4 Bylage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1891. het onderzoek der begrooting van 1891 door rapporteurs het voorstel was gedaan, dat door burgemeester en wethouders een onderzoek zou worden ingesteld in hoeverre sommige der be doelde panden van de hand gedaan, of, als de gezondheidsbe langen spraken, opgeruimd zouden kunnen worden, en dat bur gemeester en wethouders in hunne memorie van beantwoording hadden verklaard dat een rapport te dezer zake te zijner tijd van hen kon worden tegemoet gezien. Sedert is een jaar ver strekenzonder dat aan deze toezegging is voldaan. Rappor teurs vinden hierin grond burgemeester en wethouders uit te noodigenhet bewuste rapport alsnog met eenigen spoed aan den raad ia te dienen. In de le en in de 2e sectie werd de post Onderhoud van de gebouwen in den Stads- of Prinsentuin enz. ad 3,830. besprokennaar aanleiding van de onder dit bedrag begrepen som van 2,900 voor vernieuwing van het zomerhuis. Deze post lokte vele bezwaren uit. Volgens de den leden vertoonde teekening zou de verbouwing wel tot verfraaiing van den tuin strekken maar dit alléén was, met het oog op den stand der begrooting ,4 geen genoegzame redenhaar uit te voeren. Minder eenstemmig was men in de 1 e sectie ten aanzien van de vraag, op welke wijze in het herstellen van den voorbouw van het zomerhuis zou moeten worden voorzien. Een der leden wilde voorloopig slechts de bestaande bekapping, zoo min kost baar mogelijk, laten herstelleneen ander lid wenschte die be kapping onder den bestaanden vorm in staat van goed on derhoud te zien gebracht. Andere leden zouden aan eene meer af doende verbouwing, in den stijl van de omgeving, de voorkeur gevenechter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de meer kostbare en minder noodzakelijke bovenbouw met overdekt bal- con uit het plan zou worden weggenomen. Daar men voor de kosten-berekening van het een, zoowel als van het ander voor het oogenblik geen opgaven had werd besloten den post voor „Memorie" uit te trekken. Rapporteurs verklaren zich hiermede te kunnen vereenigen in zoover n.l.dat litt. b van art. 1 hoofdstuk V met 2,900 worde verminderd. Op grond van de in de 2e sectie geuite meeningdat ook de aanschaffing van eenige. nieuwe mu- zieklessenaarswaarvoor 100.— is uitgetrokkennog wel eenig uitstel zou kunnen gedoogen stellen rapporteurs voor den post ook nog met dit bedrag te verminderen. Eindelijk kwam in de le sectie hierbij nog ter sprake de steeds in minder goeden toestand verkeerende waterlossing in den tuin, loopende van het zomerhuis over de wandelplaats langs het zoogenaamde bolwerk naar de stadsgracht. De sectie meende de verbetering van dezen toestand aan burgemeester en wethouders te moeten aanbevelen. Volgno. 153. De onder dit volgno. voorkomende toelage aan de vereeniging ter bevordering van volksgezondheid gaf aan een van de leden der 3e sectie aanleiding tot het bespreken van een anderde volksgezondheid rakend puntde wenschelijk- heid namelijk van het aanschaffen van een ontsmettingsoven. Zonder deze wenschelijkheid in het algemeen te willen ontken nen, werd er echter op gewezen dat de kosten van zoodanigen oven pl.m. 4,000 bedragen en voor onderhoud en bediening jaarlijks pl.m. ƒ500 zou worden gevorderd. Daarbij moest niet worden over het hoofd gezien, dat de re geering zich tot dusver ongenegen had verklaard voor het een en ander eene rijksbijdrage aan de gemeenten in uitzicht te stellen. Al de genoemde kosten zouden dus ten laste der gemeente komenterwijl tegenwoordig bij het voorkomen van besmettelijke ziekten al de kosten van onteigening en ver nietiging van de besmette goederen, ingevolge art. 5 der wet van 4 December 1872 (Staatsblad no. 134), komen ten laste van 's rijks kas. Een voorstel tot de bedoelde aanschaffing werd niet gedaan. Rapporteurs meenen zich daarom tot de bovenstaande mede- deeling te kunnen bepalen. Volgno. 179. In al de sectiën werd er op gewezen, dat de post van jaarwedden van docenten aan de middelbare school voor meisjes met ƒ400 moet worden verhoogd als gevolg van het m de raadsvergadering van 22 September j.l. genomen besluit tot aanstelling van een leeraar en eene leerares ieder op eene jaarwedde van 1,000, in plaats van de'eervol ontsla gen leerares wier jaarwedde niet meer dan 1,600 bedroeg. Rapporteurs doen daartoe het voorstel. Volgno. 