Memorie van Beantwoording
IV
BIJLAGE tot het verslag der Zitting van 14 November 1867.
50,000 resterende bedrag, der door B. en W. voorgestelde
gcldleening, ad G9,000, zoo is het resultaat dat in 18fiS
f 27,254.00 uit de gewone ontvangsten tot buitengewone werken
zoude worden aangewend.
Dit cijfer acht uwe Commissie te hoog, de meerderheid is met
B. en W. van meening, dat cene bijdrage van circa 10,000 uit
de gewone inkomsten voor «leze gemeente tot bestrijding der uit
gaven van buitengewone werken niet overdreven is te achten,
doch is van oordcel, dat de resterende 17,254, niet door dc
gewone ontvangsten behoeven te worden gedekt, maar door gcld
leening dienen te worden gevonden.
Het gevolg daarvan zou zijn, dat de 25 opcenten voor de ge
wone uilgaven en de bijdrage van circa J 10,000, voor buiten
gewone werken voldoende zouden zijn, zonder dat dc plaatselijke
direc'c belasting daarom zou behoeven te worden verhoogd, mits
de gcldleening tot ecu evenredig hooger bedrag werd uitgetrokken.
De Commissie van Rapporteurs een cn ander resumerende,
stelt bij meerderheid voor: lo. Hoofdst. 11, afd. II, art. 1 uit
te trekken 25 opcenten op de personele belasting 17,267.08
2o. Ilootdst. II, afd. IV, art. 1 ƒ90,160; 3o. Hoofdst. V, afd.
I, art. 1 te verminderen met een zoodanig bedrag als bij de be
handeling van dit onderwerp zal blijken noodig te zijn.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9«. l)c opmerking over dezen
post door dc Commissie van Rapporteurs der sectiën, omtrent bet
onderzoek der gcmccntcrckcning over 1SC6 gemaakt, werd in
de verschillende sectiën besproken.
In de 3e sectie werd, naar aanleiding daarvan, een voorstel
aangenomen ora dezen post met f 300.00 te verminderen en den
post „wegens verkoop van graven" tot dat bedrag te brengen
ouder hoofdst. V, afd. II, art. 1.
In de beide andere sectien was men echter van oordeel, dat
mogt al soms over 1866 het bedrag der verkoop van graven toe
valliger wijze nog al belangrijk ziju geweest, de opbrengst daar
van in gewone jaren tc gering is ora daarvan een afzonderlijk
fonds te maken, hetgeen toi verwikkeling en omslagtigheid in
dc gemeente-administratie zou leiden.
Tevens werd aangevoerd, dat tegen deze vervreemding van ge
meente-eigendom, dc herhaaldelijk voorkomende vermeerdering
daarvan, door aankoop van huizen als anderzins, ruimschoots
opwoog.
Met dit laatste gevoelen verccnigt zich dc Commissie van Rap
porteurs ten volle.
Hoofdst. III, Artt. I en 2. Naar aanleiding van het in de
sectien omtrent dit onderwerp gereleveerde, is bij de Commissie
van Rapporteurs het denkbeeld besproken in hoeverre liet raad
zaam zou zijn sommige panden cn perceeltjes land aan de ge
meente behoorende en niet voor de publieke dienst bestemd, te
verkoopen.
Algemeen was uwe Commissie van oordeel dat na het raads
besluit van 11 April 1867 dc panden bij art- 2 sub k, l, m en
n, zoo spoedig mogelijk dienen tc worden verkocht, ten einde
uit den opbrengst daarvan een groot gedeelte van het voor den
aanbouw der beurs benoodigde, thans voor memorie gestelde ka
pitaal te vinden, hetwelk vroeger daarvoor reeds is uitgegeven
en thans door die huizen vertegenwoordigd wordt.
Daarbij kan de opbrengst van enkele stukjes land onder art.
1 voorkomende, voor zooverre zij niet meer voor de gemeente bc-
hoeven tc worden benuttigd, worden gevoegd.
Zoodoende zou slechts een betrekkelijk geringe som voor het
daarstellen der beurs behoeven te worden gevonden cn zou de
gemeentelijke administratie aanmerkelijk vereenvoudigd worden.
