NA KRAAK OP ARBEIDSBUREAU pagina 8 benauwde momenten voor een van Verzetsmensen Dit is het tweede en laatste deel van de herinneringen van onze abonnee de heer A. G. van der Linde te Wezep aan zijn verzetswerk in de Tweede Wereldoorlog. De vorige maal schreef hij over de geruchtma kende kraak op het Gewestelijk Arbeidsbureau te Leeuwarden, waarbij de gehele administratie werd buitgemaakt. We zouden nog één weekendje blijven en dan zouden we op maandagmorgen naar Dokkum gaan omdat de eigenaar van een herenmodezaak ons uitge nodigd had van hem een nieuw herenkostuum te ontvangen. Ik logeerde dat weekend in Eestrum in de gereformeerde pastorie. Mijn verloofde was een zuster van de echtenote van de plaatselijke predikant. Mijn broer en ik zouden elkaar omstreeks acht uur weer in Buitenpost ontmoeten. Hij zou in het lokale treintje zitten en zo zou ik met hem en met mijn fiets naar Dokkum reizen. Wat er ook gebeurde: geen broer. Toen ik (met fiets) met dit trein tje naar Dokkum reed vroeg de conducteur naar mijn leeftijd. "Waarom wilt u dat weten?" vroeg ik. "Omdat er een enor me razzia in Leeuwarden aan de gang is. Alles wat 'inzetbaar' is wordt door de Duitsers opge pakt." Het werd mij toen ook duidelijk waarom mijn broer niet verscheen. In Dokkum aangekomen sprong ik op de fiets en wilde ik mij naar een bekende uit hel verzet begeven. Daar zou ik per telefoon trachten mijn broer op te sporen. Dat ik helemaal in gedachten op de fiets een verkeersovertreding beging, zal iedereen kunnen begrijpen. Nauwelijks' tweehonderd meter van de tramhalte, toen ik een straat inreed waar ik gewoonlijk te voet kwam, werd ik op een onvriendelijke wijze door een man in politie-uniform gesom meerd af te stappen. INSPECTEUR Aan pet en onderscheidingste kenen te zien was dit een in specteur van Politie. "U begaat een overtreding" begon hij zijn praatje, "u rijdt tegen het ver keer in. Het is hier éénrichting- verkeer." "Dat had ik kunnen weten," antwoordde ik, "want ik ben zelf ook van de politie!" Hierop haalde ik mijn zakportefeuille tevoorschijn en overhandigde hem een goed gelijkend, maar vals legitimatiebewijs van de Marechaussee. "Hmm!" bromde hij, "en wat is uw standplaats?" "Beetsterzwaag", loog ik, zon der blikken of blozen. "En wie is jouw commandant?" vroeg hij. "Dat is opperwachtmeester Van Gooi" antwoordde ik, vrij zelf verzekerd, want dat had ik wel eens gehoord. Omdat ik van doen had met een politieman met een aanzienlijke rang, ver moedde ik te maken te hebben met een N.S.B.-er. Want goeie Nederlanders maakten bij de Ik moest mee naar het bureau, dat toen in de Waag gevestigd was. politie geen promotie of werden niet gehandhaafd. De inspec teur vervolgde: "En hoe vind je Van Gooi?" Een strikvraag vermoedende, antwoordde ik met het eerlijkste gezicht van Friesland: "Politiek verschillen we nogal van me ning, maar wanneer je correct je dienst verricht, heb je er een goeie baas aan!" Ik vermoedde dat hij op 't punt stond tegen mij te zeggen: "Ga heen en zondig niet meer!" toen hij zag dat ik in mijn porte feuille nóg een legitimatiebewijs had. Weliswaar met een ande re naam en een ander beroep, maar wel met dezelfde pasfoto. En dét werd mij fataal. Liegen hielp hier niet. Hij nam me mee naar het bu reau van Politie, dat toen in De Waag gevestigd was. Wanneer ik de Inspecteur, toen we langs de Dokkumer Ee liepen, een klein duwtje had gegeven, dan zou hij enkele meters