jwERP B. VERORDENING tot heffing van
8
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1939. Bijlage
van iedere maand aan den Controleur der gemeente
belastingen ingediend.
3. Hebben in den loop eener maand geen verande
ringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen
door een negatief bericht.
Art. 18.
De Controleur der gemeentebelastingen maakt uit de
volgens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig
mogelijk lijsten van aanslagen op en zendt die, na vast
stelling, aan den Gemeente-ontvanger ter invordering
van de daarin uitgetrokken bedragen.
Art. 19.
Na ontvangst van een lijst van aanslagen zendt de
Gemeente-ontvanger binnen 14 dagen een gedagteekend
aanslagbiljet, waarvan het model door den Controleur
der gemeentebelastingen wordt vastgesteld, aan de
daarop voorkomende schoolgeldplichtigen.
Art. 20.
1. De schoolgelden zijn invorderbaar in zooveel
termijnen als er na de maand, waarin een lijst aan den
Gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maanden van
het leerjaar overblijven.
2. De eerste termijn vervalt den laatsten dag van
de maand, volgende op die, waarin de toezending heeft
plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van
iedere opvolgende maand één termijn.
3. De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die
in de laatste maand van het leerjaar of later aan den
Gemeente-ontvanger worden toegezonden, zijn één
maand daarna ineens invorderbaar.
Art. 21.
1. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van ver
vallen termijnen geschiedt de invordering der school
gelden overeenkomstig de voorschriften van de arti
kelen 291 tot en met 294 der Gemeentewet.
2. In dat geval zijn Burgemeester en Wethouders,
de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs
of, wat het gymnasium betreft, het college van cura
toren gehoord, tevens bevoegd de toelating op de school
van den leerling, die het betreft, in te trekken.
Art. 22.
1. Deze verordening wordt geacht in werking te
zijn getreden op 1 September 1939.
2. Alsdan vervalt de verordening tot heffing van
schoolgeld voor het onderwijs aan de middelbare school
en hoogere burgerschool voor meisjes, de gemeentelijke
hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus A en het
gymnasium (gemeenteblad 1939 no. 7), behalve voor
zooveel betreft de aan het leerjaar 1939/1940 vooraf
gaande leerjaren.
9
ge tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1939. Bijlage no. 110.
schoolgeld voor het lager
onderwijs.
Artikel 1.
Ter tegemoetkoming in de voor rekening der
gemeente blijvende kosten van het openbaar en
bijzonder gewoon-, buitengewoon- en uitgebreid lager
onderwijs, wordt ten behoeve van de gemeente school
geld geheven.
Art. 2.
1. Het schoolgeld is verschuldigd:
ei. voor een leerling, staande onder ouderlijke
macht, dan wel onder voogdij van zijn vader of zijn
moeder, door dengene, die de ouderlijke macht of de
voogdij uitoefent;
b. voor een leerling, niet staande onder ouderlijke
macht, noch onder voogdij van zijn vader of zijn
moeder, door dengene die krachtens de wet met het
onderhoud van den leerling is belast en bij ontsten
tenis van dezen door den leerling zelf.
2. Pleegouderlijke zorg vervult te dezen opzichte
de plaats van de ouderlijke macht of de voogdij van
den vader of van de moeder. Onder pleegouderlijke
zorg wordt verstaan de zorg voor onderhoud en op
voeding van het kind van anderen als ware het een
eigen kind.
Art. 3.
Voor de toepassing van deze verordening wordt
onder gemengde hoofdsom verstaan de maatstaf,
omschreven in artikel 63, lid 4, letter b, der Lager-
onderwijswet 3920, zooals dit luidt ingevolge para
graaf 8 der wet van 22 Februari 3936 (Staatsblad
no. 100) tot verlaging van de openbare uitgaven voor
het onderwijs.
Art. 4.
1. Van hen, die in Nederland woonden bij het be
gin van het belastingjaar, dat aan het leerjaar
onmiddellijk voorafging en van hen, die zich in den
loop van de maanden Mei tot en met Maart van dat
belastingjaar in Nederland hebben gevestigd, wordt
het schoolgeld geheven naar de gemengde hoofdsom
over dat belastingjaar.
2. Van personen, die zich na de maand Maart, in
het eerste lid bedoeld, in Nederland hebben gevestigd,
wordt het schoolgeld geheven naar de gemengde
hoofdsom over het belastingjaar, waarin het tijdstip
van vestiging in Nederland valt. Bij vestiging in
Nederland in de maand April wordt het volgende
belastingjaar genomen.
3. Van niet onder de vorige leden vallende
personen, die in Nederlandsch-Indië, Suriname of
Curacao woonden in het tijdvak van een jaar, onmid
dellijk voorafgaande aan het tijdvak, waarover het
schoolgeld wordt geheven, wordt het schoolgeld
geheven naar de gemengde hoofdsom, welke ver
moedelijk in aanmerking zou zijn genomen, indien de
gemeenteiondsbelasting en de vermogensbelasting ook
aldaar werd geheven, met dien verstande, dat uit
sluitend wordt gelet op het inkomen en eventueel het
vermogen, naar de daar geldende regelen vastgesteld
voor het laatstelijk aangevangen belastingjaar of
herrekeningstijdvak en dat ook overigens de gemeng
de hoofdsom wordt bepaald met inachtneming van
den toestand bij den aanvang van het laatstelijk aan
gevangen hefiingstijdvak.
4. Van de overige personen wordt een schoolgeld
geheven, berekend naar het bedrag, dat voor de rijks-
inkomstenbelasting verschuldigd is van het inkomen
van den belastingplichtige, indien hij zijn woonplaats
in de gemeente Leeuwarden had, en welk bedrag voor