2. Bijlage tot het verslag der handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 19I+.1» BIJLAGE NO. 21, niet deelen, Art.13 toch geeft voorschriften krachtens art,2, eerste lid, der Woningwet omtrent de bepaling van de z.g, algemeene rooilijn, en eerst wanneer de vraag aan de orde komt hoe er ten opzichte van die rooilijn wordt gebouwd, is het noodzakelijk te wijzen op de bepaling van artikel 8, het geen dan ook in art,lip is geschied. Deze redactie laat, .naar het ons voorkomt, aan duidelijkheid niets te wenschen over. Vervolgens stellen de indieners dezer amendementen een wij ziging voorvftn artikel 23, lid 1, in dien zin, dat de termijn, waarbinnen Burgemeester en Wethouders op een aanvrage om bouw vergunning moeten beslissen en die in het ontwerp is gesteld - op zes maanden wordt verkort tot 30 dagen, zulks met de moge lijkheid van een verlenging, tweemaal,met 30 dagen, In hun toelichting wijzen zij er op, dat in het belang van een vlotten voortgang van de werken, vooral ook in verband met de meestal zeer fluctueerende prijzen, vergunningsaanvragen zoo spoedig, als mogelijk is, moeten worden afgedaan. Hiertegenover zij opgemerkt, dat de bouwaanvragen reeds nu zoo spoedig mogelijk plegen te worden behandeld. Sinds jaren vindt hierbij een vereenvoudigde werkwijze plaats, die het ad ministratieve oponthoud tot het minimum beperkt. De termijn van zes maanden, die vastgesteld is op grond van art.6, lid lp, den Woningwet en die ook in de bestaande verordening voorkomt (art. 67, lid 1), heeft in de praktijk nimmer tot klaohten aanleiding gegeven, evenmin als hij er toe geleid heeft, dat de beslissin gen op bouwaanvragen langer zijn uitgebleven dan noodzakelijk was. Uit dezen hoofde bestaat aan verkorting van den termijn geen behoefte. Maar bovandien is de voorgestelde verandering juist in de tegenwoordige tijdsomstandigheden zeer ongewenscht, omdat ieder bouwplan van eenigen omvang, behalve door de gemeen telijke instanties, ook moet worden beoordeeld door het Depar tement van BinneÊLandsche Zaken, den Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw en het "Luftgaukommando Holland" te Amsterdam.' Het behoe'ft geen betoog, dat in vele gevallen een termijn van 50 dagen dientengevolge ontoereikend zou zijn en dat dus de gemeen telijke administratie belast zou worden met het telkens maken van verdagingsbësluiten ("met redenen omkleed"), zonder dat de afdoening zelve bespoedigd zou worden. Wij ontraden dit amende ment dan ook met klem. Voerts bevatten de voorstellen van de heeren Meek en Geerts een wijziging van artikel 62, lid 2, waardoor ook closetspoelin- richtingen zonder reservoir worden toegelaten. Thans bepaalt ge noemd artikel, dat deze laatste zijn verboden. Na hieromtrent het gevoelen te hebben ingewonnen van de Direc tie der Intercommunale Waterleiding Gebied Leeuwarden, hebben wij tegen verandering van deze bepaling in den geest der voor stellers geen bezwaar. Het artikel is derhalve dienovereenkomstig gewijzigd. De vraag of het gewenscht Is om, zooals de indieners van deze amendementen voorstellen, aan de bouwverordening voor Leeuwarden een speciale afdeeling voor gebouwen van bijzonderen aard tóe te voegen, waarin de bouw van veestallingen tot in details wordt ge regeld, hangt af van de omstandigheid, of de bouw van dergelijke gebouwen al dan niet een belangrijke plaats inneemt in de plaatse lijke bouwnijverheid. Voor de plattelandsgemeenten zal de bouw. van veestallingen inderdaad een belangrijk onderdeel van de plaat selijke bouwnijverheid uitmaken en terecht hebben de Bond van Hoofden van Gemeentewerken en de afdeeling Friesland der Vereani- ging van Nederlandsche Gemeenten, bij de samenstelling van een ontwerp-bouwverordening deze materie tot in onderdeelen geregeld. In Leeuwarden zal echter de bouw van boerderijen en vee stallingen zeer sporadisch voorkomen en daarom is een uitgebreide