180. In de le sectie werd de vraag gedaan, of de tijd niet eindelijk was gekomen om over te gaan tot de ophef fing of reorganisatie van de burgerdagschoolde eenige nog bestaande inrichting van dezen aard in Nederland. De sectie sprak den wensch uit, dat eerlang eenig voorstel in dezen geest den raad zou mogen worden aangeboden. Rapporteurs meenen niet verder te kunnen gaan dan dezen wensch in het verslag op te nemen. De rapporteur der 2e sectie achtte het onnoo- dig, zijne zienswijze over de zaak zelve hier uiteen te zetten ze was den raadsleden toch genoeg bekend uit het weinige jaren geleden door hem ingedienddoch door den raad niet aange nomen voorstel tot opheffing der burgerdagschool en hare ver vanging door eene burgerschool met driejarigen cursus. Toch was ook hijmet zijne mede-rapporteursvan meening, dat het bezwaarlijk kon opgaanincidenteel, bij de behandeling der begrooting, over deze zaak op eenigszins afdoende wijze eenig besluit te nemen. Volgno. 182. In de 3e sectie werd de vraag gedaan, of ook eerlang van burgemeester en wethouders een voorstel kon wor den tegemoet gezien tot nadere regeling van de jaarwedden der onderwijzers ook in dien zin, dat daarbij eene billijke op klimming in bezoldiging zou worden aangenomen evenals dit in bijna alle takken van gemeentelijken dienst plaats vindt Volgno192. Voor kosten van het plaatselijk toezicht op het lager onderwijs is uitgetrokken 760. De commissie ontvangt echteringevolge de verordening op hare samenstelling jaar lijks slechts 700. De overige f 60 dient tot bestrijding dei- kosten van verlichting en verwarming van haar vergaderlokaal. Men meende daarom in de le sectie, dat de post dienovereen komstig behoorde te worden omschreven, gelijk ook is geschied met no. 181betreffende de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs. Rapporteurs kunnen zich hiermede vereenigen en stellen mitsdien voor, de omschrijving in den aangegeven zin te wijzi gen. Volgno. 197. Staande de vergaderingen van de le en de 3e sectie (de 2e bleef er buiten) werd ter tafel gebracht een aan burgemeester en wethouders gericht schrijven van den direc teur der gemeentewerkenbetreffende de wenschelijkheid van het aanbrengen eener houten bedekking tegen het ijzeren hek om liet erf van de gemeenteschool no. 11 (bij den eersten verschwatervijver)ten einde te beletten, dat men tusschen de spijlen van dat hek kan waarnemen wat op de speelplaats der aangelegen bewaarschool geschiedt. Burgemeester en wethou ders die wenschelijkheid erkennendestellen voortot dat einde eene som van ƒ150.uit te trekken. In de le sectie was men het er over eens, dat eene uitgaaf van ƒ150.—, waar het eene verbetering van bestaande toestan den geldtgeen genoegzaam gewicht in de schaal kon leggen, om den post te verwerpen. Men achtte echter eensdeels de beplanking niet noodzakelijkanderdeels den misstanddie daardoor aan den veel bezochten wandelweg te dezer plaatse zou worden veroorzaakt zóó groot, dat het kleine ongerijf, door de hoofdonderwijzeres der bewaarschool voorop gezetdaarte gen niet kon opwegen. Tot een bepaald voorstel kwam men echter nietdoch aan den rapporteur werd opgedragen, de zaak met zijne mede-rapporteurs te bespreken. Door de 3e sectie werd geen bepaald bezwaar gemaakt, de gevraagde som toe te staan. Op de in de le sectie aangevoerde gronden zijn rapporteurs eenparig tegen dezen nieuwen post. Volgno. 223. Een lid van de le sectie kon zich niet veree Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad te Leeuwarden1891. nigen met de verhooging van den post voor openbare verma kelijkheden van ƒ1,400 tot ƒ1,900. Dat lid vreesde, dat de ver hooging van f 500, aangebracht met het oog op de feestvierin gen ter gelegenheid van den verjaardag van H. M. de Koningin, een vroeger niet bekenden vasten post ten laste der gemeente zou brengen. Zijns inziens behoorde de aandrang tot en het bestrijden der kosten van zoodanige feestviering van het publiek uit te gaan. Een voorstel tot vermindering van het begroo- tingscijfer werd echter niet gedaan. Volgno. 