L! Memorie van Beantwoording tjIqqS- idt>8 GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot de zitting van Donderdag den 12 November 1868. 91 van het Verslag der Commi-sie van Rapporteurs benoemd door de sectiën van den Raad der Ge meente Leeuwarden bij het onderzoek van de concept-begrooting van de Inkomsten en Uitgaven dier Gemeente, voor het dienstjaar 1869. UITGAVEN. Hoofdst. I, Afd. I, Art. 4. Ofschoon, volgens de meening van de ondergeteekenden, uit de memorie van toelichting voldoende blijkt, dat onder 't hier uitgetrokken cijfer eene personele toelage voor den tegenwoordigcn titularis is begrepen, hebben zij evenwel tegen 't aanbrengen der voorgestelde splitsing geen bezwaar, wanneer dit voor de duide lijkheid noodig wordt geoordeeld. Hoofdst. II, Afd. X, Art. 2. Behalve de reis- en verblijfkosten door de ondergeteekenden of commissiën uit den Raad te maken, wanneer zij zich tot het doen van inspectiën of om inlichtingen te erlangen buiten de gemeente moeten begeven, worden uit dit artikel gehoed die, welke door den Gemeente-architect worden gemaakt, indien hij zich buiten de gemeente begeeft, 't zij om met betrekking tot het onderhoud van gemeente-eigendommen inspectiën in loco te doen, 't zij om in persoon een onderzoek in te stellen naar elders bestaande in- rigtingen of aangebragte verbeteringen. Zijn die reizen noodig tot het keuren van buiten de gemeente, ten haren behoeve, aangenomen werken en leverantiën, dau wor den de gemaakte kosten, bijna zonder uitzondering, vergoed door de aannemers zeiven, die daartoe volgens de voorwaarden van aanbesteding gehouden zijn. Acht de Raad eene aanwijzing van een en ander in de memorie van toelichting noodig of wenschelijk, dan zal daarop kunnen worden gelet bij het aanbrengen van de wijzigingen in die memorie, die telken jare na de vaststelling der begrooting noodzakelijk blijken te zijn en waarvan de redactie in den regel aan de ondergeteekenden wordt overgelaten. Ofschoon uit den aard der zaak eene juiste raming van den onderwerpelijken post niet wel mogelijk is, wordt 't thans voor gedragen cijfer voldoende geacht. Redenen die eene verhooging daarvan zouden kunnen wettigen, zijn althans voor dit oogenblik niet bekend. Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. Ie. Dat er in dc gemeente plaatsen zijn aan te wijzen, waar de bestrating voor verbetering vatbaar moet worden geacht, wordt niet ontkend. Dit zal ook wel steeds "net geval blijven en geene bevreemding kunnen wekken, wanneer men in het oog houdt welken grooten omvang die bestrating heeft, en op dc vele en velerlei oorzaken let, tengevolge waarvan herstelling noodig wordt. Zoo is b. v. de voor dit oogenblik min gunstige toestand der bestrating aan de binnenzijde van de Vrouwenpoortsbrug't gevolg daarvan, dat ze onlangs is opgebroken moeten worden voor den aanleg van gaspijpen terwijl de bestrating van de Muntjemuur- straat, mede voor betrekkelijk korten tijd, tengevolge van den aanleg van een gemeentelijk riool en het doen van afgravingen, verlegd is geworden. Verzakkingen worden in die gevallen bijna altijd waargenomen. Wat de Slotmakersstraat aangaat, ze behoort onder die straten welke, om hare geringe breedte, altijd door de wagens in 't zelfde spoor wordeD bereden, waardoor de bestrating bijzonder veel heeft te lijden. Bijvoegsel tot de Provinciale Eribsciie Courant. Of overigens de bestrating in de Ossekop zoo dringend her stelling behoeft als i i de 3e sectie schijnt beweerd te zijn, achten de ondergeteekenden aan twijfel onderhevig. In 't algemeen zij echter opgemerkt, dat van de bestratingen, welke herstelling ven ischen, steeds aantcekening wordt gehouden dat die herstellingen geleidelijk worden aangebragt en het be drag der jaarlijks daarvoor aangevraagde gelden, in verband met een en ander wordt vastgesteld. De mindere doelmatigheid van de deksels der brandputten, speciaal op het Schocnmakersperk en den Groeneweg en de wijze waarop daarin verbetering kau worden aangebragt, heeft bereids bij de ondergeteeke! den een punt van overweging uitgemaakt, 't Heeft er toe geleid om den put, welke op den hoek van de Doclestraat en de Grootc Kerkstraat is aangelegd, Dij wijze van proefneming, te voorzien van een plat houten deksel. Blijkt 't, dat deze wijze van sluiting voldoende is, 't geen men bijna wel als zeker durft stellen, dat ligt 't in de bedoeling om ze ook op de overige brandputten in de gemeente toe te passen. Aan de bevloering met kubus quenast keijen, waarvan de be oogde inconveniënter., naar men meent, slechts daar worden onder vonden, waar de bestrating min of meer hellend is, is al reeds sints geruimen tijd geene uitbreiding gegeven. Overigens is een onderzoek aanhangig om daar waar het gevaarlijke en onbruik bare van zoodanige bestrating door de ondervinding 't overtui gendst is bewezen, zonder al te groute financieele opoffering voor de gemeente, voorziening te treffen. Hoofdst. Ill, Afd. I, Art. 1 h. Tegen dc voorgestelde toevoeging in de omschrijving van dit artikel hebben de ondergeteekenden geene bedenkingen, ofschoon zij vermecnen te moeten opmerken, dat ook zonder die toevoe ging 't onderhoud van den hier bedoelden weg en van gemeld dijkje niet verder ten laste der gemeente wordt gebragt als met hare verpligting is overeen te brengen. De \oor 't onderhoud van dat dijkje voorgedragen gelden wor den door den Gemeente-architect, nog nader daarover verstaan, voldoende geacht orn dat voorwerp aan zijne bestemming te doen beantwoorden. Hoofdst. Ill, Afd. VI. Hoewel de ondergeteekenden zich r.iet herinneren, dat tegen de wijze waarop gewoonlijk de beplantingen in deze gemeente geschieden, bij hen bedenkingen zijr. aangebragt, zijn zij echter gaarne bereid in overleg met een' deskundige, een onderzoek in te stellen omtrent de meest doelmatige uitvoering der verschil lende op de begrooting gebragte werken van dien aard. Van dat onderzoek zal, casu quo onder aanbieding der vereischte voorstellen, aan den Raad verslag worden gedaan. Hoofdst. Ill, Afd. VI, Art. 3. "VVordt artikel 12 dezer afdeeling „het maken van regenbakken bij de Groote kerk", zoo als door de commissie van rapporteurs is voorgesteld, op de door haar daarvoor aangevoerde gronden, „voor memorie" uitgetrokken, dan zullen die zelfde gronden er ook toe moeten leiden om voor de verbetering van dat kerkhof geen cijfer op de bcgrooting uit te trekken. Maar ook afgescheiden hiervan, achten dc ondergeteekenden 't met het oog op de omstandigheid, dat 't getal der opcenten op de hoofdsom van dc Rijks personele belasting waarschijnlijk op 25 zal blijven bepaald, voor eene deugdelijke verhouding tusschen de uitgaven en de middelen waaruit ze moeten worden bestreden, wenschelijk den onderwerpelijken post „voor memorie" te stellen. Bij dc ontwikkeling van hun gevoelen omtrent de wijze waarop de inkomsten behooren geregeld te worden, zal dit nader worden aangetoond. 27

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1868 | | pagina 47