22
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Bijlage bchoorerule tot het Verslag van Donderdag 9 April 1868.
gende be«lotene vergadering dadelijk na de opening regelmatig
geresumeerd, en aan de goedkeuring onderworpen.
Art. 21 (lc alinea).
Iedere zaak, die bestemd is, om ter behandeling in den Raad
ter tafel te worden gebragt, wordt, dadelijk wanneer zij inkomt,
gebragt in een daartoe bestemd register.
Art. 22.
Spoed cischende gevallen uitgezonderd, worden de zaken naar
den rang van het bij art. 21 bedoeld volgnommer, ter behande
ling in den Raad ter tafel gebragt, derwijze dat de oudste onaf
gedane en voor afdoening vatbare zaken telkens het eerst aan
de orde worden gesteld.
Van de aangewezene rangorde mag niet, dan tengevolge besluit
van den Raad, worden afgeweken.
Wanneer do zaken lot onderzoek in banden van commissiën,
collegicn of beambten zijn gesteld, ruist het nummer, maar her
neemt zijnen rang, zoodra het rapport is uitgebragt of ingekomen.
Art. 23.
Geen lid voert het woord, dan na het van den Voorzitter ver
zocht en verkregen te hebben. Hij erlangt het woord in de orde,
waarin het is gevraagd.
Art. 24.
Die orde kan echter verbroken worden, wanneer een lid hot
woord vraagt over een persoonlijk feit, om eene motie van orde
te doen, of over de vaststelling van bet vraagpunt.
Art. 25.
Geen spreker mag in zijne rede gestoord worden, tenzij hij aan
het opvolgen van dit reglement moet worden herinnerd.
Art. 26.
Indien een spreker zich beleedigende uitdrukkingen veroorlooft
of de orde stoort, wordt hij door den Voorzitter vermaand en
tot de orde geroepen.
Art. 28.
Indien de spreker, na de bij artt. 25, 26 of 27 gemelde
teregtwijzing, op gelijke wijze voortgaat, stelt de Voorzitter aan
den Raad voor, om hem gedurende de vergadering, waarin dit
plaats heeft, over de in behandeling zijnde zaak of vraagpunt
het woord te ontnemen.
Art. 31.
Nadat de beraadslaging gesloten is, geeft de Voorzitter korte-
lijk de verschillende geuitte gevoelens op. stelt hij de te beslis
sen vraagpunten, en gaat de Raad tot stemming over. Evenwel
heeft ieder lid het regt wijziging en splitsing van het vraagpunt
voor te stellen.
Art. 34.
De beraadslaging en stemming over reglementen en verorde
ningen, begrootingen en rekeningen is drieledigeerst over de
algemeene strekking; deze aangenomen zijnde, over de bijzondere
artikelen, en eindelijk over het geheel. Bij bcgrootingen en reke
ningen worden de uitgaven vóór de ontvangsten behandeld..
De woorden wanneer zij inkomtook minder góed gekozen,
Waar sprake is van eene zaak, schijnen zonder bezwaar te kunnen
worden goroijcerd.
De Commissie acht het wensehclijk, dat, gelijk zoover haar
bekend, in iedere andere vergadering tot regel is gesteld, de
mededceling der ingekomen stukken en het uitbrengen van ver
slagen niet meer op het einde der zitting, maar bet allereerst
geschiede.
Een en ander vindt thans gewoonlijk met grooten haa9t plaats,
inzonderheid als de vergadering van eenigen langen duur is ge
weest.
De wijziging zal tevens het voordeel geven, dat den leden de
gelegenheid wordt aangeboden, zich staande de vergadering nog
op de hoogte te stellen van zaken, die in dezelfde zitting, dat
zij worden aangebragt, zullen worden afgedaan.
Het laatste lid van dit artikel kan wegvallen. Het spreekt
toch van zelf, dat, wanneer eene zaak commissoriaal is gemaakt,
„het nummer rust" (om de woorden van de bestaande bepaling
te gebruiken) en dau natuurlijk niet voor afdoening vatbaar is.
Ook met het oog op art. 8, letter ckomt het verkieslijk
voor, in de 2e zinsnede te roijeren de woorden Hij erlangt en
daarvoor te stellen Be Voorzitter verleent.
Vóór het woord vraagpunt zullen de woorden te beslissen
dienen te worden aangebragt.
Het sohijnt niet ondienstig, (/ene eerste alinea aan dit artikel
toe te voegen, bepalende», dat de leden van hunne plaatso*:
spreken.
Voorts acht de Commissie het wensehclijk, hiei uitdm^kclijk
te doen uitkomen, dat slechts de Voorzittei den leden onder het
houden hunner rede aan de opvolging van het reglement van
orde mag herinneren.
Daar in den aanhef van twee verschillende gevallen sprake
is, zal, in plaats van het woord en, op den laatsten regel, moeten
worden gelezen of.
De bedoeling zal beter uitkomen, indien aan het slot het woord
ontnemen worde veranderd in ontzeggen
Het zal voor den Voorzitter in den regel wel ondoenlijk, althans
hoogst moeijelijk, zijn, gevolg te geven aan het voorschrift om,
zij 'took kortelijk, de verschillende geuite gevoelens op te geven.
De Commissie weet zich ook niet te herinneren, dat het ooit
geschiedt. Overigens mag men aannemen, dat de gevoerde dis
cussion den leden zeiven levendig genoeg voor den geest zullen
zijn gebleven.
Op grond hiervan wenscht de Commissie genoemd voorschrift
te doen wegvallen.