Doch niet alleen met het oog op den aanbouw der beurs werd
deze zaak besproken, vele leden der le sectie meenden dat onder
de posten van dit hoofdstuk cr vele zijn bij welker aanhouding
de gemeente niet alleen geencrlci belang heeft, maar welke hei-
zelfs raadzaam is van dc hand te doen.
Vooral is dit het geval met sommige panden, die weinig huur
opbrengende, steeds veel aan herstellingskosten vorderen en veel
toczigt vcrcischende, de reeds niet gemakkelijke taak van B. en
\Y. noodeloos verzwaren.
Op welke perceelen het bovenstaande toepasselijk is, is echter
in den tegen woordigen stand der zaak niet gemakkelijk, ja on
doenlijk te zeggen.
Ten dezen dient een naauwkeurig onderzoek vooraf te gaan.
Hoezeer bij uwe Commissie ter sprake kwam het denkbeeld
om dit onderzoek aan eene speciale Commissie op te dragen,
meende zij echter, dat B. cn W. als het ware hiervoor de aan
gewezen personen waren en stelt zij dientengevolge voor aan B.
cn W. op tc dragen, aan den Raad binnen een niet al te ver
wijderd tijdstip, te rapporteren welke der gebouwde en onge
bouwde eigendommen der gemeente sub art. 1 en 2 van hootdst.
III voorkomende, dienen te worden verkocht.
Hoojdst. III, Art2u. In verband met het door de Commissie
van Rapporteurs bij hoofdst. V, art. \h der uitgaven voorgestelde
dient dit art. te worden geroijeerd, cn het eindcijfer van dit art.
met f 250 te worden verminderd.
lloojdst. III, Art. 2. De Commissie van Rapporteurs vcree-
nigt zich met het voorstel van B. en W. als onderdeel ij in dit
art. „huizen in dc Haniasteeg en Ilofstraatje E 145 en F 285,
voor memorie uit te trekken.
Hoofdst. V, Afd. I, Art. 2. In verband met het bij hoofdst.
II, afd. II, art. 1 gereleveerde moet dit bedrag met f 50,000.00
verminderd en daartegen met 17,000,00 vermeerderd worden.
De meerderheid der Commissie van Rapporteurs adviseert alzoo
dit art. met 33,000.00 te verminderen en vast tc stellen op
ƒ86,000.00.
De uitgaven voorgedragen op de gewijzigde begrooting
bedragenJ 529,393.24
Zij worden ingevolge de voorstellen van de
Commissie van Rapporteurs
lo. Verminderd onder
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 2 met 200.00
VI, „3 - 50000.00
VI, 11 - 300.00
IA - 200.00
I, „2 - 300.00
Te zamen f 51000.00.
2o. Vermeerderd met:
Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. 5 ƒ200
VI, IV, 4a - 200
VIII, III, „5-20
Tc zamen - 420.00.
Zoodat dc gchcelc vermindering is - 50,580.00
Er moet alzoo worden voorzien in eene uitgaaf van ƒ478,813.24
De inkomsten bedragen volgens de voorgedragen
gewijzigde begrootingJ 529,469.305
Deze worden volgens het voorstel uwer Com-'
missie verminderd
Hoofdst. II, Afd. II, Art. 1 met .ƒ17,267.08
III, 2u - 250.00
V, I, 2 - 33,000.00
Tc zamen - 50,517.08
De geraamde inkomsten bedragen alzoo ƒ478,952.223
Dc uitgaven zijn geraamd op- 478,813.24
Waarschijnlijk batig saldo 138.985
Aldus opgemaakt en vastgesteld op heden den 5 November 1867.
E. Jongsma Rapp. lc sectie.
G. H. Hommes 2e
C. W. A. Bum a 3e
UI,
HI,
V,
VIII,
BIJLAGE tot het verslag der Zitting van 14 November 1867.
V
van het RAPPORT der COMMISSIE
van RAPPORTEURS, benoemd door de
sectiën van den Gemeenteraad voor de
Begrooting der Inkomsten en Uitgaven
van de gemeente Leeuwarden, voor het
dienstjaar 1868.
