'T KLEINE KRANTSJEi NA MIEN VOORDRACHT VAN HET PLANKJE. ARTIESTENFAMILIE BUSNAC IN LEEUWARDEN DENKEND AAN VROEGER VIJFTIG JAAR GELEDEN voor leeuwarden en de wijde wereld er omheen Tante Miene speulde teneel. Se was lid van de "Rederijkers kamer Ten Kate". Rederiekers binne meensen die sich - vol gens tante Miene - bezig hou- we met: "Het vertolken van de schoonheid van onze taal in woord en gebaar." "Mar" sei se der achteran: "late we mar ge- woan stelle dat ut un ammeteur teneelklupis. Nou was "Ten Kate" wat je noeme un bitsje deftege klup. Der kwam je niet soamar, son- der meer, bij. Je must der wel un kruiwagentsje voor hewwe. En hoe sat dat nou met tante Miene, die toch oek mar un ge- woan skippersdochterke was? Wel, se had de Mulo deurlo pen, was derbij oek un knappe meid en werksaam op het kan toor van "Burmania". Der kwam nog bij dat se met hur vriendin oek al bij un Friese klup was, omdat se bij pake en beppe thuus altied Fries praat ten. Bij die klup nou had tante Miene dikkels wat in ut Fries voordroegen en doe se bij "Burmania" op un feestavend van ut kantoor oek's voor ut voetlicht kwam, had se soaveul sukses, dat 'r chef hur later bij "Ten Kate" introdeseerde. Bij fermieljefeesjes droeg tante Miene dan oek vaak wat voor. Dat von'k hatstikke mooi en soa wu ik dus later oek teneel- speuler wurde, seis al sei moe ke dat suks dikkels mar un ar- moedege bedoening was. Mar ja, een meens sien sin is een meens sien leven, moeke begreep ut wel en dus: teneel- speuler. Tante Miene su mie wel wat op weg helpe want ik was ommes hur kleine kammeraad. Ut éérste stukje dat ik leerde was dat van "Ut Plankje". Dat gong over sun kerelsje as ik- sels was, die met sien ome Jan, op un moaie sundagmor- ren deur de Jodelanden kuier de. Temidden van de koeien en de meiblomkes en derboven die wolken as dikke bolle be ren. Mar doe kwammen we voor un sloat en over die sloat lei un plank. Ome Jan stapte der soamar overheen, mar ik dust dat niet sonder houvast en ston der mar naar die plank te kieken die alsmar smaller wur de en die sloat mar breder en breder. Ome Jan riep van 'e overkant dat ik niet soa skietereg doen must en mar's toane must wat voor un kerel ik wel was. Nou dus, vuutsje voor vuutsje voorsichteg prebere, mar inne midden dust ik niet vedder. Die plank swiebelde wat en ik keek 's naar dat swatte water en docht: "O, herekes, ik doen ut nog in mien broek van ban- ges". Mar doe riep ome Jan: "Niet naar beneden kieke.recht- uut.rechtan, kiek.hier is mien han.ik pak dij wel. kom op. En dus nog un stapke en doe nog één, ik pakte de han en hup ik was oppe wal, he, he un hele opluchting vansels. En doe ome Jan mie deur mien ponnie streek en sei da'k un flinke kerel was die 'r wel kom- me su, liep ik vedders op ro zen. Dat was dus mien eerste teneelstukje. Klaasje sat by mij inne klas op school inne andere rij en se leek op „Goud-Elske" uut ons leesboekje en omdat ik later met su'n meiske trouwe wu, was ik verliefd op Klaasje. Mar Klaasje sag mie niet staan en se sag mie niet sitten. Se sag mie heiendal niet, krekt of ik lucnt was, soa dwas deur mie heen. Jammer mar waar. Totdat Ut was de morren voor de kest- vakaansie, dat meester de Bruin vroeg wie of er wel eens wat aardigs voor de klas zou willen doen, een liedje of een verhaaltje. Doe stak ik mien vinger op en sei dat ik ut voordrachtje van Het Plankje voor de klas bren- ge wu. Nou, meester von dat "een uitstekend idee" en der gongf spul beginnen. Ik