Niet alleen 'beraadslaging, maur ook stemming over de alge
meene strekking van reglementen en verordeningen, begrootingen
en rekeningen ia hier voorgeschreven. Die stemming moet, naar
het oordcel der Commissie, worden geroijeerd.
De uitdrukking algemeene strekking is op ziph zelve reeds zeef
8ylagc- /3M- T
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot het Verslag van Donderdag 9 April 1868. 23
Art. 36.
De leden worden tot de stemming door den Voorzitter bij
name opgeroepen en zijn verpligt alsdan hunne stem uit te bren
gen. Zij stemmen met de woorden voor of tegenzonder eenige
bijvoeging. Indien zij zich, ingevolge art. 46 der Wet van den
29 Junij 1851, van de stemming onthouden of daarvan op hun
verzoek door den Raad worden vorschoond, worden zij gerekend
niet tegenwoordig te zijn.
Art. 37.
Na de aanneming van een reglement of eene verordening, zal
het een of ander vóór de eindelijke vaststelling weder kunnen
worden gesteld in handen eener Commissie, zoo wel ten fine van
nadere radactie, als om het met de aangebragte wijzigingen in
juist verband te brqugen, en ten dien opzigte, zoo noodig, de
vcreischte voorstellen te doen.
Art. 39.
Bij ziekte, afwezigheid of andere verbinderiug, wordt de Secre
taris vervangen door eenen persoon, door Burgemeester en Wet
houders aan te wijzen. Zij geven hiervan in de eerstvolgende
vergadering aan den Raad kennis.
Art. 45.
De stemming is nietig, indiea het getal geldige briefjes niet
grooter is dan de hclfb van dat der legden van de vergadering.
onbestemd. Het valt dan ook dikwijls zeer moeijelijk, haar bij
zamenvatting zóó te bepalen, dat verschil van opvatting niet meer
zou zijn te duchten. Bij het ontstaan van zoodanig verschil, dat
geenszins tot de zeldzaamheden behoort, lost zich de moeijelijk-
huid dan dikwijls op in het subjectief gevoelen van ieder lid
omtrent hetgeen met betrekking totr cenig onderwerp onder alge
meene strekking zij te verstaan.
Onzekerheid, zoomede tijdroovende en weinig of liever geen
nut aanbrengende discussion over de vraag, wat als algemeene
strekking moet worden beschouwdspruiten hieruit natuurlijk
voort. Inzonderheid is dit het geval met begrootingen en rekeningen.
De moeijelijkheid, om de algemeene strekking daarvan te bepa
len, schijnt den Raad, ondanks het stellige voorschrift des arti
kels, dan ook te hebben weerhouden, daarover ooit vooraf te
stemmen.
De Commissie is niet verwijderd-van het denkbeeld, dat men
in der tijd, bij de vaststelling van dit artikel, slechts beoogd heeft
beraadslaging over de algemeene strekking, of eigenlijke algemeene
beraadslaging, doch dat men onwillekeurig is te ver gegaan met
ook eene stemming over de algemeene strekking voor te schrijven.
Het bovenstaande zal, naar de Commissie vertrouwt, voldoende
zijn om baar voorstel te regt vaardigen tot het roijeren der woor
den en stemming.
Gelijk men zich zal herinneren, heeft zich onlangs op nieuw
verschil van gevoelen voorgedaan over de vraag, of het met art.
50 der gemeente-wet strookt, dat eene nieuwe beraadslaging
wordt geopend over eenig onderwerp, waaromtrent, tengevolge van
staking der stemmen in eene vorige vergadering, een besluit
moet worden genomen. De Commissie meent die vraag toestem
mend te moeten beantwoorden op dezelfde gronden, die indertijd
uit den boezem des Ilaads daarvoor werden aangevoerd (zie bl.
206 van het gedrukte raadsverslag, 1807). Om echter voor
't vervolg eene herhaling van discussion over dit punt te voor
komen, acht de Commissie het goed, aan het slot van dit artikel
de bepaling op te nemen, dat in het geval, bedoeld bij de tweede
alinea van art. 50 der gemeentewet, de beraadslaging over de
zaak wordt heropend.
Op de vraag, of in die volgende vergadering tevens amende
menten op het hangende gebleven voorstel kunnen worden voor
gedragen, behoort, naar de zienswijze der Commissie, insgelijks
een bevestigend antwoord te worden gegeven. Zij is het eens
met diegenen, welke van oordeel zijp, dat bij eene vernieuwde
beraadslaging al de gewone bepalingen moeten gelden, en dat
zij niet altijd tot het beoogde doel: het nemen van een goed
besluit zal kunnen leiden, zoo zij niet gepaard gaat met de
bevoegdheid om in het primitief voorstel wijziging te brengen.
Een amendement toch is dikwijls het eenige raiddel, om den
bestaanden strijd te doen eindigen. Men zie voorts de opmerking
aan het slot over art. 15 (oud).
Ook naar aanleiding van het onlangs voorgevallene bij het
eind-besluit tot vaststelling der verordeningen voor de burger-
dag- en avondschool (zie bl. 138 van het aangehaald raadsver
slag^ zal het dienstig zijn te bepalen, dat de nadere redactie mede
aan Burgemeester en Wethouders kan worden opgedragen.
In spocdeischende gevallen vooral zal dit niet anders dan
nuttig werken.
In plaats van ziekteafwezigheid of andere verhindering geeft de
Commissie de voorkeur aan de in art. 105 der gemeentewet
(waarvan art. 39 dc uitvoering is*) gebezigde woordenongesteld
heidafwezigheid of ontstentenis
Ten einde elkeü twijfel omtrent de bedoeling weg te nemen, »ol
vóór het woord leden behooren te worden geateld aanwezige.
Bijlage No. 8.