MEMORIE VAN TOELICHTING,
70
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN.
Begrooting der Inkomsten en Uitgaven.
Transport f 4248.00.
Art. 5. Toelage ten behoeve van de weduwen-en
weezen-beurs voor schoolonderwijzers in Friesland -
Totaal der lilde Afd. 4248.00.
Totaal van het VIHste Hoofdst. 60428.00.
Hoofdstuk IX. Andere nitgaven niet onder de vorige
Hoofdstukken bekoor end e.
Afd. I. Kosten der door de gemeente gevoerde gedingen.
Art. 1. Voor mogelijke kosten ter zake te voeren gedingen
on in te winnen regtskundige adviezenƒ100.00.
Totaal der 1ste Afd. 100.00.
Afd. II. Kosten voortvloeijende uit art. 122 der gemeente-wet.
Art. 1. Voor aandeel der gemeente in de kosten van het
onderhoud der tolhekken en tolgaarders-woningen op den kunst
weg naar Hijum25.00.
Totaal der IXde Afd. 25.00.
Afd. III. Kosten van openbare vermakelijkheden.
Art. 1. a. prijzen voor de harddraverijen in de kermis en
bij de voorjaars-paardenmarkt/'460
b. toestellen voor de harddraverijen, bij ijs
vermaak en voor het onderhoud en uitsteken
van vlaggen- 500
c. voor publieke vermakelijkheden - 500
d. diverse uitgaven- 140
1600.00.
Transpor tere 1600.00.
Transport 1600.00,
Art. 2. Subsidie aan het stedelijk muzijkkorps - 2200.00.
Totaal der Hide Afd. 3800.00.
l'otaal van het IXde Hoofdstuk ƒ3925.00.
Hoofdstuk X. Nihil.
Hoofdstuk XI. Art. I. Onvoorziene uitgaven, 9000.00.
Totaal van het Xlde Hoofdstuk J 9000.00.
VERZAMELING.
Totaal van het Iste Hoofdstuk J 18,725.00.
lldc
lilde
IVdc
Vde
Vide
Vilde
VlIIste
IXde
Xde
Xlde
10,843.00.
- 165,151.60.
5296.00.
5410.00.
- 16,936.64.
- 136,935.50.
- 60,428.00.
4050.00.
9000.00.
Totaal der Uitgaven 432.775.74.
BALANS.
Gemeente Inkomsten ƒ433,007.90.
Uitgaven - 432,775.74.
Waarschijnlijk batig saldo 232.16.
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1869.
71
bekoorende bij de 0NTWERP-BEGR00TING van de
Gemeente Leeuwarden, voor ket dienstjaar 1869.
ONTVANGSTEN.
Naar aanleiding van het verzoek, uitgedrukt in het rapport
der commissie van rapporteurs wegens het onderzoek der geincente-
begrooting voor het dienstjaar 1868, om nevens de verschillende
artikelen in de memorie van toelichting te vermelden de uit
komsten volgens dc rekening over het vóór vorig jaar, wordt
opgemerkt dat, met het oog op het voor die memorie vastgesteld
model, aan genoemd verzoek niet wrel kan worden voldaan.
Intusschen worden, evenals vroeger, in de toelichting op ver
schillende artikelen, waar zulks ter beoordeelir.g der voorgedragen
sommen dienstig wordt geacht, de uitkomsten volgens dc laatst
opgemaakte rekening opgegeven.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst, I, Art. 1, ƒ18039.33. Hoofdst. I, Art. 1,ƒ10,161.345.
De rekening over het dienstjaar 1867 is gesloten met een batig
saldo van 91,661.34®. Daarover is echter, ten behoeve van de
dienst 1868, beschikt tot een bedrag van 81,500, welke som
op de begrooting voor dat jaar onder Hoofdstuk I, art. 2 in
ontvang is gesteld.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. 11, Afd. I, Art. 1, Hoofdst. II, Afd. I, Art. 1,
19,940.61, Art. 2, 956.69. f 20,050.47, Art. 2, 956.73.
Deze inkomsten zijn uitgetrokken in overeenstemming met het
bedrag dat over 1868 zal worden ontvangen en is aangeduid op
den staat bijlage no. 1.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst.. II, Afd. II, Art. 1. Hoofdst. II, Afd. II, Art. la,
ƒ23,022.76. J 5793.76, Art. 14, ƒ18,540.04.
De inkomsten voor de gemeente voortvloeijende uit de heffing
van opcenten op dc Rijks personele belasting zijn voor de vier
eerste maanden des jaars in ontvang gesteld overeenkomstig 's
Raads besluit van 13 Febr. 1868, goedgekeurd bij koninklijk be
sluit van 14 Maart d. a. v. no. 42,. berekend naar de hoofd
som dier belasting volgens de kohieren dienst 1867/68.
Aan te vangen met het Rijks dienstjaar 1869/70 wordt echter
de heffing van 40 opcenten op die belasting voorgedragen, dewijl
het meer wenschelijk is geacht op die wijze de inkomsten op een
aan de gewone uitgaven geëvenredigd bedrag te brengen, dan nu
nog dc plaatselijke directe belasting op het inkomen met eene
som te verhoogen, als noodig zou zijn om, zoo niet meer dan 25
opcenten over het gebeele jaar werden geheven, de daaruit in
vergelijk met het jaar 1868 voortspruitende mindere opbrengst
dezer belasting te dekken. Immers, terwijl over dc 4 eerste
maanden van dat jaar 50, over de 8 laatste 25 opcenten gehe
ven wierden, hetgeen een totaal geraamd bedrag van ruim 23,000
uitmaakt, zou eene heffing van 25 opeenten over het geheele
jaar 1869 slechts ruim 17,000 opleveren, alzoo eene verminde
ring van circa 6000, waarmede in dit geval de directe belas
ting zou moeten worden verhoogd, daar anders geen behoorlijk
evenwigt tusschen inkomsten en uitgaven zou bestaan. Zelfs zou
die som hooger moeten klimmen, en zou men er, zoo niet reeds in
dit dan zeker in een volgend jaar, toe moeten komen die belasting
nagenoeg tot het gestelde maximum op te voeren, Eene heffing
van 40 opcenten over de laatste 8 maanden zal het totaal dei-
opbrengst tot ruim 24,000 brengen en later, zoo ze over het
geheele jaar wordt toegepast, tot circa 28,000 doen stijgen,
welk bedrag vrij zeker bij dc klimmende behoeften in het ver-
BlJVOEGSEL TOT DE PROVINCIALE FRIESCHE COURANT.
volg benoodigd zal zijn. Als overgangsmaatregel meent men
zich tot de heffing van 40 opcenten over de laatste 8 maanden
te kunnen beperken. Het besef der wenschelijkheid van dezen
maatregel heeft de ondergeteekenden er toe geleid in dien zin
een voorstel te doen, in weerwil van de ten vorigen jare plaats
gehad hebbende vermindering van het getal opcenten.
Mugt de Raad zich met deze voord ragt vereenigen, dan zal
het boven aangehaald besluit van 13 Febr. 1868 in vorenbe-
doelden zin moeten worden gewijzigd, ten welken einde alsdan
het vereischt ontwerp ter tafel zijner vergadering zal worden
gebragt. De voorgedragen opbrengst is aangeduid op bijl. no. 2.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. IV, Art. 1 Hoofdst. II, Afd. IV, Art. 1
J 95,060. ƒ96,040.
In verband met hetgeen hiervoren aangaande de heffing der
voorgedragen opcenten op dc personele belasting is vermeld, wordt
met betrekking tot de te heffen directe belasting op het inkomen
opgemerkt dat men gemeend heeft deze in ontvang te moeten
aanbrengen tot het bedrag als bij de vaststelling van het primitief
kohier dezer belasting voor de dienst van 1868 is gebleken te
kunnen worden verkregen door de heffing van 3,50 ten honderd
van het belastbaar inkomen.
Daarbij is men tevens uitgegaan van het beginsel, dat de uit
gaven voor werken van buitengewonen aard niet tot het geheele
bedrag door buitengewone middelen behooren te worden gedekt.
Mogt de Raad zich niet met het voorstel lot verhooging der
gemeente-opcenten op de personele belasting kunnen vereenigen,
dan zal de directe belasting minstens met 7000 moeten worden
verhoogd.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VI, Art. 1 Hoofdst. II, Afd. VI, Art. 1
ƒ1600. ƒ1400.
De aanzienlijke vermindering van het aantal honden in de ge
meente sedert het heffen eencr belasting op het houden dezer
dieren, heeft het raadzaam doen achten voor dit artikel een lager
cijfer.in ontvang te stellen, dewijl het primitief kohier dezer be
lasting over 1868 sleehts ƒ1521 bedraagt en het zich laat aan
zien datna aftrek der te verleenen afschrijvingen en van de
oninbare posten, wegens gezegd dienstjaar het te ontvangen be
drag nog al aanmerkelijk beneden de raming zal blijven.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VII, Art. 1, Hoofdst. II, Afd. VII, Art. 1,
ƒ700. J 700.
Even hoog geraamd als voor 1868, dewijl er met het oog op
de opbrengst dezer belasting in dat jaar geene redenen bestaan
om in het volgend jaar eene hoogere opbrengst dan het in ont
vang gesteld bedrag te verwachten.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 1, Hoofdst. H, Afd. VIII, Art. 1.
J 640. ƒ650.
De raming voor dit artikel is met ƒ10 verhoogd, in verband
met de ontvangst over 1867, die/ 658.30 heeft bedragen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 2, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 2.
ƒ781.50. ƒ776.50.
De op deze post uitgetrokken som is in overeenstemming met
de uitkomst der in 1868 plaats gevonden hebbende verpachting.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 3, Hoofdst. II, Aid. VIII, Art. 3,
f 2335. ƒ2342,50.
Wegens bruggelden is in ontvang gesteld het bedrag der ver
schillende pachtsommen volgens de bestaande contracten.
Nieuwe verpachting heeft plaats gevonden van de bruggelden
sub b en d vermeld, waarbij de betrokken pachtsommen ƒ7 en
„.50 meer hebben bedragen dan de voorgaande.
21
m