eerst eefkes de klas uut, want je mutte écht "opkomme" en dan het publiek groete en (Vervolg van pag. 4) meer kon uithouden. Direct na mijn thuiskomst dus met mijn zus op zoek naar een tandarts. Eerst naar de heer en mevrouw Leopold. Beiden niet thuis Toen naar dr. Timmenga. Ook niet aanwezig en -bovendien "geslo ten". Opeens herinnerde ik mij dat tandarts van Kollem ergens een kliniek had, ik meen dat het ineen der Oosterstraten was. Dus daarnaar koers ge zet. En ja hoor, vlak bij het ge bouwtje reed ons een heer met een prachtige Duitse herder achterop en het was de tand arts die ik nodig had. Het licht ging aan en vol hoop drukte ik op de bel. Ja, de kliniek was eigenlijk gesloten en het was ook geen spreekuur. Maar hij wilde mij toch wel helpen. "Met of zonder verdoving?" kwam de vraag. "Graag zon der, want ik moet moraen weer op tijd in dienst zijn en kan dus geen napijn hebben." een buging make met je han op't bust en vertelle wat of je brenge wille. Soa gebeurde ut, krekt echt en ik vertelde en speulde ut hele verhaal en toen ik midden op ut plankje ston met de hannen in ut kruus, om dat ik bang was, lachte de hele klas en toen ik 'r over kwam met ut laatste spronkje klapten se al en nog meer toen ik mien buging maakte. En nou wete jou geliek wat ut mooiste was. Toen ik weer naar mien bank terug gong keek Klaasje mie an en se lachte In ut vrijketier liet se sich, bij ut oversetterke, ekspres deur mij pakke en vroeg of ik nou straks oek met hur opliep op huus an. pagina 6 Sij woande halfweg ut Ouge- lein. Nou, ik sei netuurlijk ja! Onderweegs vertelde ik van mien duven en knientsjes en toen bleek dat Klaasje oek een paar brandneuskes en twee vlaamse reuzen had. Bij de deur vroeg ze of ik nou 's mid dags bij hur thuus kwam om te speulen en netuurluk sei ik wéér ja Toen sei Klaasje: "Mooi, dan kanst fijn mien knienehokken skoanmake Atze. "Wat is dan uw werk? "Telefo niste". Zo, zo, zijn alle telefo nistes zo dapper?" Na een ipaar belangstellende vragen over mijn werk (een afleidend babbeltje natuurlijk) kwam de tang tevoorschijn en vóór ik het wist was de kies er nagenoeg zonder pijn uit. Ik had de man wel willen omhelzen, zo dank baar was ik dat hij mij zo laat nog had willen helpen. Na het betalen van een gering bedrag ging ik opgelucht naar huis. Het was mijn eerste ken nismaking met een tandarts ge weest. U zult begrijpen dat het artikel en de foto van de heer van Kol lem in 't Kleine Krantsje mij de belevenis van die bewuste avond weer duidelijk voor de geest brachten. Van het privé- leven en de politiek van de heër van Kollem weet ik uiter aard niets af, maar ik vond het interessant om daar iets over te lezen! Zeist mevr. A. Draisma-Boerema Het is nu alweer vijftig jaar ge leden dat ik de Joodse arties tenfamilie Busnac op haar pa radetent op het Wilhelminaplein zag werken. Ik was nog ULO- scholier, maar wij hadden de eerste week van september 1938 direkt alweer een paar dagen vrij, omdat er een feest- week was ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van koningin Wilhelmina. Vroeger kon men feestvieren. Fakkeloptochten, versiering van openbare gebouwen en waren huizen, vuurwerk enz. en die week was er een extra kermis, de zogenoemde Oranje-kermis, en ik heb daar een dankbaar gebruik van gemaakt. Daar zag ik dus de Busnacs en wel twin tig jaar heb ik naspeuringen naar deze familie gedaan, om dat in het bijzonder de knappe meisjes zo'n grote indruk op mij gemaakt hadden. Vroeg ik de kermisvakmensen, dan waren er wel ouderen, die de naam Busnac gekend had den. Maar velen wisten het niet meer. Zo was er niemand meer, die wist dat de familie dat jaar onder de naam "Thea ter Modern" had gereisd. De leider en eigenaar van het theater was Frangöis Busnac, die met zijn tweede vrouw werkte, die onder de naam Eva Bonheur optrad. PROGRAMMA Het programma bestond uit acrobatiek, clownerie, gooche len, iemand met een beer, na tuurlijk het dansen van de meisjes, en Frangois Busnac zelf hing aan een trapeze, met een soort mondstuk in zijn mond, waaraan dan weer een fiets hing, en op die fiets mocht een medewerker of iemand uit het publiek gaan zitten en dan maar trappen. Clownerie en dansen van de meisjes werd ook bij voorkeur op de parade gebracht om volk te trekken.- Frangois Busnac bediende ae grote trommel en enkele arties ten bliezen daarbij op de trom pet of een ander blaasinstru ment. De tent was altijd vol. Ben zelf iedere dag gaan kijken. Een enkele keer ontmoet ik in Leeuwarden nog wel eens ie mand, die ook van ouder wetse kermis, variété en circus houdt, en hij herinnert zich ook nog deze feestweek en de pa radetent, dus nu vijftig jaar ge leden. Er was toen geen vuiltje aan de lucht, dat meende ik als scho lier, en dat meenden natuurlijk heel veel mensen', alhoewel de kranten ai over vervolgingen van Joden in Duitsland bericht ten. De wereld was toen maar klein voor de meeste mensen, en Duitsland was ver weg. Toen ging haast niemand met vakantie, nu reist men heel Eu ropa door. Deze artiestenfami lie zal ook niet gedacht hebben dat er spoedig een andere tijd zou komen. Het heeft lang geduurd voor ik te weten kwam dat de familie in Sobiborin Polen vermoord is. Ongeveer acht jaar geleden kreeg ik via het Rode Kruis in Den Haag gegevens. De lijst bevatte diverse namen, omdat de kinderen verschillende na men hadden. Frangois Busnacs eerste vrouw, Naatje Zwaab, verbleef in een Joodse psychia trische inrichting. Hij kon dus niet scheiden. Zijn tweede vrouw, zo kan men het gerust noemen, Sara Frankenhuis, to neelnaam Eva Bonheur, was gehuwd geweest en geschei den van Samuel Agsteribbe. De lijst geeft de waarheid weer en maakt mij triest, wanneer ik bedenk, dat ik in die septem- berweek van 1938 hen iedere dag zag optreden. Ik geef hier de namen weer: Frangois Busnac, geboren op 16-1-1890 te Den Haag, ver moord op 28 mei 1943 in Sobi- bor. Sara Frankenhuis (Eva Bonheur) geboren op 17-9- 1898 werd een paar dagen eer der vermoord. Elizabeth Agste ribbe, geboren op 3-4-1922, Henriëtte Frankenhuis (8-9- 1927), Adolphina Frankenhuis (30-8-1929), Francisca Fran kenhuis (17-6-1934) en Robert Busnac (13-7-1940) werden ook allemaal «vermoord in Sobi- bor omstreeks mei 1943. Op de acte staat nog yermeld dat Robert Busnac op 9 mei 1943 in het doorgangslager Westerbork werd "ingeleverd", en op 11 mei 1943 in Sobibor aankwam. Op 14 mei stierf dat kind in de gaskamer van Sobi bor. De in de psychiatrische inrich ting "Apeldoornsche Bosch" verblijvende eerste vrouw van Frangoisa Busnac, Naatje Zwaab, kwam op 25 januari 1943 in Auschwitz om. Ik wist toen eindelijk dat nie mand meer in leven was, maar nu had ik nog geen foto's van de familie. DAVID SWAAB Op een tentoonstelling in het Princessehof ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Leeuwarden bezocht de Jood se musicus David Swaab deze tentoonstelling en zag het bord- (Vervolgoppag. 14)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 6