80
GE.\! I, :.NTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1869.
gende, is op deze post cenc som van ƒ100 aangebragt, ter
bestrijding der kosten die vereischt raogten worden ter zake her
stelling der aanwezige of mogelijke aanschaffing van nieuwe toe
stellen en werktuigen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VII,Afd. Ill, Art. 1,100. Hoofdst.VII,Afd.UI,Art. 1/100.
2,-100. 2,-100.
3,-150. 3,-150.
De op deze artikelen in uitgaaf gestelde sommen zijn gelijk
aan die over 1868 toegestaan.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. Vil, Afd. IV, Art. 1, Hoofdst. VII, Afd. IV, Art. 1,
ƒ3796. 3650.50.
Deze toelage is in uitgaaf gesteld tot het bedrag als door
den schuttersraad bij zijne, als bijlage no. 15 oveigelegdc be
grooting over 1869 is oorgedragen.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. 11, Afd. IV, Art. 2,/25. Iloofdst. VII, Afd.IV, Art.2,/25.
3,-20. 3,-20.
Even hoog geraamd als ten vorigen jare.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VII, Afd. V, Art. 1/100. Hoofdst. VII, Afd. V, Art. 1,/150.
2,-300. 2,-500.
In 1 869 moet worden verevend het aandeel der gemeente in
de kwade posten wegens de grondbelasting dienst 1866 en we
gens de personele belasting dienst 1866/67. Met het oog op
de meerdere opbrengst die, aanvangende met gezegde dienstjaren
voor dc gemeeüte is voortgevloeid uit de heffing van een hooger
bedrag der opcenten op die belastingen, zal ook het te betalen
aandeel in de kwade posten eene hoogere som beloopen en tot
dat einde de uitgetrokken bedragen vermoedelijk benoodigd zijn.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst.VII,Afd.V, Art. 8,/ 300. Hoofdst.VII,Afd.V,Art. 3/ 300.
4,-1615, 4,-1615.
Voor deze artikelen worden gelijke sommen in uitgaaf gesteld
als over 1868. Het op art. 3 te verantwoorden bedrag, van
verschillende omstandigheden afhankelijk, kan niet met eenige
juistheid worden aangewezen. Wat art. 4 betreft wordt opge
merkt dat de daarvoor uitgetrokken som mede in ontvang is
gesteld op hoofdstuk IV art. 8 der inkomsten.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VII, Afd. VI, Art. 1, Hoofdst. VII, Afd. VI, Art. 1,
f 6600. ƒ6600.
Vaste uitgaaf die geene toelichting behoeft.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 1, Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. I,
25,797.50. 29,280.
Na aftrek der renten wegens de aandeelen in aangegane geld-
leeningen, ter aflossing waarvan bij de begrooting voor de dienst
van 1868 eene som 11000 beschikbaar is gesteld, is het be
drag der over 1869 verschuldigde renten als volgt:
Wegens de geldleening aangegaan in: a. 1853, tot een bedrag
van 147,000 rentende 4°/£, na aflossing in 1868 van 3 obli
gation, per resto groot 120,000 4800.00.
b. 1S56, ad f 110,000 rentende é/2°/o na aflos
sing in 1868 van 2 obligatien, per resto groot/92000 - 4140.00.
c. 1859, ad 78000 rentende 5°/0, na aflossing
in 1868 van 3 obligatien per resto groot ƒ36000 - 1800.00,
d. 1862, ad f 84000 rentende 4>/2°/0, na aflos
sing in 1868 van 2 obligatien per resto groot 82000 - 3690.00.
e. 1863, ad ƒ64000 rentende 4'/2pct, waarvan
alsnog geene aflossing heeft plaats gehad - 2880.00,
Transportere ƒ17310.00.
Transport 17310.00.
1864, ad ƒ25000, rentende 5 pet., waarvan
mede nog geene aflossing heeft plaats gevonden - 1250.00.
g. 1865 en 1866, groot ƒ117000 rentende 5 pet.,
na aflossing in 1868 van éêne obligatie per resto
groot ƒ116000 - 5800.00.
Voorts is onder de op dit art. uitgetrokken som
begrepen de rente ad 5 pet. van de leening, groot
ƒ75000, voor de dienst 1868 onder de inkomsten
opgenomen, bedragende- 3750.00.
Van deze leening is nog slechts f 33000, genego-
tieerd doch het resterend bedrag zal ten behoeve van
de dienst 1868 worden vereischt ofschoon het juiste
tijdstip der opname nog niet kan worden bepaald.
Eindelijk is in uitgaaf gesteld wegens rente voor 5
maanden, berekend naar 5 pet., van het bedrag der
over dit dienstjaar onder de inkomsten opgenomen
geldleening ad ƒ56000, eene som van - 1170.00.
