By 18 fa
GEMEENTERAAD TE LEEUWARDEN. Bijlage behoorende tot het Verslag van Donderdag 27 Eebruarij lïffiS. 11
VOORSTEL van Burgemeester en Wei houders tot aanwijzing
der juiste plaat3 voor het te stichten beursgebouw.
Mijne Heeren
Bij Uw besluit van den 11 April 18G7 no. 7/2l, werd:
lo. in beginsel aangenomen, dat een voor de behoeften van
den handel voldoend beursgebouw zal worden gesticht bij of op
het terrein gelegen tusschen de lijn der Staats-spoorwegen Har-
lingenLeeuwarden en het Zaailand alhier, besterad voor de
uitbreiding van het bebouwde gedeelte der gemeente;
2o. ons collegie uitgenoodigd ora, zoodra het grondplan der
sub lo. bedoelde uitbreiding door U zou zijn vastgesteld, de noo-
dige voorstellen in te dienen met betrekking tot (le juiste plaats,
waar het nieuw te stichten beursgebouw zal worden daargestcld,
vergezeld, zoo mogelijk, van een plan voor de stichting zelve en
van eene opgave der daarop te vallen kosten.
Naar aanleiding van die opdragt is, zoo als wel van zelf
spreekt, allereerst door ons een onderzoek ingesteld naar de
verschillende plaatsen, die op het aangewezen terrein zich voor
de bedoelde stichting aanbevalen, en hebben deze daarna het
onderwerp eener gezette overweging uitgemaakt. Een en ander
heeft langer moeten duren dan wij ons primitief hadden voor
gesteld, ook tengevolge van de wijziging, die ons oorspronkelijk
voorstel, waarvan Uw bovenaangehaald besluit 't gevolg was, in
den loop der discussien had ondergaan.
Door die wijziging toch, oogenschijnlijk van geringe bcteekc-
nis, werd ons de verpligting opgelegd, om niet alleen op het
terrein tusschen den Staats-spoorweg en het Zaailand, maar ook
daar builenzij 't dan ook in de nabijheid, de meest geschikte
plaats voor het verlangde beursgebouw te zoeken.
De slotsom onzer beraadslagingen nu is geweest dat, althans
naar onze meening, behalve de drie op het grondplan der uit
breiding van de bebouwing der gemeente voorloopig aangegeven
plaatsen, nog twee daarvoor bepaald in aanmerking behooren te
komen en wel
a. de ruimte tegenover de sociëteit „Amicitia," thans dienst
baar gemaakt voor het houden der veemarkt, eene plaats, die
zich, met het oog zoo op den welstand als op het gerief, in alle
opzigten aanbeval, en
b. het bouwterrein op gemeld grondplan met de letter D aan
geduid.
Bij nadere beschouwing van het eerst bedoeld terrein echter
deden zich daartegen bezwaren op, van zoo overwegenden aard,
dat wij, hoe ongaarne ook, ons genoopt gevoelden het denkbeeld
om de beurs aldaar te plaatsen, te laten varen.
Vooreerst toch bleek 't, dat de beantwoording der vraag, waar
heen de veemarkt zou worden overgebragt, indien 't thans daar
voor aangewezen terrein tot andere doeleinden werd gebruikt,
moeijelijker is dan men aanvankelijk zou meenen. Maar ook
al kon dit bezwaar op voldoende wijze worden opgeheven, dan
nog deed zich een ander op, dat, van technischcn aard, ook naar
des Architects meening, niet, tenzij met aanwending van bedui
dend meer kosten, voor oplossing vatbaar scheen.
Het terrein toch is niet geschikt om de fondamenten van het
beursgebouw te ontvangen, en wel omdat aldaar vroeger de oude
gracht liep en thans nog een hoofd riool aanwezig is. Minder
bedenkingen, althans uit een technisch oogpunt, ontmoette het
denkbeeld om het beoogd gebouw op het bouwterrein D te plaat
sen, een terrein, dat zich ook voor den welstand en voor het
gerief van de beursbezoekers, gunstig aanbeval. - 'tVult toch
inderdaad niet te ontkennen, dat het gebouw, wanneer 't op de
hierbedoelde plaats werd gesticht, zoodanig, dat het, in de lengte
van het noorden naar het zuiden gesteld zijnde, zoowel van den
kant der veemarkt als van dien der nieuwe kade langs een vóór-
en achterplein toegankelijk zou wezen, aldaar eene goede sier
maken en bovendien voor de beursbezoekers zeer geschikt gele
gen zijn zou.
