Bijlage no. 5.
2
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1891.
gehuisvesten hoe groot dat getal naar dezelfde verhoudingen
tegenwoordig is.
Daardoor is ons gebleken dat het gymnasium van 1° Januari
1880 tot de groote vacantie bezocht werd door 55 van 1 Sep
tember tot 31 December door 83 leerlingen. Van de eerstge
noemde 55 waren 31 uit Leeuwarden, 9 uit de omstreken en
15 van elders hier gehuisvest. Van de laatstgenoemde 83 wa
ren uit Leeuwarden 39, uit de omstreken 13, van elders hier
gehuisvest 31.
Thans telt de bloeiende inrichting 147 leerlingen, van welke
48 uit Leeuwarden 18 uit de omstreken en 81 wier ouders
niet te Leeuwarden wonen en die bij ingezetenen zijn geplaatst.
Verreweg het grootste gedeelte bestaat mitsdien uit discipelen
van elders des dat tegenwoordig hier 50 meer gehuisvest zijn,
dan in 1880.
Het behoeft niet opgemerkt te worden hoe groot dus het
indirect voordeel isdat een tal van ingezetenen geniet van
die verblijdene toename.
Zal de voorgestelde verhooging van schoolgeld eventueel ook
een nadeeligen invloed kunnen hebben op het getal leerlingen
zóó dat het direct voordeel van de verhooging gebaseerd op
den actuëelen toestandallengs door eene vermindering van
hun aantal niet meer aan de gekoesterde verwachting zal be
antwoorden en dat het groot indirect voordeel voor de ingeze
tenen daardoor nog in meerdere mate zal afnemen wanneer
de prikkel ontbreektdie wegens hetbij andere inrichtingen
vergeleken lager schoolgeld de jongelingen van elders iuist
naar Leeuwarden voert
Die vragen zijn door ons uit meer dan één oogpunt ernstig
overwogen.
Natuurlijk waren zij niet met zekerheid te beantwoorden.
In aanmerking genomendat bijna overal elders een uniform
schoolgeld voor alle klassen der gymnasia geheven wordtvon
den wij geene bezwaren tegen de toepassing van dat beginsel
ook hier.
De omstandigheid, dat het schoolgeld te Sneek f80 be
draagt en dus reeds meer dan te Leeuwarden leidde er ons
vooral toe om u als ons gevoelen te kennen te geven dat
deze som maar dan ook geen hooger bedragper schooljaar
voor ons gymnasium mag worden vastgesteld.
Voorts zijn wij eenstemmig van meeningdat in beginsel
de bepaling gehandhaafd moet worden waarbij voor twee of
meer leerlingen uit hetzelfde gezin eenige reductie toegestaan
wordtin dien zin dat voortaan de eerste leerling 80 de
tweede en volgenden f 50 hebben te betalen.
Ten aanzien van art. 7 van het ontwerp herinneren wij
dat toehoorders, volgens het Raadsbesluit van 12 Juli 1886 no.
6 slechts drie vakken mogen volgen.
Een schoolgeld van f 20 voor elk vak achten wij in verhou
ding tot het schoolgeld van ƒ80 voor alle vakken voldoende.
Mocht uw college zich met deze zienswijze verecnigendan
dient het tweede lid van genoemd artikel te vervallen.
Ten slotte meen en wij nog in overweging te mogen geven
om het derde lid van art. 3 der ontwerp-verordening op de
invordering weg te laten. Het komt ons voldoende voor, dat
de inzending van eene maandhjst alleen dan gevorderd wordt,
wanneer tusschentijds eenige schoolgelden nader zijn verschul
digd geworden.
Curatoren van het gymnasium
E. G. JUNGIUS Voorz.
W. B. S. BOELESSecret.
Aan
Ueeren Burgemeester en Wethouders
van Leeuwarden.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden, 1891.
VOORSTEL van burgemeester en wet
houders tot wijziging van de
verordening, regelende den rang,
het getal, de bezoldiging en de
wijze van benoeming van de amb
tenaren en bedienden belast met
de exploitatie der gemeentelijke
gasfabriek.
Mijne Heeren
De buitengewone werkzaamhedenwelke in dezen winter
van den directeur der gasfabriek zijn gevorderdgaven ons
college aanleiding tot bespreking van de vraagof het niet
wenschelijk moet worden geacht, aan de gasfabriek een op
zichter te verbinden die onder toezicht van den directeur werk
zaam zal zijn en dezen bij ziekte of verhindering tijdelijk zal
kunnen vervangen.
Vooral bij het herstellen en vernieuwen van de buizenleiding,
zoowel in de openbare straat als bij particulieren, is voortdu
rend toezicht noodig en dit kan door den directeur niet altijd
tegelijk met zijne overige vele werkzaamheden worden uitge
oefend.
Wij hebben onze zienswijze hieromtrent aan de commissie
voor de gasfabriek medegedeeldmet verzoek om zoo zij die
zienswijze deeldeons een voorstel te doen betreffende de
wijze en de voorwaarden van aanstelling.
De commissie heeft bij missive d.d. 18 Februari j.l. no. 332
aan dat verzoek voldaan.
Bij dit schrijven deelt zij mede dat ook zij de aanstelling
van een opzichter aan de gasfabriek hoogst wenschelijk acht
voor de bevordering van een goeden gang van zaken en geeft
zij in verband daarmede eene wijziging van de betrekkelijke
verordening in overweging.
