72
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 18G9.
Begr. 1668. Begr. 1869.
lloofdst. II, Afd. VIII, Art. 4, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 4,
523. ƒ536.
Met ingaDg van 1 Julij 1868. zijn de veergelden op nieuw
verpacht voor de thans in ontvang gestelde sommen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 5, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 5,
5250. ƒ5250.
Gelijk geraamd als voor 1868.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 6, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 6,
ƒ4424. 4424.
Voor marktgelden is in ontvang gesteld het bedrag der tegen
woordige pachtsommen, in afwachting van het resultaat dat de
op nieuw te houden verpachtingen zullen opleveren.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. V1IÏ, Art. 7, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 7,
ƒ600. f 700.
Over 1868 werd de opbrengst der vischmarkt 200 lager ge
raamd dan over 1867. In verband echter met de ontvangst in
1S67 en de vermoedelijke inkomst over 1868 is 700 als het
gemiddeld bedrag aangenomen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 8, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 8,
ƒ3310. J 3310.
Het hier uitgetrokken cijfer is het bedrag der pachtsom.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9; Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 9,
ƒ4600. J 4200.
De te ontvangen begrafenis- en grafgelden zijn f 400 lager
geraamd dan voor 1868, in verband met de opbrengst daarvan
over 1867 zoowel als omdat de raming voor 1868 is voorgeko
men te hoog te zijn opgevoerd.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Att. 10, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 10,
f 17,900. 19,255.
Betrekkelijk de opbrengst der schoolgelden wordt opgemerkt
dat de raming daarvan voor de verschillende inrigtingen van
onderwijs, met uitzondering van de burger dag- en avondschool,
is aangebragt zooveel mogelijk in overeenstemming met het te
genwoordig aantal leerlingen aan die inrigtingen geplaatst en in
verband met de opbrengst over 1867. Voor de burger dag
en avondschool is echter slechts eene som bij benadering uitge
trokken, uithoofde nog niet te voorzien is in welke mate van het
aan die inrigting te geven onderwijs gebruik zal worden gemaakt.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 11, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 11,
f 200. 200.
Gelijk geraamd als ten vorigen jare.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 12, Hoofdst. II, Afd. VIII, Art. 12,
ƒ71,000. f 69,300.
Bij de raming der inkomsten wegens de gemeentelijke gasfa
briek is gevolgd de door de Raadscommissie voor die inrigting
ingediende begrooting, waaromtrent onder verwijzing naar de
daarhij behoorende memorie van toelichting wordt opgemerkt, dat
de opbrengst der gasregten, zoomede de regten voor het gebruik
van gastoestellen en voor arbeidsloonen enz. lager zijn gesteld
dan voor 1868 in verband met de bekende opbrengst over de
eerste 6 maanden van dat jaar.
De vergoeding van de gemeente voor de straatverlichting zoo
mede de diverse ontvangsten zijn daarentegen hooger uitgetrok
ken, de eerste tengevolge van de uitbreiding die in 1867 en
1868 aan de straatverlichting is gegeven, de laatsten omdat de
thans geraamde som hoogst waarschijnlijk zal kunnen worden
ontvangen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. Ill, Art. 1, Hoofdst. UI, Art. I,
11,483.75. ƒ11,304.50.
Tengevolge van de werken tot uitbreiding van het bebouwde
gedeelte der gemeente, waardoor een gedeelte van de aan den
stads buitensingel gelegen landerijen is ingenomen, wordt voor
huur van land- en landgoederen een minder bedrag in ontvang
gesteld. Bovendien zijn de plekken gronds, sub lett. n en q
vermeld, voor memorie uitgetrokken, met het oog op de voort
zetting der werken ter uitbreiding hiervoren bedoeld.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. Ill, Art. 2,/ 5215.80. Hoofdst. Ill, Art. 2, f 4758.
Voor huur van huizen is een lager cijfer geraamd omdat lo.
de stal in de Doelestraat, vroeger verhuurd voor 80' 's jaars, is
ingenomen ten behoeve van het gebouw voor gymnastiekschool
2o. de aangekochte huizinge en woningen in de Zuiderwalsteeg
zijn geamoveerd 3o. de huur van het huis in het Nieuwstraatje
tegen 12 Mei 1869 is opgezegd in verband met eene voorgeno-
mene amotie van die huizinge en de huur van de voormalige
infirmerie is uitgetrokken tot het bedrag als over 1867 is ont
vangen. Op dit art. is in ontvang gesteld voor huur van 't
huis in de Haniasteeg 40, doch dat in het Hofstraatje is, ijl
afwachting welke bestemming daaraan zal worden gegeven, voor
memorie aangebragt evenals de lokalen der stads bank van lee
ning, waaromtrent nog geene beslissing is genomen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. III, Art. 3, 1050. Hoofdst. Ill, Art. 3, ƒ1050.
4, 450. M 4, 450.
5. 200. 5, - 200.
6» -45.50. 6, -45.50.