Ofschoon tegen dc wijze, waarop de begrooting en ook de
memorie van toelichting overeenkomstig het voorgeschreven model,
werd iugerigt en die ook thans is gevolgd, voor zoover bekend
tot dus ver geene bedenkingen zijn gerezen, en eene vermelding
in die memorie der kosten van werkelijke inkomst en uitgaaf van
het vorig jaar thans minder noodzakelijk schijnt dan vroeger, toen
de rekening wegens die inkomsten cn uitgaven niet gedrukt en
aan dc leden rondgedeeld werd, zullen de ondergeteekenden echter
gaarne nagaan óf, en zoo ja, op welke meest geschikte wijze aan
het te kennen gegeven verlangen kan worden voldaan.
UITGAVEN.
Hoofdst. 1AJd. I, Art. 4. Gelijk ten vorigen jarc in de
memorie van beantwoording betrekkelijk de gemeente-begrooting
voor het nu loopendc dienstjaar werd opgemerkt, zijn de onder
geteekenden bereid om na te gaan óf en in hoever aan het ver
langen van die leden kan worden te gemoet gekomen, welke de
werkzaamheden verbonden aan het opmaken der kohieren voor de
plaatselijke directe belasting aan den Gemeente-Ontvanger zonden
wenschcn opgedragen te zien, ofschoon zij nog steeds van meening
zijn, dat tegenover de voordeelen, welke daarvan worden ver
wacht, niet gering te schatten bezwaren staan. Dat onderzoek
echter, 't werd toen reeds gezegd, staat in naauw verband met
dc herziening der instructie van bedoelden ambtenaar. De ver
traging in dc aanbieding der daartoe betrekkelijke voorstellen is
het gevolg van de wijziging in het bedrag zijner jaarwedde gebragt
cn de bemocijingcn, die daaruit voor den Raad zijn voortgevloeid.
Hoofdst. II, Afd. VII, Art. 3a. Dat nog geene voorstellen
zijn gedaan om de bestaande bepalingen opzigtens het getal en
dc bezoldiging der wijkboden te wijzigen, op welke wijziging
reeds ten vorigen jare door eenigc loden werd aangedrongen,
schrijve men niet daaraan toe, dat de zaak uit het oog zou zijn
verloren. IntegendeelDe tegenwoordige regeling is op nieuw
aan een naauwkeurig onderzoek onderworpen geworden, 't Heeft
echter gestrekt om meer en meer de overtuiging te vestigen,
dat die regeling inderdaad veel goeds heeft. Dc ondergeteeken
den achten het dan ook voor als nog niet wenschelijk daarin
verandering aan te brengen, tenzij, 'tgecn tot dusver nog niet
is geschied, (hiertegen zoodanige afdoende bezwaren mogtcn wor
den aangevoerd, dat ze noodzakelijk kan worden geacht.
lloojdst. II, Afd. VIII, Art. 2. Hoewel de ondergeteekenden
de volle overtuiging hebben, dat in de uitgaven door de verkie
zingen veroorzaakt tot dusver de noodigc spaarzaamheid werd
betracht, cn deze ook volstrekt niet te bezwarend kunnen wor
den genoemd, wenschen zij zich echter met betrekking tot de
thans voorgestelde vermindering geen partij tc stellen en de be
slissing daaromtrent aan den Raad over te laten.
Hoofdst. Ill, AJd. 1, Art. la. Eene vermindering van de
voor dit artikel geraamde som wordt ongeraden geacht. De on
dervinding toch heeft in dc laatste jaren duidelijk aangetoond,
dat zc voor eene goede instandhouding der hier bedoelde wegen
inderdaad benoodigd is.
't Moge waar zijn, dat allengskens eenige puinwegen veranderd
en met keijen bestraat zijn, men verlieze ook niet uit het oog,
dat niet alleen 't onderhoud van dit soort van wegen ten laste
van den onderwerpelijken post komt. Ook 't onderhoud van schilwe-
Bijvoegsel tot de Provinciale Friesche Courant.
gen wordt daaruit bestreden, en dat deze van lieverlede eene
grooterc uitgestrektheid hebben verkregen zal wel niet kunnen
worden ontkend.