225. In de 3e sectie werd de wenschelijkheid be sproken om het subsidie ten behoeve van het stedelijk mu ziekkorps evenals in de laatste jaren uitgetrokken tot 4,000 op „gevoelige" wijze te verhoogen op grond dat goede par tijen, met name die van fluit en hoboë, ontbraken en andere hoofdpartijen slechts middelmatig bezet waren. Er werd tevens op gewezen, dat vele diensten van het korps worden gevorderd, vele uren aan studie en repetitie moeten worden besteed. Een besluit werd door de sectie niet genomen. Kwam het tot een voorstel, rapporteurs zouden de aanneming er van moeten ontraden. Twee jaren geleden werd ƒ830 toe gestaan voor het aanschaffen van nieuwe instrumenten van „ge lijke stemming", daar de „uiteenloopende stemming', van de ver schillende instrumenten, bij het korps in gebruik de hoofdoor zaak heette te zijn van de soms minder volkomen harmonie bij de uitvoeringen. Daarmede zou dan veel zijn gewonnen. Thans, na slechts twee jaren, wordt alweder verhooging gevraagd, en wel eene „gevoelige", die bovendien van blijvenden aard zou zijn. Rapporteurs hebben bepaald bezwaar, voor deze zaak meer gel den toe te staantenzij althans éénige zekerheid kon worden gegeven, dat dan inderdaad de gewenschte verbetering zou wor den verkregen. In elk geval echter laat, volgens rapporteurs, de stand der begrooting ook hier niet toe, tot verhooging van het subsidie te besluiten.. INKOMSTEN. Volgno. 4. In de le sectie werd door een der leden de vraag gesteld, of het niet raadzaam zou zijn, de middelen te ver sterken door verhooging van de opcenten op de personeele be- belasting Het denkbeeld vond echter geen instemming. Volgno. 14. In de 3e sectie werd gewezen op de geringe som, die het weegloon aan de veemarkt opbrengt. Verreweg het grootste gedeelte van de ter markt aangevoerd wordende varkens wordt, zooals door een der leden werd beweerd, buiten de veemarkt gewogen. Kanzoo werd gevraagdde reden hiervan ook zijn gelegen in eene minder vlugge bediening Rapporteurs achten de zaak van genoegzaam gewicht om bur gemeester en wethouders uit te noodigen, te willen onderzoeken, of hier inderdaad de bedoelde reden bestaat en, zoo ja, maatrege len te nemen in het belang eener meer vlugge bediening ter veemarkt en alzoo het weegloon niet langer voor een belang rijk deel voor de gemeente te doen verloren gaan. Volgno. 18. Gelijk reeds in den aanhef van dit verslag bij de mededeelmg van de algemeene beschouwingen is vermeld gaf de verhooging van het schoolgeld op de lagere scholen in de 2e sectie aanleiding tot bespreking. Het gevolg was, dat op den aangevoerden grond met 6 tegen 1 stem, werd besloten, de voorgedragen verhooging niet in te willigen. In de le sectie waren alle leden er in beginsel mede tegen, doch op één naverklaarden zij te zullen vóór stemmen, ten einde de begrooting sluitende te maken. Dit laatste punt kon bij de rapporteurs niet wegen. Boven dien zou bij aanneming der voorstellen tot verlaging van som mige posten het tekort van ƒ4,400 het bedrag der te ver vallen verhooging, meer dan noodig was worden gedekt. Daarom te meer stellen rapporteurs eenparig voor, den ge noemden post met 4,400 te verminderen Moet nietmeent een der rapporteurs te moeten vragen huur van de herberg „de Klanderij", hier met „Nihil" uitge trokken, wegens de eerste vier maanden van 1892 worden ont vangen Zoo ja dan zou, in plaats van „Nihil", een cijfer moe ten worden ingevuld. Bij aanneming van de voorstellen van rapporteurs zullen de uitgaven de volgende verminderingen ondergaan Volgno. 76200. 99 - 650.- 142 - 2,650.- 145 -3,000.— Te zamen ƒ6,500.— Daarentegen zullen worden vermeerderd Volgno. 67 met 100. 100 -1,000.- 169 - 400.- 1,500.— Blijft vermindering 5,000. De inkomsten zullen bij aanneming van het voorstel betreffende volgno. 18 worden ver minderd metƒ4,400.— Blijft zuiver vermindering 600.— Algemeen zijn rapporteurs van oordeel, dat dit overschietend bedrag zal dienen te worden bestemd tot versterking van hoofd stuk „Onvoorziene uitgaven". Het lage bedrag van dit hoofd stuk slechts ƒ3,395.—, wettigt, huns inziens, alleszins deze versterking. Leeuwarden, 13 October 1891. M1NNEMA BUMA Rapporteur van de le sectie. A. DUPARG Rapporteur van de 2e sectie en algemeen rapporteur. THEUNISSE Rapporteur van de 3e sectie. Boekdrukkerij van A. Jongbloed te Leeuwarden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1891 | | pagina 99