De onmiddellijke nabijheid van de veemarkt en het daaraan
eigenaardig verbonden gedruisch, 't welk juist op den dag, waarop
van het gebouw gebruik zou worden gemaakt, pleegt plaats te
vinden, deed ons echter vreezen voor den handel aan de beurs
een inconveniënt te zullen daarstellen, dat ons te gewigtig scheen,
om aan deze plaats de voorkeur te blijveu schenken en wij kwa
men er te eerder toe om haar verder buiten aanmerking te laten
toen wij er op letten, dat de toegang naar het beursgebouw al
daar, bijlangs de bedoelde markt, 's vrijdags, door het vuil, 't
welk die markt medebrengt, ongetwijfeld zeer bemoeijelijkt zou
worden. Zoo bleven, althans naar onze meening, voor het be
oogde doel slechts de drie op het groudplan aangeduide plaat
sen over.
De Architect, des gehoord, bleef bij de reed3 vroeger door hem
te kennen gegeven zienswijze, dat de beurs aan de nieuwe kade,
achter het gebouw der Rijks Hoogere Burgerschool, behoorde te
worden geplaatst. Wij echter konden die zienswijze niet dee-
len. Vooreerst toch was het hooger kostenbedrag, dat eene
plaatsing op 't bedoeld terrein tengevolge van de heijing, welke
aldaar in meerdere mate dan op de door ons voor te stellen
plaats zou moeten geschieden, noodwendig met zich voereu zou,
voor ons, wij erkennen het gaarne, een gewigtig bezwaar. Maar
bovendien zou het beursgebouw op het door den Architect be
oogd terrein niet gevoegelijk in de lengte kunnen worden ge
steld, en derhalve een breed front moeten verkrijgen met betrek
kelijk geringe diepte. liet gevolg nu van het eerste zou on
getwijfeld al weder eene verhooging van de kosten zijn, welke,
onzes inziens, zoo eenigzins mogelijk, dient te worden vermeden,
terwijl een breed en ondiep gebouw voor eene beurs ons niet
wensckelijk voorkomt.
Wijders zou het bezwaar, dat tegen de plaatsing op het door
U in beginsel aangenomen terrein reeds werd aangevoerd, dit
namentl.jk, dat het beursgebouw aldaar te veel uit het centrum
der stail wordt gebragt, nog worden vergroot en eindelijk de tuin
van de Hoogere Burgerschool door de stichting van een groot
gebouw op het daarachter gelegen terrein worden verstoken vau
de gewensihte Zuiderzon.
Een en ander bragt er ons dan ook toe om onze keuze te ves
tigen op het terrein nevens het gebouw der bedoelde Rijksschool,
op het meergemeld grondplan met de letter C aangeduid.
De Architect, uitgenoodigd om de vereischte voorstellen en
plannen in te dienen opzigtens de stichting van het verlangd
gebouw op het door ons aangewezen terrein, zoomede omtrent
de inrigting en verdeeling van dat terrein zelf, voldeed hieraan
bij schrijven van den 22 Eebruarij jongstleden no. 24/,
Na kennisneming dier stukken, hebben wij ons de vraag ge
steld of ze al dadelijk aan Uwe beoordeeling zouden worden on
derworpen, dan of het meer verkieslijk moest worden geacht om
eerst bij U eene beslissing te provoceren omtrent de juiste plaats
voor de stichting.
De slotsom onzer overwegingen is geweest, dat wij geoordeeld
hebben in den laatstbedoelden zin te moeten handelen, waartoe
ook de vrijheid ons bij de betrekkelijke opdragt is gelaten.
Vereenigde toch Uwe Raad zich onverhoopt niet met onze
zienswijze opzigtens de plaats, dan kon de kennisneming der in
gezonden plannen, die, voor een groot gedeelte, juist met het
oog op die plaats, zijn ontworpen, overbodig worden geacht
maar ook in het tegenovergestelde geval zouden thans die plan
nen niet het onderwerp eener eindbeslissing bij U kunnen uitmaken.
't Behoeft toch geen betoog, dat de voorlichting van de Kamer
«- Bijlage. No. 4.