Men lette slechts, om niet meerdere te noemen, op den
nieuwen aanleg achter en bezijden dc garnizoens-infirmerie, in de
nabijheid van de doorgraving bij Camstraburen en van de Manége.
Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. \e eu 2f. Omtrent deze posten
worden nadere inlichtingen verlangd. Nu is 't, immers wat het
onderhoud van straten, pleinen en kaden betreft, in 't algemeen
moeijelijk vóóraf aan te wijzen, waar herstelling noodig cn van
welken omvang die zal wezen. Ora dit tc kunnen doen zou
men onder anderen ook vóóraf in kennis dienen gesteld te wor
den, waar, tengevolge van herstellingen aan gaspijpen als ander
zins, de straten zullen worden opgebroken. Dat dit bij- of lie
ver vóór den aanvang van een dienstjaar ondoenlijk is zal wei
geen betoog behoeven.
Tot grondslag van de raming dezer onderhoudskosten wordt
dan ook steeds de behoefte genomen zoo als die in vorige jaren
is gebleken. Juister maatstaf zal in den regel ook wel niet
zijn aan te wijzen.
Dit is ook in zekere mate van toepassing op het onderhoud
van steencn- en houten wallen. Ook hier kan men niet altijd
vóóraf de plaatsen aanwijzen, waar herstelling noodzakelijk zal
zijn. Bij de onderhavige raming heeft men, en dit strekke voor
de daaromtrent gevraagde inlichtingen, mede op het oog gehad een
deel der wallen op de Weaze, de Twecbaksmarkt cn het Zwit-
scrswaltje.
Overigens zal bij onderzoek kunnen blijken, dat deze begroo-
tingspost steeds lager wordt geraamd, een natuurlijk gevolg van
de bereids gedane herstellingen.
Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. 5b. Daargelaten of cene algehcclc
opruiming van de sneeuw in dc zoogenaamde opstraten de voor
keur zon verdienen boven de voorziening, die daaromtrent tot
dus ver werd getroffen, waarvan dc ondergeteekenden evenmin
overtuigd zijn als zij kunnen toegeven, dat de genomen maatre
gelen gebleken zijn onvoldoende te wezen, wordt de hier voorge
stelde verhooging niet noodzakelijk geacht, omdat bij eventuele
behoefte het onderwcrpelijk artikel steeds uit het fonds voor on
voorziene uitgaven kan worden versterkt, 't Is toch opgenomen
onder de dusgenoemde gereserveerde posten.
Hoofdst. Ill, Afd. VI. Art. 1. Dat een voorstel om terug le
komen op 't door den Raad genomen besluit van 11 April 1867
en alsnog de op het grondplan van de uitbreiding van 't be
bouwde gedeelte der gemeente met de letters C, D, E, F en L
aangeduide terreinen liet eerst voor den aanbouw van woningen
te bestemmen, bij dc ondergeteekenden eventueel ondersteuning
zou erlangen, zal wel geen bevreemding wekken. In der tijd
toeli is door hen aan den Raad in laatstbedoelden zin geadvi
seerd en zij zijn 9cdcrt niet alleen van die zienswijze niet terug
gekomen, maar daarin, met. het oog op de bestaande bezwaren
aan de uitvoering van gedacht besluit verbonden, veeleer versterkt.
Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 3. Met het denkbeeld om deze
post voor memorie, uit tc trekken kunnen de ondcrgcteekendni
zich niet vereenigen.
Met den opbouw van cene voor den handel geschikte beurs-
lokalitcit zal in 1868 toch wel een' aanvang worden gemaakt.
Daarvoor nu reeds de, zij 't dan ook globaal geraamde, kosten
op de begrooting te brengen en bij gevolg daarbij de middelen tot
hoeding dier uitgaaf aan te wijzen, Bobijnt dus allczins te ver
dedigen.
Wat nu het voorgedragen cijfer betreft, dit is, ofschoon nog
geene gespecificeerde raming van kosten is gemaakt, 't geen ook
niet mogelijk is zoolang de juiste plaats voor de stichting niet
is aangewezen, evenwel niet uit de lucht gegrepen.
Men heeft zich toch aanvankelijk voorgesteld het beursgebouw,