereikt, die de to ren nog altijd heeft. Een onvoltooide toren dus; ei genlijk alleen maar een onder stuk. Maar zo heeft geen enke le echte Leeuwarder de toren ooit willen zien - in onze ogen is het een volwassen bouw werk, een machtig monument, een dierbaar erfstuk, dat het verleden ons liet. T^mkrskyartur Xeeuw arden

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 13