7, - 690. 7, - 690.
Deze inkomsten worden tot hetzelfde bedrag als over 1868
uitgetrokken, dewijl er geene aanleiding bestaat daarin wijziging
aan te brengen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. Ill, Art. 8 Hoofdst. Ill, Art. 1
ƒ4010.84. J 3810.84.
Tengevolge van 't raadsbesluit dd. 9 April 1868, goedgekeurd
door Ged. Staten bij resolutie van den 30 dier maand no. 61,
waarbij aan den pachter der opkomsten van de Irnsumarzijl c. a.
eene vermindering van de door hem verschuldigde pachtsom, ten
bedrage van ƒ200 's jaars is toegestaan wordt voor dit artikel
J 200 minder in ontvang gesteld dan ten vorigen jare.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. III, Art. 9Hoofdst. III, Art. 9
ƒ502.563. ƒ502.563.
Gelijk uitgetrokken als voor 1868.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. III, Art. 10, Hoofdst. III, Art. 10,
f 3505. ƒ3605.
Wegens renten van ten behoeve der stads bunk van leening
te verstrekken gelden is ƒ100 meer in ontvang uitgetrokken, in
verband met de ontvangst te dier zake over 1867, bedragen heb
bende eene som van 628.17.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. III, Art. 11, Hoofdst. III, Art. 11,
f 13000. ƒ12500,
Even als ten vorigen jare wordt ook thans eene som in ont
vang aangebragt wegens renten van door de gemeente ten be
hoeve der gasfabriek te verstrekken of reeds verstrekte kapitalen,
boven en behalve de inkomsten die de gemeente van do fabriek
geniet, volgens daarvan aangehouden wordende rekening-courant,
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IV, Art. 1, 2505. Hoofdst. IV, Art. 1, /2505.
2, - 500. 2, - £00,
3, - 150. 3, - 15,0.
4, - 250. 4, - 250,
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1869.
73
Hoofdst. IV, Art. 5, 700.
6, - 100.
7, - 200.
8, - 1615.
Hoofdst. IV, Art. 5, 700.
6, - 100.
7, - 200.
8, - 1615.
Men heeft gemeend voor al de bovenstaande arlikclen gelijke
sommen in ontvang te moeten stellen als ten vorigen jare.
Betrekkelijk art. 8 wordt eene specificatie overgelegd als bijl. no. 3.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IV, Art. 9, 156. Hoofdst. IV, Art. 9, 191.
Het raeeider bedrag op dit artikel uitgetrokken, wordt ont
vangen uit den boedel van eene voor rekening dezer gemeente te
Francker verpleegde krankzinnige, als bijdrage in de kosten harer
verpleging.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IV, Art. 10^ 66,305.56.IIoofdst. IV, Art. 10, 66,744.15.
De op dit artikel uitgetrokken som is berekend naar het be
drag der opbrengst van de Rijks personele belasting in hoofdsom
en Rijks opcenten, over het dienstjaar 1867/68 en nader aange
duid op den staat bijlage no. 4.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IV, Art. 11, 550.
Tengevolge van 's Raads besluit dd. 1 Augustus 1868, waar
mede de heer Minister van Binnenlandsche Zaken zich heeft
vereenigd, wordt de op dit art. uitgetrokken som in ontvang
aangebragt als bijdrage van het rijk voor het te verstrekken on
derwijs in de gymnastiek aan de leerlingen der rijks hoogere
burgerschool.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IV, Art. 12, mem.
In afwachting dat de aanleg van den betrokken weg door
Ged. Staten zal zijn goedgekeurd en de toegekende subsidie
daarna zal worden uitgekeerd, wordt dit artikel voor memorie
op de begrooling aangebragt.
Begr. 1868. Begr. 1669.
Hoofdst. IV, Art. 11, mem. Hoofdst. IV, Art. 13, mem.
Voor memorie uitgetrokken in gevolge de bestaande voorschriften.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. V, Afd. I, Art. 1,ƒ56,000.
Met verwijzing naar hetgeen ter toelichting van de op Hoofd
stuk II, Afd. II en IV voorgedragen inkomsten is vermeld, wordt
opzigtc-ns het in ontvang gesteld bedrag der geldleening, tot be
strijding der uitgaven voor buitengewone werken, medegedeeld
dat, aangezien de bij bovenbedoelde toelichting vermelde verhoo
ging der opcenten op de personele belasting over 1869 niet meer
dan J 7000 zal bedragen, het raadzaam is geoordeeld wegens
dat dienstjaar, behalve het beschikbaar gebleven gedeelte van het
saldo der rekening over 1867, niet meer dan 3000 voor buiten
gewone uitgaven te besteden, zoodat het aangaan eener leeniug
tot het uitgetrokken cijfer wordt vereischt, ten einde in het te
kort op de oveiige inkomsten te voorzien.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. V, Afd. 1, Art. 2, mem.
In afwachting van de vaststelling der plannen tot voortzetting
van de werken ter vergrooting van de gasfabriek is op Hoofd
stuk III, Afd. VI der uitgaven een daartoe betrekkelijk artikel
voor memorie aangebragt. Uit dien hoofde wordt ook dit
artikel voor memorie uitgetrokken,
Begr. 1868. Begr, 1869.
Hoofdst. V, Afd. II, Art. 1, mem. Hoofdst. V, Afd. II, Art. 1, mem.
Even als vorigen jare is ook voor 1869 dit artikel voor me
morie gesteld, dewijl het onzeker is of door het aan particulieren
afstaan van, tengevolge der uitbreiding van het bebouwde gedeelte
der gemeente, te verkrijgen bouwterreinen of wel uit anderen
hoofde in 1869 ten dezen eenige ontvangst kan plaats vinden.
UITGAVEN.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. I, Afd. I, Art. 1, 1800. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 1,/* 1800.
2, - 1500. 2,- 1500.
3,-1800. 3,- 1800.
Tot gelijk bedrag uitgetrokken als voor 1868.
Hoofdst. I, Afd. I, Art. 4, - 1600. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 4,-1800.
Op dit artikel is 200 meer in uitgaaf gesteld, tengevolge van
het besluit van Ged. Staten van Friesland dd. 13 Febv. 1868,
r.o. 41 goedgekeurd bij koninklijk besluit van den 21 dier maand
no. 57, waarbij aan den ontvanger dezer gemeente, J. D. Simon,
zoolang bij zijne tegenwoordige functie blijft bekleeden, boven
zijne jaarwedde eene personele toelage tot dat meerder bedrag
is toegekend.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. I, Afd. I, Art. 5,/1450. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 1450.
6,- 500. 6,- 500.
Gelijk gesteld als voor 1868.
Hoofdst. I, Afd. I, Art. 7, - 3100. Iloofdst. I, Afd. I, Art. 7, - 3500.
In verband met de uitbreiding van de gemeentelijke gasfabriek
en de tengevolge daarvan noodzakelijk geworden verplaatsing van
de werk- en bergplaatsen ten behoeve der stads fabricage is het
wenschelijk voorgekomen die werk- en bergplaatsen zoomede het
kantoor van den gemeente-architect over te brengen naar het ge
deelte van den kavalleriestal, thaus weder bij de gemeente in
gebruik.
Die localiteit toch eigent zich, na eene betrekkelijk geringe
verbouwing, waarvan de kosten globaal zijn geraamd op 2000,
daarvoor zoowel door de ruimte welke zij aanbiedt, als door hare
ligging aan een ruim vaarwater. Bovendien is, in den eersten
tij 1 althans, voor die stallen naar men meent geene andere be
stemming aan te wijzen. Dit zoo zijnde, is mede overwogen of
dan tevens daarbij eene woning voor den gemeente-architect zou
kunnen en behooren te worden ingerigt. De architect, des
verstaan, heeft te kennen gegeven dat naar zijn oordeel daartoe moge
lijkheid bestond, indien namentlijk over een gedeelte van de stallen,
welke nog bij het Rijk in gebruik zijn, kon worden beschikt. De
onzekerheid echter of de gemeente die beschikking wel zou er
langen, 't geen op grond van verkregen ervaring aan bedenking
onderhevig schijnt, maar bovenal de voorzeker niet geringe kosten,
die op de bouwing van het bedoelde woonhuis zouden vallen,
hebben het niet raadzaam doen achten, immers al dadelijk, daar
toe over te gaan. Ofschoon men erkent dat 't in enkele opzig-
ten wenschelijk is te achten, dat de architect in de onraiddelijke
nabijheid van de timmerwerf en van zijn bureau woont, rekent
men dit, ook met het oog op 't geen elders plaats vindt, toch
niet volstrekt noodzakelijk en meent men dat, in verband met
de voren aangeduide bezwaren, in ieder geval eene wijziging van
de bestaande orde van zaken, bij wijze van proefneming, zeer is
aan te bevelen.
't Spreekt echter van zelf, dat de architect, thans in het genot
eener vrije woning, bij zoodanige wijziging voor het verlies daar
van schadeloos behoort te worden gesteld.
Uit dien hoofde wordt op dit artikel eene som van f 400 in
uitgaaf gesteld als vergoeding voor huishuur ten behoeve van ge
zegden ambtenaar, welk bedrag met het oog op den stand der
huurprijzen wordt geacht evenredig te zijn aan het genot van
vrije woning thans aan den architect toegekend. Ofschoon het
zeer onzeker is of met lo Januarij 1869 reeds door den architect
zijne tegenwoordige woning zal moeten worden ontruimd is het
echter verkieslijk geoordeeld de voorgedragen vergoeding tot het
volle bedrag in uitgaaf te stellen, ten einde daarover naar gelang
der behoefte te kunnen beschikken.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. I, Afd. I, Art.8^ 5350. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 8,- 5350.
■wTip j m