•T KLEIDE KBAITSJE
KOLENHANDEL STILLETJES
VAN TONEEL VERDWENEN
F. POPMA Lzn
WOON- en
BEDRIJFSMAKELAARDIJ
HET VOLGENDE NUMMER
VAN 'T KLEINE KRANTSJE
VERSCHIJNT 19 JULI
Makelaardij voor FRIESLAND
alle onroerend-goed zaken betreffende
Harlingersingel 23
hoek Harlingerstraatweg
Leeuwarden Tel. 058 -121480
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ^R OMHEEN
pagina 8
Stilletjes van het toneel ver
dwenen: dat kun je wel zeggen
van een belangrijke groep van
de Leeuwarder middenstand,
de brandstoffenhandelaren,
met name de handelaren in
steenkolen. Ver voor de eerste,
voor de tweede en tijdens en
na de wereldoorlogen was de
kolenhandelaar een hard wer
kende figuur, die koude en
warmte weerstond. Hij genoot
de volle belangstelling van be
drijven en particulieren en hij
had zich een vaste plaats vero
verd in de calorieënhandel, die
werd gevoed door de produc
ten van de kolenmijnen, de ko-
lenimporteurs en de turf- en de
houthandel.
De kachelsmid en de kolenboer
hoorden bij elkaar. Er bestond
een vrije wisselwerking tussen
producent, verwerker en ge
bruiker van onze noodzakelijke
calorieën.
Vóór W.O.II was er al wel een
concurrent van de kolenhandel
en wel de oliehandel. Het was
nog niet erg merkbaar, maar
vooral voor de centrale verwar
mingen kwam de olie in gebruik
naar voren, niet om de prijs
maar wel om het gemak en de
reinheid die het oliestoken de
huisvrouw verschafte.
Na 1950 kwam het oliestoken
sterker naar voren. De kachel
fabrikanten gingen over op het
vervaardigen van oliehaarden
naast de gerenommeerde ko-
lenkachels.
ERNSTIG BELAAGD
Ook de techniek voor het olie
stoken ten behoeve van de
centrale verwarmingen ging
sterk vooruit. De kolenhandel
werd in die jaren dus al ernstig
belaagd waardoor de handel
zich ging aanpassen. Verschil
lende handelaren namen de
oliehandel ter hand.
Daar kolen droog en stoffig zijn
en olie vloeibaar en vettig is,
pasten deze twee handelsarti
kelen niet goed bijelkaar.
Was een handelaar vaak zwart
en bestoven, nu moest hij ook
nog naar olie stinken. De Leeu
warder handelaren waren zo
wijs hun olie-afdelingen in één
pool onder te brengen. Een
aparte B.V. onder de naam van
de Leeuwarder Olie Kombina-
tie, kortweg de LOK, werd op
gericht. Dit eerste gezamenlijke
optreden van de kolenhandel
vond plaats op de scheiding
van de vijftiger en zestiger ja
ren. Later, door de nood ge
dwongen, werd dit samengaan
volledig.
In genoemde periode gingen
veel centrale verwarmingsto
kers, toen nog kolen voor hun
ketels gebruikend, over tot ver
anderingen van hun ketels voor
oliestook.
OPNIEUW EEN KLAP
Gemakkelijker en schoner. Op
nieuw een klap voor de kolen
handel.
Vooral de grotere kolenbedrij-
ven ondervonden hierdoor aan
merkelijke schade daar juist zij
als grote buffervoorraad-hou
dende bedrijven de meest grote
verwarmingen moesten bedie
nen.
We zien ook hier weer dat
nieuwe vindingen en verbete
ringen aan een huishoudelijk
gebruik grote gevolgen kunnen
hebben voor een tak van han
del. Wéér bij de kolenhandel
paste men zich aan.
De Oliehandel werd in het
groot ter hand genomen. Ver
schillende bedrijven schaften
zich één of meer olie-tankau
to's aan, bevoorraadden zich
bij de bestaande olie-maat
schappijen en konden daardoor
hun relaties met de grote klan
ten blijvend onderhouden. Over
het algemeen kan men zeggen
dat de calorieënhandel bij de
kolenhandel bleef hoewel er
hier en daar toch enig terrein
werd verloren.