naar be neden in het water terecht zijn gekomen. Maar ik was een beetje overdonderd. Op het bureau werd ik overge dragen aan een agent, die mij gebood op een stoel te gaan zitten. Enkele weken eerder had ik toevallig meegewerkt aan een onderzoek van de Nederlandse Politie. Dit, volgens mijn op drachtgever, om de Nederland se regering in ballingschap een indruk te geven van de 'be trouwbaarheid' van de Neder landse Poltie. Ik heb toen mee gewerkt aan het onderzoeken van de in Friesland werkzame politiemensen. Zodoende kon ik mij een aantal onderzoeken heel goed herinneren en ook, dat de agent Blom, die mij be waken moest, als een goede Nederlander uit de bus was ge komen. Daarom durfde ik hem ook te vragen wie de vent was die mij gearresteerd had. Hier op antwoordde Blom "Dat is In specteur Hoekstra, bijgenaamd "Pikkie van Vuren" en hij is een N.S.B.-er en een dikke minne." "Dan", zei ik tegen Blom: "dan moet ik hier rap weg!" "Doe nou maar kalm aan", zei Blom, misschien valt het nog wel mee. Blijf daar nu maar rustig zitten!" "Ik moet in beweging komen, flitste door mijn hoofd en zo gauw moge lijk!" Maar hoe? Ineens schoot mij iets te bin nen. "Mag ik wel even een plas doen?" vroeg ik. "Ah jonge ja, juh" zei Blom. "Kom maar mei naar boppe tal" Want de W.C. bleek boven te zijn. Ik zie de kale houten en uitgesleten treden nu nog voor mij. Toen ik de eerste verdie ping naderde keek ik Inspec teur Hoekstra recht in zijn ge zicht en ik zag dat hij inmiddels uitgevonden had met wie hij te doen had en dat hij begreep in aanmerking te komen voor de prijs die op mijn hoofd gezet was. "Dat nooit", dacht ik en zonder mij te bedenken draaide ik mij boven aan de trap om en liet me boven op agent Blom vallen die onder aan de trap stond te wachten. Ondanks dit menselij ke stootkussen, heb ik mijn hoofd ergens aan gestoten waardoor ik enkele seconden buiten bewustzijn raakte. Wel herinner ik mij, dat, toen ik 'bij' kwam, ik buiten op straat lag, een tiental meters van de in gang af. In een reflex stond ik op en zag toen Inspecteur Hoekstra met grote sprongen op mij af komen. Jammer voor Hoekstra, maar op de training van Jiu Jitsu had ik een aantal worpen héél goed ingestudeerd. Met de buikworp heb ik Pikkie van Vuren meters verder op de straatstenen neer geworpen en hem daarna met de vuist zodanig verwond dat hij voor enkele maanden in een Gronings Ziekenhuis behandeld moest worden. Nu nog herinner ik me dat ik dacht toen ik Hoekstra met m'n vuisten bewerkte "Ik moet ophouden met slaan, want er zit geen leven meer in en om dan nog door te blijven slaan op zijn hoofd, dat een bloedige massa was, dat is ethisch niet verantwoord." Toen ik opstond en rond keek, zag ik agent Blom nergens. Na derhand hoorde ik dat hij zich zogenaamd gewond schuil had gehouden in het bureau. Waar al het publiek zo snel vandaan kwam is mij nog steeds onduidelijk. Toen ik wil de weglopen ging men netjes voor mij opzij om daarna weer een kring te vormen om het 'le venloze' lijf van Pikkie van Vu ren. Toen het in illegale kringen be kend werd dat ik 'gepakt' was zei iemand van het verzet: "Oh, die komt spoedig wel weer vrij. Laten we maar wat maatrege len nemen!" En die hadden ze genomen. Voor mij was dat bij na niet te geloven. Toen ik wegvloog en langs de winkel van de familie Brouwer wilde rennen, stond daar mej. Brou wer, die mij een smal steegje in dirigeerde. Halverwege dat steegje stond het dienstmeisje van de familie Brouwer, dat op haar beurt mij bliksemsnel naar binnen stuurde in de woning van Brouwer om mij mee te ne men naar de eerste verdieping Het is ongelooflijk, maar het is écht waar; mijn schuilplaats stond open! Er was in een ka mer met een 'schrootjeswand' boven een deur een luik dat toegang gaf tot een kleine ruimte. Een uitzettrapje stond voor dat luik gereed. In no-time lag ik op mijn zij in dat hok, het luik werd ervoor geplaatst en weg-was-ik. Ongelooflijk zo snel als dat ging. STILLER EN STILLER Het werd stiller en stiller totdat er na een half uur heel voor zichtig aan het luik gerommeld' werd. Mej. Brouwer stond op het keukentrapje. Nadat zij naar mijn welstand gevraagd had, schoof zij een po naar bin nen. Tot vandaag heb ik een grenzeloze bewondering voor de wijze waarop ik in Dokkum door de familie P. O. Brouwer ben behandeld. Daar lag ik dan in het pikke donker met een zo 'broodnodi ge' po bij me. Nog steeds denk ik met ver wondering terug aan die po. Hoe komt men op de gedachte om iemand een po-aan te rei ken? Het geheel getuigde wél van een nuchtere en zakelijke kijk op deze spannende gebeurte nissen. De vechtpartij met Pikkie van Vuren bleef bij de Sicherheits- dienst in Leeuwarden niet on bekend. Er volgde een enorme razzia, wat begrijpelijk was daar men bij de S.D. ogenblik kelijk het gebeuren in Dokkum in verband bracht met "de kraak" in Leeuwarden. Het ge volg was dan ook, dat een enorm groot aantal 'grüne Poli- zisten' heel Dokkum uitkamde; huis-in, huis-uit. Vanuit mijn schuilplaatsje wa ren de Duitse bevelen en de stampende laarzen duidelijk hoorbaar. Tergend langzaam kwamen deze geluiden dichterbij. Lang zaam maar zeker naderde het geluid de woning van de familie P. O. Brouwer en wel van twee kanten. Angst? Wat dacht u? Machte loos en min of meer opgeslo ten. Dit vergeet men nóóit meer! GEBEDVERHOORD En wat ik heel zeker weet is; dat een gebed verhoord wordt, althans het mijne. Want.alle woningen zijn doorzocht tot-aan de woningen van familie Brou wer, zowel van links als van rechts. Maar in de woning waar ik mij schuil hield zijn de moffen niet geweest! Dit is géén toeval. Dit is gebedsverhoring! 's Avonds werd het rustig en mocht ik even relaxen. Het werd nu toch écht duidelijk dat ik Friesland zo spoedig moge lijk moest verlaten. Het 'verzet' van Dokkum had een plan: Er voeren vrij regel matig turfschepen door Dok kum en eenmaal onder de turf verborgen, zou mijn verdwijning niet opvallen. En zo is het ook gebeurd. Vlak voor de woning van de familie Brouwer liep de Dokkumer Ee. Op een afgesproken teken kwam de schipper langs en sprong ik op het dek en werd vliegensvlug onder de turf ge stopt en zo tuften we via de Dokkumer trekvaart naar het Bergumermeer, waar ik ter hoogte van Eestrum aan wal sprong. Ook in die omgeving was het niet vertrouwd meer. De Duit sers waren al bij al mijn relaties geweest, want de klopjacht was begonnen. Hier eindigden mijn belevenis sen in Friesland. Via Zeist en Oosterbeek ben ik toch weer bij mijn verloofde terecht geko men, die te Heerde ondergedo ken was. En hier begint ook de tweede en laatste episode van onze belevenissen in oorlogstijd. Misschien zet ik die ervaringen ook nog op papier. Ik ben dankbaar voor de vriendschap die ik in Friesland heb mogen ervaren. En dat zult u wel begrijpen dacht ik.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1991 | | pagina 8