4
Bijlage tot liet verslag der handelingen van dei^jjgemeentcraad te Leeuwarden1891.
makkelijk voldoenzonder in eenig opzicht het provinciaal
belang te schaden.
Voor de uitvoering door de gemeente zijn nog klemmender
redenen bij te brengen. De gemeente kan zichen dit door
alle middelen, gemakkelijker verzekeren van den eigendom
van alle noodige terreinen. Het eerste kanaalpand ligt in eene
bebouwde, goed bevolkte buurt; voor de bijzondere belangen
moet dus met zorg worden gewaakt. Bovendiendeze water
weg komt dan eerst tot volle recht, wanneer in en naast dat
kanaal werken worden aangelegddie moeten worden be
schouwd te zijn met het kanaal één ondeelbaar geheel. Waar
nu uit niets blijkt, dat de gemeente, de uitvoering opnemende,
zwaardere verplichtingen heeft te dragenwaar het moet wor
den erkenddat de gemeente ook in hare ambtenaren de macht
en de middelen bezitom de goede uitvoering te verzekeren
daar vinden rapporteurs geene aanleidinghierin van het voor
stel van burgemeester en wethouders af te wijken.
De fmanciëele bezwaren die door de uitvoering van al deze
werken der gemeènte moeten worden opgelegd, waren de zwaarste
bedenkingen tegen dit voorstel.
Door een lid der 2® sectie werden zeer uitvoerige cijfers ter
tafel gebracht. Rapporteurs laten die cijfers verkort
hier volgen.
He.t k.rnaal met 2 bruggen en 1220 meter kaaimuur kost
ƒ345,000. Onder deze som is begrepen ƒ182,585 voor den aan
koop of de onteigening van al de voor dit plan benoodigde ter
reinen.
De bestrating, ter weerszijden van af den Grachtswal over
610 Meter, vordert eene uitgaaf van ƒ56,000, alzoo in rond
cijfer ƒ400,000. Aannemende eene subsidie van de provincie
groot 135,000, aan verkoop van overhoeken afbraak der hui
zen en huuropbrengst van niet gebruikte gronden 10,000, dan
blijft eene som van 255,000 ten laste der gemeente. De tijd
ruimte voor het graven van het kanaalhet bouwen der brug
gen kaaimuren en het leggen der bestrating langs het kanaal,
wordt op 2 jaren gesteld.
De te vormen bouwterreinen hebbenvolgens opgave van
den directeur der gemeentewerken, eene oppervlakte van 101,558
vierkante meter en eene waarde van 367,542.
Aangenomen dat die bouwterreinen in 30 jaren kunnen wor
den uitgegevendan vloeit uit dien hoofde gemiddeld per jaar
ƒ12000,— in de gemeentekas. Behalve de reeds genoemde
bestrating langs het kanaal, moeten voor de ontworpen nieuwe
straten nog 3000 M. bestrating, rioleering enz. worden aange
legd, waarvoor eene uitgave van ƒ150,000 gevorderd wordt.
Wanneer de bouwterreinen in 30 jaren kunnen worden te
gelde gemaakt, dan moet de termijn voor den aanleg der
straten op 15 jaren worden gesteld. De gemeente ontvangt
dus, van het 3e tot en met het 17e jaar, per jaar ƒ12000
voor terrein en betaalt per jaar 10,000 aan nestrating. De
hoofdsom vermindert dus in 15 jaren met 15 x 2000 30000.
Van het 18e tot en met het 32e jaar ontvangt de gemeente
per jaar voor de bouwterreinen ƒ12000, alzoo 15 X 12000
ƒ180,000. Bij het einde van het 32e jaar rest alzoo nog
eene schuld van ƒ45000,—
Neemt men aan, dat de leening tegen eene rente van 3i °/0
wordt gesloten dan moet in 32 jaren aan renten 210,700 of
gemiddeld per jaar ongeveer ƒ6600,— worden betaald, een
cijfer, dat voor de gemeente-financiën niet drukkend kan wor
den genoemdvooral als men bedenkt, dat de subsidie van de
waterleidingmaatschappij binnen weinige jaren zal zijn afge-
loopen, terwijl zie bijlage no. 7 tot raads handelingen 1890
reeds na dit jaar verminderen de sommen, die jaarlijks voor
rente en aflossing der nu reeds gesloten leeningen op de ge-
meentebegrooting moeten worden gebracht. Het is dan ook de
vaste overtuiging van de meerderheid van rapporteursdat
komt het kanaal op de in dit verslag bedoelde wijze tot
stand er geen sprake behoeft te zijn van het verhoogen der
gemeente-belastingen. Ware dit werkelijk het gevaldit rap
port was niet geschreven.
Mocht tijdens het sluiten der leening een 3J effect niet
naar den pari-koers kunnen worden geplaatst, dan zullen de
bovengenoemde cijfers eene kleine verhooging moeten onder
gaan terwijl nog de opmerking volgt, dat voor het onderhoud
der kunstwerken en bestratingen aanleg van verlichting enz.,
niets is berekend, omdat ook verschillende inkomsten, o.a. kaai-
gelden buiten beschouwing zijn gebleven.