Totaal
ƒ29280.00.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 2, Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 2,
12,200. 10,900.
Op dit artikel zijn in uitgaaf gebragt de renten over 1869
verschuldigd wegens de ten behoeve der gasfabriek aangegane
geldleeningeu als
van de leening, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 Augus
tus 1865 op 160,000, doch in 1867 afgesloten op een bedrag
van 154,000 rentende 5°/0, waarvan in 1868 ƒ3000 wordt af
gelost 7550.00,
van de in 1867 opgenomen le serie der lee
ning groot 105,000 tot een bedrag van 67,000
rentende 5%3350.00.
Te zamen f 10,900.00.
Hieromtrent wordt verder opgemerkt dat de som van/20,000
over 1868 onder de inkomsten aangebragt als opbrengst eener
volgende serie der geldleening voor de uitbreiding van de gasfa
briek, groot 105,000, voor alsnog niet is genegoticerd en waar
schijnlijk de opneming daarvan voor de dienst 186S zal kunnen
worden vermeden.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 3, Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 3,
11,000. ƒ13,000.
Voor aflossing van schuld moet, volgens de betrekkelijke plans
van leening, voor de dienst 1869 beschikbaar worden gesteld
6000. Met het oog op het aanzienlijk bedrag der ten laste
'lezer gemeente aangegane geldleeningen is het wenschelijk geacht,
behalve evengemeld bedrag alsnog eene som van f 7000 op dit
artikel beschikbaar te stellen, waaromtrent te zijner tijd door den
Raad zal worden bepaald van welke geldleeningen met dat be
drag aflossing zal plaats vinden.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. I, Art. 4, Hoofdst. VIII, Afd. I, Art, 4,
3000. ƒ3000.
Overeenkomstig het plan dor in 1865 vastgestelde geldlee
ning voor de ovenyyne en exploitatie der gasfabriek wordt op
dit art. wederom ƒ3000 in uitgaaf gesteld.
Begr- 1858. Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. Ill, Art. 1, Hoofdst. VIII, Afd. Ill, Art. 1
ƒ3467. ƒ3242.
Tengevolge var. het overlijden van P. Vinken, oud-torenwachter
in deze gemeente, die een jaarlijksch pensioen genoot van ƒ225,
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Memorie van Toelichting der Gemeente-begrooting 1869.
81
is het thans voor dit artikel uitgetrokken bedrag ten bestem
den einde voldoende. Ten dezen wordt verder verwezen naar
bijl. no. 15.
Begr. 1868 Begr. 1869.
Hoofdst. VIII, Afd. III, Art. 2, Hoofdst. VIII, Afd. III, Art. 2,
ƒ300. f 300.
3, 3,
ƒ550. 550.
Hoofdst. 4, Hoofdst. 4,
156. 156.
Hoofdst. IX, I, 1, Hoofdst. IX, I, 1,
ƒ100. ƒ100.
Hoofdst. II, 1. Hoofdst. II, 1,
25. ƒ25.
Voor de hier vermelde artikelen zijn gelijke sommen in uit
gaaf gesteld als over 1868, dewijl er geene omstandigheden be
kend zijn die tot eene wijziging der uitgetrokken bedragen aan
leiding kunnen geven. De uitgaaf wegens art. 3 is aangeduid
op bijl. no. 16.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst, IX, Afd. Ill, Art. 1, Hoofdst. IX, Afd. Ill, Art. 1,
ƒ1520. ƒ1600.
In verband met de noodzakelijke aanschaffing van nieuwe
vlaggen voor de gemeente en de aan te brengen vernieuwingen
aan de toestellen ten dienste van openbare vermakelijkheden is
voor het onderdeel b van dit artikel een hooger cijfer in uitgaaf
gesteld. De sommen voor de overige onderdeden uitgetrokken
zijn gelijk aan die over 1868.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. IX, Afd. III, Art. 2, Hoofdst. IX, Afd. III, Art. 2,
ƒ2200. ƒ2200.
Voor subsidie ten behoeve van het stedelijk rauzijkkorps is
wederom ƒ2200 aangebragt.
Begr. 1868. Begr. 1869.
Hoofdst. XI, Art. I, 9200. Hoofdst. XI, Art. 1, ƒ9000.
Ter bestrijding van onvoorziene uitgaven zoowel als ter ver
sterking der toegestane sommen voor sommige artikelen die even
tueel zullen blijken ontoereikend te zijn, heeft men gemeend
eene som van 9000 op de begrooting te moeten aanbrengen,
ten einde daardoor tevens in staat te zijn om, door af- en over
schrijving, te kunnen voorzien in de uitgaaf die vereischt mogt
worden wegens de voor memorie op de begrooting gestelde ai
tikelen.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
DIRK ZEPER.
Be Secretaris,
DF. SWART.