regeling van eischen voor deze gebouwen onnoodig. "Vooc" 3- Bijlage tot het verslag der handelingen van den Gemeenteraad van Leeuwarden, 19 lA* BIJLAGE NO. 21. Voor de gevallen, dat veestallingen en boerderijen worden gebouwd, is een algemeene bepaling, dat speciale eischen ten aanzien van dergelijke gebouwen kunnen worden gesteld, vol doende te achten. Door aanvulling van art.l|3 sub b met de woorden "boerde rijen en veestallingen" achter het woord "pakhuizen", kunnen Burgemeester en Wethouders die eischen stellen, welke zij In het belang der brandveiligheid wenschelijk achten. Ons voor stel wordt derhalve in dien zin aangevuld. Ten aanzien van de hygiëne in dergelijke gebouwen mogen wij verwijzen naar art.57, achtste lid, en art.67, derde lid; door de hieronder voorgestelde verandering van de redactie dezer bepalingen bieden zij do mogelijkheid, dat Burgemees ter en Wethouders nadere eischen aangaande de hygiëne ook in boerderijen en veestallingen stellen. Voor de bestaande boerderijen en veestallingen geldt volgens art.86 ook het in de artto ip3, 57 en 67 bepaalde, zoodat ook hier nader.e eischen kunnen worden gesteld. Met het denkbeeld om artikel 80 aan te vullon met .de ver plichting tot kennisgeving aan het Woningtoezicht van don aanvang van heiwerken kunnen wij ons vereenigen. Hier.ondor wijzigen wij derhalve ons voorstel in dien goost. Dat artikel 100, wat zijn inhoud betreft, "in strijd met den inhoud van de Woningwet is", kunnen wij niet toegovon. In het schrijven van de indieners der hier besproken amende menten wordt deze meening niet toegelicht,' doch wellicht vindt zij haar oorsprong in het Koninklijk besluit van 22+ November I925 Stbl. no.l4.53) Daarbij werd ongegrond verklaard een boroep van den Raad van Sittard tegon een besluit van Ge deputeerde Staten, die niet goedgekeurd hadden een aanvulling van de bouwverordening dier gomeento met een onboperkte be voegdheid voor Burgemeester en Wethouders om ontheff^Jjg toe të staan van het verbod om een woning door meer dan een gezin te doen bewonen. De Kroon overwoog toen, dat zulk een onbeperkte bevoegd heid, om in voorkomende gevallen de normale bewonings-» «lachen ter.zijde te stellen, leiden kon tot bewoningsver- houdingen, die in moreel en hygiënisch opzicht niet toelaat baar zijn en dat de bepaling dus gevaar opleverde voor de volkshuisvesting. Zullen de omstandigheden, waaronder bedoeld raadsbesluit van Sittard werd genomen, waarschijnlijk mede een factor heb ben gevormd bij de totstandkoming van genoemd Koninklijk be sluit, bovendien gaat de bepaling van de ontworpen Leeuwarder bouwverordening niet mank aan het euvel, dat de Kroon in die van Sittard zag, n.l. de onbeperkte ontheffingsbevoegdheid, die Burgemeester en Wethouders alleen bond aan den eisch,#9a^ de woningen naar hun oordeel voor bewoning door meer dan een gezin geschikt moesten zijn. Ons artikel 100, lid 2, toch be perkt de bevoegdheid van het College, om ontheffing te verlee- nen, aan verscheidene criteria, n.l. de grootte en de aard van de woning, en van de bij de samenwoning betrokken gezinnen, de duur der samenwoning en, ten slotte, de belangen van de volks huisvesting. Het komt ons voor, dat een met deze waarborgen omgeven ont heffingsbevoegdheid bij hoogere instantie geen bezwaren zal doen rijzen. In strijd met de Woningwet is zij noch naar de letter, noch naar den geest. De model-verordeningen o.a. voor Noordbrabant en voor Friesland bevatten dan ook nagenoeg ge lijkluidende bepalingen. Naar aanleiding van de opmerking aan het slot van het schrij ven der heeren Meek en Geerts zij medegedeeld, dat enkele druk fouten, nog in het ontwerp voorkomende, hieronder zijn hersteld en dat do nieuwe bouwverordening, welke onzes inziens reeds 0- verzichtclijk is ingedeeld, van een uitgebreide inhoudsopgave zal worden voorzien.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1941 | | pagina 226