Bij al deze berekeningen is aangenomen, dat de beschikbare
bouwterreinen, 101,558 meter, in 30 jaren ƒ360,000 zullen
opbrengen. Deze veronderstelling schijnt niet te gewaagd. In
de laatste jaren, o. a. bij den verkoop van den Zuidwester dwin
ger werden hoogere prijzen bedongen terwijl nog heden ten
dage bouwterreinen op de uiterste grens of buiten het grond
gebied der gemeente, minder gunstig gelegen, met de in dit
rapport uitgetrokken sommen werden betaald. De steeds toe
nemende behoefte aan flinke in gezonde buurten gelegen wo
ningen, zal deze raming niet doen falen.
Bij het voorstel van burgemeester en wethouders is de sub
sidie der provincie ƒ100,000. Rapporteurs zullen u het voor
stel doen, dat cijfer op 135,000 vast te stellen; dat cijfer is
ook aangenomen bij alle becijferingen in dit rapport. Het
steunt op de volgende gronden.
In uwe vergadering geheim dd. 27 Mei 1890, werd
met algemeene stemmen besloten omwanneer het kanaal
met bruggen en kaaimuren door de provincie zou zijn vol
tooid, daarvoor eene subsidie te verleenen van 125,000; bo
vendien betaalde de gemeente voor de overblijvende terreinen
ƒ80,000. Tengevolge van nadere berekeningen bleekdat
voor die terreinen meer moest worden betaaldburgemeester
en wethouders noemen dat cijfer ƒ121,723. Het kanaal met
bruggenkaaimuren en al de te onteigenen of aan te koopen
gronden was begroot op ƒ382,000, waarvoor de gemeente
ƒ125,000 -t- ƒ122,000 ƒ247,000, en de provincie ƒ135,000
moest bijdragen. Dat de provinciale subsidie niet minder dan
135,000 kan bedragen, volgt ook uit de volgende cijfers. Het
kanaal kostaan onteigeninggraven en 2 bruggen 204,000.
De gemeente dat werk met 135,000 subsidie uitvoerende
betaalt dan 69,000d. i. het '/s gedeelte van een werk dat
bovenal in het provinciaal belang wordt aangelegd.
De technische opmerkingen, door rapporteurs opgeteekend,
bepalen zich tot de volgende.
In alle sectiën werd eenparig de wenschelijkheid uitgespro
ken dat de op een der plannen voorgestelde versmalling
van het kanaal bij het aanvangspunt aan de Grachtwal niet
mag worden toegelaten.
De mogelijkheid, om het Vliet of de Potmarge afdoende te
verbeteren, bestaat niet.
Tegen de richting bestaat in hoofdzaak geen bezwaar. De
inmonding bij de Tijnje zooals het door den hoofdingenieur van
den provincialen waterstaat opgemaakte schetsplan aanwijst
dus meer nabij de spoorbrug verdient den voorkeur.
Aan de constructie en de ligging der bruggen vooral van
die, welke de door te snijden Grachtswal samenknooptmoet
de grootste zorg worden besteed, opdat de belemmering èn
voor de landbewoners èn voor de scheepvaart zoo weinig moge
lijk zij. Eene verlaging van den voor die bruggen vastgestelden
prijs a 42,000.— met ƒ10,000.—, zooals door burgemeester
en wethouders wordt gedaan is onmogelijk.
Deze en andere onderdeelenb.v. de aankoop of onteigening
van de perceelen noodig voor grondberging, de indeeling der
nieuw aan te leggen buurten enz., kunnen door den raad later
worden beoordeeld, wanneer, ook door het opmaken van detail
plannen die onderdeelen beter kunnen worden beoordeeld.
Eene overeenkomst, dat het kanaalmet uitzondering van de
bruggen en kaaimurenna de voltooiïng in onderhoud en
beheer bij de provincie worde overgebracht schijnt gewenscht.
Rapporteurs doen daartoe het voorstel.
Op grond van al deze beschouwingen hebben rapporteurs
de eer den raad voor te stellen
[met algemeene stemmen.]
I. Niet aan te nemen het voorstel van burgemeester en
wethouders d.d. 7 April 1891.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1891.
[Met meerderheid van stemmen.]
II. Voor rekening van de gemeente te doen uitvoeren de
ontworpen verbinding van de Zuiderstadsgracht met de Tijnje
en alle daarmede onmiddellijk verband houdende werken.
III. Tot de uilvoering van de bij sub II bedoelde werken
alleen dan over te gaan, wanneer de provincie Friesland bereid
zal worden gevonden
a. Aan de gemeente eene subsidie te verleenen van 135.000.
b. Voor hare rekening uit te voeren het verbeteren van het
vaarwater van de Tijnje tot Garijp op de afmetingen noodig
om het als grootscheepsvaarwater dienst te laten doen.
c. Het sub. II bedoelde kanaal met uitzondering van de
bruggen en kaaimurente nemen in onderhoud en beheer.
IV. Burgemeester en wethouders uit te noodigen met Gede
puteerde Staten onderhandelingen aan te knoopen die kunnen
leiden tot het sluiten eener overeenkomst bedoeld bij a, b en
c van sub III.
Aldus gerapporteerd den 19 Mei 1891.
F. PLANTENGA.
Rapporteur le sectie.
J. F. H. BEKHUIS.
Rapporteur 2e sectie en
algemeen rapporteur.
J. C. MEIJER.
Rapporteur 3e sectie.
Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden