VII. 74—75.
INKOMSTEN.
74 Renten van kapitalen 6.322,15
a. inschrijving op de Grootboeken der Nationale Schuld6.288,17
b. wegens op een andere wijze belegde gelden - 33,98
c. wegens tijdelijk belegd kasgeld
Samen6.322,15
Gespecificeerd als volgt:
a. De inschrijvingen op de Grootboeken zijn als volgt:
122.200,van verschillenden oorsprong van 18151852.
11.100,uit den verkoop van diverse eigendommen.
133.300,— a 2V8 3.332,50
1.250,uit opkomsten wegens afkoop van grondpachten.
- 14.500,uit de opbrengst wegens afkoop van grafgelden en het
onderhoud van grafzerken.
78.800,uit de opbrengst wegens van particulieren overgenomen
straten.
8.250,uit de opbrengst van pensioensbijdragen van ambtenaren c.a.
102.800,- a 3 - 3.084,-
Totale rente6.416,50
waaraf 2 couponbelasting- 128,33
Blijft6.288,17
De rente van een inschrijving op de Grootboeken uit een aan de gemeente besproken
legaat ad 5000,is overgebracht naar hoofdstuk IX, 1 en wordt verantwoord
onder volgno. 140.
b. Aan rente van onder hypothecair verband verstrekte gelden krachtens raadsbesluit
van 23 Januari 1917, (gemeenteblad no. 12 van 1917), kan worden gevorderd naar
41/2 van 755,een bedrag van 33,98.
75 Restitutie van betaalde belastingen, maalgelden en straatbelasting 24.615,28
Zie volgno. 339 der uitgaven.
Volgens de bij dien post gegeven specificatie kan worden terugontvangen wegens
grondbelasting17.631,10 671,20 16.959,90
straatbelasting 7.949,87 292,49 - 7.655,38
Totaal24.615,28
18
VIII, 2. 76—82.
INKOMSTEN.
HOOFDSTUK VIII.
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen.
2. Openbaar gewoon lager onderwijs.
76 Schoolgelden20.000,-
De heffing geschiedt krachtens raadsbesluit d.d. 16 November 1938, waarop Koninklijke
goedkeuring is gevraagd, ter vervanging van het raadsbesluit d.d. 17 Maart 1937, goed
gekeurd bij Koninklijk besluit van 13 April 1937, no. 42.
Schoolgeld openbaar lager onderwijs:
opbrengst 1937 20.359,82
raming 1938- 20.000,
kohieren 1937/38- 19.867,82
raming 1939- 20.000,
77 Vergoeding van het Rijk241.733,
a. krachtens art. 56 der Lager-onderwijswet 1920 241.733,
b. krachtens art. 196, zevende lid, der Lager-onderwijswet 1920 nihil
c. krachtens art. 201, derde lid, der Lager-onderwijswet 1920 nihil
Samen241.733,—
De vergoeding van het Rijk van de jaarwedden van het onderwijzend personeel wordt
in den loop van het dienstjaar bij voorschot uitgekeerd Dit voorschot wordt bepaald
naar het bedrag der jaarwedden van de op 1 Januari in dienst zijnde vaste leerkrachten,
terwijl de verrekening van de vergoeding betreffende mutaties in het vaste personeel en
de tijdelijke onderwijzers steeds plaats vindt bij de definitieve afrekening der vergoeding
over eenig dienstjaar. Deze afrekening vindt als regel plaats na 30 Juni, zoodat de eventueel
over een bepaald jaar te weinig genoten vergoeding niet meer aan het desbetreffende
dienstjaar ten goede kan komen. In verband met deze omstandigheid wordt het wenschelijk
geacht voortaan volgnummer 80, waarop de over een vorig jaar te weinig genoten ver
goeding wordt geboekt, niet meer voor memorie uit te trekken, doch in een cijferpost om
te zetten. Zie de toelichting bij dezen post.
78 Bijdragen van andere gemeenten inzake het openbaar gewoon lager onderwijsf 225,-
Ingevolge een gemeenschappelijke regeling, welke met naburige gemeenten is getroffen,
kunnen bijdragen als hier bedoeld worden ontvangen. In verband met de over 1937 ge
declareerde bedragen wordt op dezen post 225,geraamd.
80 Ontvangst wegens over een vorigen dienst te weinig genoten vergoeding van het Rijk krach
tens artikel 56 der Lager-onderwijswet 1920- 4.560,
De te weinig genoten vergoeding over een vorigen dienst betreft als regel de mutaties
m het vaste onderwijzend personeel en de tijdelijke leerkrachten. Verwacht wordt, dat
in 1939 de afrekening over 1938 zal plaats vinden. Het is evenwel nog niet te bepalen hoe
groot het bedrag der afrekening zal zijn, waarom voorloopig een ontvangst wordt ge
raamd ongeveer gelijk aan die over het laatst afgesloten dienstjaar, i.e. 1937, toen pl.m.
f4.560,werd ontvangen.
Zie ook de toelichting bij volgno. 77.
81 Restitutie door het Rijk wegens over een vorigen dienst te veel ingehouden of in rekening
gebrachte pensioensbijdragen der onderwijzersmemorie
Niet bekend is of restitutie zal plaats hebben.
82 Opbrengst van verkochte werkstukken, gemaakt bij het handwerk-onderwijs 200,
Voor 1939 geraamd op 200,
19