De motievenvoor dit advies aangevoerd zijn ook de onze
zoodat wij meenen te kunnen volstaan met naar de aangehaalde
missive te verwijzen.
Wij hebben alzoo de eer u voor te stellente besluiten
De verordeningregelende den ranghet getalde bezol
diging en de wijze van benoeming van de ambtenaren en be
dienden belast met de exploitatie der gemeentelijke gasfabriek
(Gemeenteblad no. 21 van 1881) te wijzigen als volgt:
Aan artikel 1 eene alinea toe te voegen
„C een opzichter."
In artikel 2 op alinea 1 te doen volgen
„De opzichter wordt door burgemeester en wethoudersde
„vaste raadscommissie voor de gemeentelijke gasfabriek ge-
„hoordbenoemd en ontslagen."
Aan artikel 3 toe te voegen
„voor den opzichter 900—f 1200."
Den aanhef van artikel 5 te doen luiden
„De directeur, de boekhouder en de opzichter" enz.
Den aanhef van artikel 0 te doen luiden
„De directeur en de boekhouder ontvangen" enz.
Aldus voorgesteld ter raadsvergadering van den 24 Februari
1891 door
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden
P. LYGKLAMA a NIJEHOLT Burgemeester.
P. A. BERGSMA Secretaris.
LEEUWARDEN, 18 Februari 1891.
No. 332.
In antwoord op uwe missive van den ó*1011 dezer maand heb
ben wij de eeruw college het navolgende te berichten.
Reeds vóór eenige maanden is de door u gestelde vraag in
onze vergadering te berde gebracht t zonder dat zij ons tot
dusverre tot het doen van voorstellen aanleiding heelt gegeven.
Wij hebben in de laatste maanden echter ervaringen opge
daan die ons overtuigd hebben dat een persoonals door u
bedoeld, aan onze fabriekbij den tegenwoordigen omvang van
productie en dientengevolge van arbeid, inderdaad onontbeer
lijk mag heeten.
Het behoeft o.i. geen betoog dat gedurende de weken van
strenge vorstdie nu achter ons liggen dag aan dag op de
meest uiteenloopende plaatsen van het fabrieksterrein zoowel
als bij particulieren tegelijkertijd aan hulp en voorziening be
hoefte was.
Dank zij de overgroote inspanning van den Directeur en de
onvolprezen toewijding van het personeel der werklieden, heeft
men in hoofdzaak aan billijke eischen kunnen blijven voldoen.
Had echter den Directeur eenige ongesteldheid overvallen, zoo
dat hij voor enkele dagen niet op zijn post had kunnen zijn
dan had de zoo hoog noodige leiding van het werk ontbroken
op een tijdstip waarop die wel allerminst gemist kan worden.
Is dus voor buitengewone toestanden iemanddie den Di
recteur desnoods eenigen tijd zou kunnen vervangen onmisbaar,
ook voor gewone dagen zal er voor zoodanigen beambte vol
doende arbeid te vinden zijn.
Het voortdurend toezicht op het aanleggen en vernieuwen
van de straatkanalisatieden aanleg van leidingen bij particu
lieren het reinigen en in orde houden van de buizenleidingen
op het terrein der fabriek en van de verschillende toestellen
aldaarzijn alle werkzaamheden die thans van den Directeur
te veel tijd vorderen naast de directie over eene zoo uitgebreide
industriëele zaak.
Tot voor 1881 was in de betreffende verordening dan ook
een ambtenaar vermeld onder den titel van „Inspecteur'"wiens
werkkring vrij wel met dien, door u in uw bovengenoemd schrij
ven en door ons thans bedoeld overeenkwam. Destijds echter
hadden productie en arbeid niet den omvang van thans, en
men heeft toen gemeend dien ambtenaar niet meer in de ver
ordening te moeten noemen. Sedert zijn tweemaal bij buiten
gewone werken tijdelijke opzichters in functie geweest, de hee
ren Knotnerus en Tromp.
Een en ander geeft ons aanleidingom u in overweging te
geven om stappen te doen teneinde den vroegeren toestand
thans weder te herstellen. Dit zou kunnen geschieden door de
verordening (Gemeenteblad no. 21 van 1881) aan te vullen
als volgt
Aan artikel 1 eene alinea toe te voegen C. een opzichter.
In art. 2 op alinea 1 te doen volgen De opzichter wordt
door burgemeester en wethouders de vaste ruadscommissie voor
de gemeentelijke gasfabriek gehoordbenoemd en ontslagen.
Aan art. 3 toe te voegen: Voor den opzichter f 900—f 1200.
Den aanhef van art. 5 te doen luiden De directeur, de boek
houder en de opzichter enz.
en dien van art. 6 De directeur en de boekhouder ontvangen enz.
Het schijnt ons wenschelijk de benoeming van den opzich
ter te doen plaats hebben door burgemeester en wethouders,
evenals dit bij de gemeentewerken geschiedt. De betrekking
komt ons voorniet van zooveel omvang te zijn dat eene be
noeming door den Raadin afwijking van hetgeen bij de ge
meente-werken en de stads-reiniging geschiedt, noodzakelijk is.
De Commissie voor de gemeentelijke gasfabriek
J. S. van HARINXMA THOE SLOOTEN, Voorzitter.
W, J. OOSTERHOFF Lid en Secretaris.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.