76 GEMEEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Geraeente-bcgrooting 1869. geacht. Mede ia een lager cijfer uitgetrokken voor aankoop van raetera enz. in voorraad, met het oog op het aantal dier voorwerpen thans nog bij de fabriek aanwezig. Begr. 1868. Begr. 1869. Iloofdst.III, Afd.V, Art.5,2000. Hoofdst.III, Afd.V, Art.5, ƒ1500. In verband met de omstandigheid dat de uitgaaf op dit art. over 1867 slechts 908.985 heeft bedragen, die echter tenge volge van het gebruik der exhausters voortaan eenige verhooging zal ondergaan, is wegens dezen post de som van ƒ1500 vol doende geacht. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. V, Art. 6, Iloofdst. Ill, Afd. V, Art. 6, ƒ300. 800. Tot een gelijk bedrag uitgetrokken als over 1868. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. V, Art. 7, Hoofdst. Ill, Afd. V, Art. 7, ƒ13,000- ƒ12,500. Ten vorigen jare was op dit art. in uitgaaf gesteld een bedrag van ƒ13,000 wegens 5% rente van een kapitaal ad 260,000. Hierbij gevoegd de daaronder niet begrepen aanne mingssom van het tweede gedeelte der werken tot uitbreiding van de gasfabriek ad- 20,480. Maakt een bedrag van 280,480. Van dit bedrag dient echter te worden afgetrokken a. de zuivere winst over 1867 door de fabriek verkregen en beloopendeƒ18,916.193. b. de winst over 1868, voorloopig begroot op t 11,563.803. 30,480. Zoodat wegens eeu kapitaal van .ƒ250,000. over 1869 rente aan de gemeente zal verschuldigd zijn en die, berekend naar 5%, beloopt het in uitgaaf gesteld bedrag. Hoofdst. Ill, Afd. VI. Alvorens over te gaan tot de toelichting van de afzonderlijke artikelen dezer afdeeling wordt opgemerkt lo. dat, in voldoening aan den daaromtrent door den Raad bij de behandeling van de gemeente-begrooting voor het loopend dienstjaar uitgedrukten wensch, deze afdeeling in twee rubrieken is gesplitst; dat onder de met de letter A aangeduide zijn ge- bragt de werken, waarvan de kosten, naar men meent, uit de gewone middelen moeten worden bestreden en onder die met de letter B aangegeven de werken, waarvan de kosten uit buitenge wone middelen dienen te worden gehoed. 2o. dat voor de vaststelling van de onderwerpelijke concept- begrooting en speciaal van de nu behandelde afdeeling, door de ondergeteekenden met de commissie voor openbare werken is ge houden het overleg bedoeld bij art. 6 der verordening regelende den werkkring dier commissie. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst.III, Afd. VI, Art. 1 ƒ2000. Omtrent den aard en omvang van het hier bedoeld werk, zoo mede opzigtens de redenen, die er toe hebben geleid om de uit voering daarvan voor te stellen, wordt verwezen naar de toe lichting op art. 7a der le afdeeling van hoofdstuk I der uit gaven hiervoren gegeven. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst.III, Afd. VI, Art. 2, 2000. De demping der gracht, welke geloopen heeft van de Doele- pijp tot aan de Oldehoofster waterpoort heeft het wenschelijk doen achten, dat in deze buurt, even als reeds elders in de ge meente is geschied, pompen op de brandputten gesteld en daarin de vercischte toestellen voor de brandblussching aangebragt worden. De doelmatigheid van de laatstbedoelde toestellen acht men door de ondervinding voldoende bewezen. Ook op de Nieuwe- buren moeten nog dergelijke pompen op sommige brandputten worden geplaatst. De op de aanschaffing van een en ander le vallen kosten rekent men met de hier voorgestelde som te kunnen bestrijden. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst.III, Afd. VI, Art. 3,2990. De uitvoering van het werk der verbetering van het Jacobijner kerkhof, waarvoor reeds op de begrooting voor het dienstjaar 1867 door den Raad de vcreischte gelden, tot het thans uitge trokken bedrag, beschikbaar waren gesteld, heeft tot dusver nog niet plaats gehad omdat men, gelijk reeds een en andermaal werd opgemerkt, het verkieslijk achtte daarmede te wachten tot dat de onderhandelingen met heeren kerkvoogden omtrent den aan maak van regen waterbakken bij de groot e of Jacobijner kerk door de gemeente tot eenig resultaat zouden hebben geleid. En ofschoon nu die onderhandelingen tijdelijk zijn geschorst tenge volge van het onderzoek naar het doelmatige en uitvoerbare van den aar.lcg vau een' tweeden verschwatervijver, vleit men zich toch, dat de zaak nog zóó vroegtijdig in staat van wijzen zal komen, dat in 1869 de reeds lang gewenschtc verbetering van gemeld kerkhof tot stand kan worden gebragt. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. HI, Afd. VI, Art. 4,/800. De verbetering van het Oldehoofster kerkhof, waarmede wordt bedoeld het maken van wandelwegen en gazons zoomede de be planting met opgaande boomen en die, na de demping van de gracht, welke vroeger liep tusschen de Doelepijp en de Olde hoofster waterpoort en de daaruit voortgevloeide afgraving van dat kerkhof noodig is geworden, zag men gaarne inv1869 lot stand gebragt. De kosten zullen met het voorgesteld bedrag kunnen worden be streden. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 5, ƒ500. De aanmaak van meerdere publieke secreten en waterplaatsen wordt, in het belang van de openbare reinheid, wenschelijk en noodig geoordeeld en daarom hier de vereischte uitgaaf voorge steld. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 6, memorie. Blijkens door den gemeente-architect gegeven inlichtingen is de verzakking van het terrein vóór de kavalleiïestallen, op welke ten vorigen jare in de toelichting op de gemeente-begrooting voor het nu loopend dienstjaar werd gewezen, nog niet geëindigd en 't daarom te vreezen, dat de ordening van dat terrein in 1869 nog niet zal kunnen geschieden. De ondergeteekenden zijn echter zoo zeer overtuigd dat daar mede niet langer moet worden gewacht dan hoog noodig is, dat zij gemeend hebben deze post, zij 't dan ook voor memorie, op de onderwerpelijke begrooting te moeten brengen. Begr, 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 7, 30,000. Het voor de hierbedoelde demping uitgetrokken kostenbedrag is door den gemeente-architect geraamd in verband met zijne mecning, dat het door die demping te verkrijgen terrein, hoofd zakelijk in het belang der brandblussching, niet aan de publieke dienst kan worden onttrokken en steunt grootendeels op door de ondervinding aangegeven berekeningen. Bij de onzekerheid, die ook met het oog op de daaromtrent gebleken zienswijze v^n sommigen der hierna bedoelde eigenaren bestaat, of ook, indien men in strijd met het gevoelen van den architect dat terrein wel aan de eigenaren der aan het vaarwater gelegen panden zou wcnschen af te staan, te dien opzigte de noodige overeenkom sten zouden kunnen worden getroffen, zijn de ondergeteekenden nog tot geen vast besluit gekomen en hebben zij daarom gemeend GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1869. 77 in dezen de voordragt van den GcmccDtc-architccht onveranderd te moeten volgen. Overigens achten zij het niet overbodig hier op te merken dat, naar aanleiding van de door den Raad aan hen gedane opdragt, de bedoelde eigenaren in de gelegenheid zijn gesteld geworden om hunne bezwaren tegen de voorgenomen demping, zoo die mogten bestaan, mede te deelen en men zich voorstelt zoo mo gelijk nog bij de behandeling dezer bcgrooting den Raad daar mede in kennis, te stellen. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd.VI, Art. 8, memorie. De ondergeteekenden hadden zich gevleid, na 's Raadsbesluit waarbij de juiste plaats voor het te stichten beursgebouw is aan gewezen, spoedig in de gelegenheid te zullen worden gesteld de plannen daartoe aan den Raad te kunnen aanbieden. Onmiddelijk en ook later bij herhaling toch is de Architect uitgenoodigd hun de vereischte gegevens tc verstrekken. 't Schijnt echter dat de voorbereiding van en het toezigt op de vele en gewigtige openbare werken welke in 1868 uitvoering hebben erlangd of nog aanhangig zijn, dien ambtenaar geen beschikbaren tijd hebben overgelaten om zóó spoedig aan die opdragt te voldoen als «le ondergeteekenden hadden gewenscht. Ofschoon men nog immer de hoop koestert dat in 1869 aan 's ltaads vorenbedoeld besluit uilvoering zal kunnen worden ge geven, heeft men toch gemeend hier geene cijfers te moeten aan brengen die wel door den Architect geraamd doch overigens niet voldoende toegelicht zijn. Begr. 1868, Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI. Art. 9^17000. De hier voorgestelde som zal moeten strekken tot het leggen eener klinkertbestrating in den nieuwen toegangsweg naar het stationsgebouw der staatsspoorwegen in deze gemeente, langs de beide kaaijen, in de Zuidcrwalsteeg, de straat tegenover de Oude Lombardsteeg en tot het planten van boomen langs dien weg, de bedoelde kaaijen en de laatstgcmehlc straal. Die bestratingen welke voldoende worden beschouwd om ge dacht stationsgebouw met de omliggende straten, paden en brug gen te verbinden, zullen worden gelegd ter plaatse waar in het vervolg de rijwegen of de keibestratingen moeten komen om ze later, wanneer tot het leggen daarvan worrlt overgegaan, te ge bruiken tot de trottoirs cn bestrating langs de wallen der gracht. De aanleg van meerdere werken, zoo als trottoirs, riolen en kolken acht men onuoodig, zoo lang geene gebouwen worden gesticht. Begr. 1868. Begr. I860. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 10, memorie. Over de hier bedoelde onteigening is met den Minister van Binnenlandsche Zaken, door tusschenkomst van Heeren Gedepu teerde Staten, eene correspondentie loopende, waarvan het resultaat te zijner tijd aan den Raad zal worden medegedeeld. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 11, memorie. De bij dit artikel bedoelde werken zullen hoofdzakelijk bestaan in eene verbetering van het bij de fabriek behoorend kantoor, de voor den Directeur bestemde woning en afsluiting van het terrein. Aangezien de daartoe betrekkelijke plannen nog niet in gereed heid zijn, is de post voor memorie gesteld. De vereischte voor stellen zullen te zijner tijd aan den Raad ter beoordeeling worden ingezonden. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 12,7600. l)e Raad heeft, na kennis genomen te hebben van de betrek kelijke plannen van den Gemeente-Architect, waarop 't bij dit artikel uitgetrokken cijfer steunt, bij zijn besluit van 'den 9 Ju 1 ij 1868, no. '%i, onder anderen zich in beginsel genegen verklaard om de daarbij bedoelde bakken, onder nader met heeren Kerk voogden der Ned. Hervormde Gemeente gemeenschappelijk vast te stellen voorwaarden, voor rekening der gemeente te doen aan maken. Wel is, gelijk reeds bij art. 3 dezer afdeeling te ken nen werd gegeven, de uitvoering van dat besluit verduagd, doch de ondergeteekenden hebben daarin geen genoegzaam motief ge vonden om de onderwerpelijke post vmi de begrooting weg le laten of ook ze voor memorie uit te trekker.. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 13,6400. Tot het leggen van de hierbedoelde brug besloot de Raad in zijne vergadering van den 13 Aug. 1868, 'tis echter niet le voorzien dat aan dit besluit nog in 1868 volledig uitvoering zal kunnen worflen gegeven. Men heeft daarom gemeend voor de daarop te vallen kosten bij de onderwerpelijke begrooting de vcreischte fondsen beschikbaar te moeten stellen. Wat het cijfer betreft zij opgemerkt, dat bij de indertijd aan den Raad overgelegde door den Gemeente-architect opgemaakte begrooting van kosten, ten bedrage van ƒ7900, op eene afzon derlijke brugwachterswoning gerekend en daarvoor eene som van ƒ1500 uilgetrokken was. Bij nader onderzoek is 't echter gebleken dat aan den brugwachter in het gedeelte der kavallericslallcn, thans weder bij de gemeente in gebruik, een doelmatig verblijf kan worden aangewezen, 't geen dan ook bij het opmaken van 't bestek in acht zal worden genomen. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ5271. Hoofdst. IV, Art. 1, ƒ5296. Op dit artikel zijn aangebragt de uitgaven door het collegie brandmeesters voorgedragen bij de begrooting van «ie kosten der brandweer, dienst 1869, overgelegd als bijlage no. 7. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. V, Art. 1, ƒ2170. Hoofdst. V, Art. I, 1990. Voor onderhoud van huizen is een lager cijfer uitgetrokken uithoofde de buitengewone herstellingskosten over het geheel met een minder bedrag zullen kunnen worden bestreden dan in 1868 daarvoor beschikbaar is gesteld. Overigens wordt opgemerkt dat wegens onderhoud van het huis in 't Nicuvvstraatje slechts 25 is geraamd voor de herstellingen die tot 12 Mei 1869 daaraan noodg raogtcn zijn. Voorts is ter zake onderhoud van het huis „Bellcvue" 75 aangebragt, omdat in dat onderhoud dient te worden voorzien zoolang aan dit pand geene bepaalde bestemming is gegeven. Dit laatste is mede van toepassing op de huizen in de Haniasteeg en in het Hofstraat je, waarvoor eveneens eene som in uitgaaf is gesteld. Uithoofde nog niet bekend is welk gedeelte Van «le oostelijke helft der kavalleriestallen beschikbaar zal blijven, nadat daarin «Ie werk plaatsen voor «le fabricage en het kantoor van den Architect zullen zijn overgebragt, is voor onderhoud van het overblijvend gedeelte 50 op de begrooting uitgetrokken. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. V, Art. la, /100. Hoofdst. V, Ar'. Iff, f 100. Pc onderhoudskosten van «le Irnsumerzijl c. a. zijn tot gelijk bedrag begroot als over 1868. Begr. 1868. Begr. 1869. Hoofdst. V, Art. 2, 2600. Iloofdst. V, Art. 2, 2600. 3, - 100. 3, - 100. Gelijk voorgedragen als over 1868. Opzigtens art. 2 wordt verwezen naar bijlage no. 8. Begr. 1868. Begr. 1868. Hoofdst. V, Art. 4, ƒ400. Hoofdst. V, Art. 4, ƒ500. In verband met de uitgaaf op dit artikel over 1867 die ƒ441.51 heeft bedragen en met het oog op het meerder bedrag

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1868 | | pagina 40