Toch moest de grote en lang
durige worsteling om het be
staan nodig komen. De bedrei
ging kwam uit een heel andere
hoek. Reeds vele jaren voor
W.O.II waren de mijn-inge
nieurs het aardgas op het
spoor. De samenstelling van
het gas was al bekend, enkele
gasbronnen had men al wel in
vermoeden kunnen lokaliseren.
De manier om het aardgas ren
dabel te exploiteren en voor
gebruik te eigenen had men in
die tijd nog niet onder de knie.
Na de laatste West-Europese
oorlog volgden de vindingen en
inzichten tot verkrijgen van het
aardgas elkaar snel op en zo
waar: in begin 1962 was het zo
ver.
De toenmalige minister van
economische zaken, de heer
De Pous, maakte in mei van
.dat jaar bekend dat Nederland
een onvoorstelbare hoeveel
heid aardgas in zijn bodem had
en dat men nu zo ver was deze
op economische wijze te kun
nen exploiteren.
Wij als Nederlanders waren on
denkbaar rijk. De tijden van de
Verenigde Oost-Indische Com
pagnie waren niks vergeleken
bij de toekomst die ons wacht
te.
Bovendien lag er nog meer in
het verschiet: de Atoom-ener
gie. Kolen waren niet meer no
dig, olie voorlopig alleen nog
maar voor de auto's, aardgas
moest in vijfentwintig tot dertig
jaren opgebruikt zijn en dan
kwam de atoom-energie aan
bod. Dat was toentertijd de
leer.
De N.A.M. werd opgericht met
als deelnemers de Staat en
twee oliemaatschappijen. Ge
heel Nederland werd voorzien
van een aardgasbuizennet. In
de toekomst werden mijnen en
importeurs overbodig, alsmede
de gehele vaste-brandstoffen-
handel. Van de ene dag op de
andere was het bestaanslot
van een grote groep Nederlan
ders bezegeld. Bij de distributie
van het gas werd de bestaande
kolenhandel niet ingeschakeld.
Er werd van overheidszijde
geen omschakeling geboden.
ONREDELIJKHEID
De overheid zou in de toe
komst de calorieënhandel zelf
ter hand nemen, punt uit. De
grote onredelijkheid die hier in
schuilt is des poedels kern. Dat
de bestaansbelangen van een
grote groep Nederlanders met
voeten getreden werd heeft de
overheid niet geschokt.
Wat denkt u er van: rond zes
duizend Nederlandse Kolen
handelaren gingen verdwijnen.
En dat niet alleen: gemiddeld
waren in deze bedrijven een
vijftienduizend mensen werk
zaam. De gevolgen van de om
schakeling waren niet alleen
voor de genoemden. De dui
zenden werkers in de mijnen,
de toeleveringsbedrijven aan
de mijnen, de Nederlandse
Spoorwegen, de Schipperij en
de Haven-overslagbedrijven,
alle hebben de gevolgen moe
ten ondervinden. Vooral de ou
dere bedrijven kregen het
moeilijk met hun zorg voor het
wankele voortbestaan en de
zorg voor het voortbestaan van
hun medewerkers.
De handel zag wel in: er is
niets onredelijks in de ontwik
keling van een betere manier
tot verwarming van een volk.
Maar de uitsluiting in deze ont
*vele referenties.
wikkeling van hen, die zich van
geslacht op geslacht hiermede
hebben bezig gehouden werd
als een grof onrecht beleefd.
De mijnen zouden voorlopig
nog niet worden gesloten, olie
voor huisbrand gebruik bleef
normaal voorhanden. Dat
moest ook wel; immers: de om
schakeling op gas zou jaren
duren en men wilde niet in de
kou zitten. Zeker is dat in de
kolenhandel geen nieuwkomers
meer zouden komen.
Op de oude bedrijven kwam de
Leeuwarden W. D. Lijfering
morele plicht te rusten de za
ken gaande te houden. Door
de toekomstplannen met zonen
of dochters in de brandstoffen-
handel kwam een streep. Voor
hen moest een andere weg
worden gezocht. Het heeft voor
de stad Leeuwarden ongeveer
tien jaar geduurd voor de laat
ste kolenhandel werd gesloten.
Op het platteland heeft men het
wat langer volgehouden, nu is
de kolenhandel praktisch ver
dwenen.
LidNVM